Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding ET5 Touring

Disclaimer voor ET5 Touring

Hartelijk dank dat gekozen hebt voor de NIO ET5 Touring. De ET5 Touring is een slimme, elektrische auto. Tijdens uw groene trip met de ET5 Touring, geniet u van een soepele en harmonieuze gebruikerservaring.

Lees voordat u met de ET5 Touring gaat rijden de gebruikershandleiding om vertrouwd te raken met de functies en alle noodzakelijke gebruiksinformatie.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming kopieën maken of wijzigingen aanbrengen in de inhoud (geheel of gedeeltelijk) van deze handleiding.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming onderdelen van het voertuig ombouwen, afstellen of demonteren, dit om functionele storingen of persoonlijk letsel te voorkomen.

  • De gebruikte labels, tekens en afbeeldingen en ook de inhoud zelf van deze handleiding zijn slechts bedoeld ter illustratie.

De werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto kunnen afwijken van de beschrijvingen en afbeeldingen in deze handleiding. Ze kunnen worden geüpgraded als er een nieuwe softwareversie in uw auto wordt geïnstalleerd. Zie de werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto. Voor alle duidelijkheid: NIO behoudt zich het recht voor om te beslissen of en wanneer er een upgrade van de uitrusting, configuratie, functies en bijbehorende software voor de auto wordt geleverd, waarbij rekening wordt gehouden met veiligheidsaspecten, naleving van wet- en regelgeving en eventuele andere overwegingen.

Informatieaanwijzingen

Om de inhoud van deze handleiding volledig te begrijpen, dient u de "waarschuwingen", "voorzorgsmaatregelen" en "instructies" in de handleiding te kennen en op te volgen.

  • Waarschuwing: Deze inhoud heeft nauw betrekking op persoonlijke veiligheid. Neem deze altijd in acht! Als u dit niet doet, kan dat leiden tot letsel of een ernstig ongeval!

  • Let op: Dit is bedoeld om u te adviseren hoe u mogelijke schade aan de auto of verlies van eigendommen kunt vermijden.

  • Tips: Dit biedt u suggesties voor een beter gebruik van uw auto.

Houd u strikt aan de waarschuwingen die in deze handleiding worden gegeven omdat ze u helpen de auto veiliger te gebruiken. Let ook goed op andere waarschuwingsinformatie die u van NIO krijgt. Zorg ervoor dat u de nieuwste versie van de handleiding zorgvuldig leest en dat u de functies van de ET5 Touring leert kennen voordat u ermee gaat rijden.

Als de auto niet op de juiste manier wordt bediend, kan er letsel bij u of anderen ontstaan, of kan er schade aan de auto of verlies van eigendommen optreden. NIO aanvaardt in dergelijke gevallen geen aansprakelijkheid.

Als u vragen hebt over deze handleiding of noodhulp nodig hebt, neem dan contact op met de NIO Hotline of stuur een e-mail naar NIO.

NIO Hotline

E-mailadres

Denemarken

8000-999-6699

https://www.nio.com/

Zweden

8000-999-6699

https://www.nio.com/

Nederland

8000-999-6699

https://www.nio.com/

Duitsland

8000-999-6699

https://www.nio.com/

Noorwegen

47-800-24-789

https://www.nio.com/

Israël

972-8-913-9935

https://www.nio.com/

Smart key

Voordat u de auto instapt, kunt u de smart key gebruiken om de auto te ontgrendelen. Afhankelijk van de status van de smart key en de omgeving van de auto, is het grootste effectieve bereik van de smart key 30 tot 70 meter buiten de auto.

De smart key heeft de volgende knoppen:
GUM249385
  1. Ontgrendelknop

    • Drukken: Druk kort op deze knop om het voertuig te ontgrendelen. Na het ontgrendelen knipperen beide richtingaanwijzers drie keer en schuiven de portierhendels op de buitenkant van de auto automatisch uit.

    • Ingedrukt houden: Druk lang op deze knop om alle ruiten tegelijkertijd te openen. Laat tijdens het bewegen van de ruiten de ontgrendelknop los en de ruiten zullen in de stand van dat moment blijven staan.

    Als alle vier de portieren ontgrendeld zijn met de smart key, kan de achterklep van buitenaf worden geopend.

    U kunt de ontgrendelingsmethode met de smart key configureren via het middendisplay. Ga naar de interface voor instellingen via de onderkant van het middendisplay en tik op Sloten van portieren en ramen > Portieren > Voertuigontgrendelmodus.

    • Selecteer Alle portieren: u hoeft slechts één keer op de ontgrendelknop van de sleutel te drukken om alle portieren tegelijk te ontgrendelen;

    • Selecteer Bestuurdersportier: u kunt eenmaal op de ontgrendelknop van de sleutel drukken om alleen het bestuurdersportier te ontgrendelen, en er daarna nogmaals op drukken om de andere drie portieren te ontgrendelen.

  2. Vergrendelknop

    • Drukken: Met de auto in parkeerstand (P) en alle portieren (inclusief motorkap en achterklep) volledig gesloten, drukt u kort op deze knop om de gehele auto te vergrendelen. Zodra de gehele auto is vergrendeld, knipperen de richtingaanwijzers aan beide kanten één keer en geeft de claxon één geluidsignaal om te bevestigen dat de auto met succes is vergrendeld. Tegelijkertijd worden de portierhendels op de buitenkant van de auto automatisch ingetrokken. Als de functie Automatisch inklappen na vergrendelen voor de zijspiegels is ingeschakeld, klappen de zijspiegels ook automatisch in.

    • Ingedrukt houden: Druk lang op deze knop om alle ruiten tegelijkertijd te sluiten. Laat tijdens het bewegen van de ruiten de vergrendelknop los en de ruiten zullen in de stand van dat moment blijven staan.

    • Find My Car: Druk binnen 3 seconden twee keer op deze knop om de autozoekfunctie te activeren. Druk nogmaals op de vergrendelknop om de autozoekwaarschuwing te stoppen.

    Na vergrendeling kan de achterklep alleen van buitenaf worden geopend met de achterklepknop op de smart key.

    U kunt het claxonsignaal via het middendisplay in- of uitschakelen. Ga naar de interface voor instellingen via de onderkant van het middendisplay en tik op Geluid > Waarschuwingen + meldingen > Geluid ter bevestiging van vergrendeling.

    Als het portier niet gesloten is bij het vergrendelen van de auto, kan deze niet door drukken op de vergrendelknop worden vergrendeld. U dient alle portieren te sluiten alvorens de auto op slot te doen.

  3. Achterklepknop

    • Als de achterklep gesloten is, druk dan lang op deze knop om hem te openen.

    • Als de achterklep open is, druk dan lang op deze knop om hem te sluiten.

Waarschuwing 在您离开车辆时如果有人或宠物留在车内,请务必携带智能钥匙,钥匙留在车内可能造成车内人员意外伤害。

Zorg ervoor dat u de smart key meeneemt als u de auto verlaat terwijl er nog mensen of huisdieren in zitten. Als u de smart key in de auto laat zitten, kan letsel als gevolg van een ongeval worden veroorzaakt.

Opgelet NT2智能钥匙
  • De smart key is een elektronische component. Voorkom stoten, demonteren of achterlaten op een plaats met een hoge temperatuur, luchtvochtigheid of sterke trillingen.

  • Als er nog passagiers aanwezig zijn in de auto op het moment dat u deze vergrendelt, kunt u de vergrendelbediening uitvoeren, waarna de passagiers in de auto nog steeds de portieren van binnenuit kunnen openen, maar het Alarmsysteem tegen diefstal wel geactiveerd zal zijn.

  • Als een smart key of Bluetooth-sleutel meer dan 3 meter van uw auto verwijderd wordt, zal uw voertuig u melden dat een sleutel uw voertuig heeft verlaten.

  • Als er binnen 30 seconden nadat uw auto is ontgrendeld geen portier of achterklep wordt geopend en een Smart Key of Bluetooth-sleutel meer dan 3 meter van uw auto is verwijderd, worden alle portieren en de achterklep automatisch opnieuw vergrendeld.

  • Als er een sleutel verloren of beschadigd is, neemt u dan onmiddellijk contact op met het NIO Service Center, vraag een nieuwe sleutel aan.

Opgelet 智能钥匙亏电时可使用物理应急钥匙上锁驾驶侧车门,所有车门随之一同上锁。

Als de batterij van de smart key bijna leeg is, kunt u de fysieke sleutel gebruiken om het bestuurdersportier te vergrendelen, waarbij alle andere portieren tegelijkertijd worden vergrendeld.

De batterij van de smart key vervangen

In de smart key zit een CR2477 knoopcelbatterij. Om de batterij te vervangen, knijpt u stevig in de zijkant van de sleutel en schuift u met uw vingernagel of een dun stukje plastic vanaf de onderkant langs de rand van de sleutel totdat u de achterkap kunt openen om de batterij te vervangen.

Verwerk verbruikte batterijen overeenkomstig de instructies en plaatselijke regelgeving. Raadpleeg de NIO-website voor meer informatie.

GUM249386

Plaats de knoopcelbatterij met de plus-kant naar beneden gericht. Zorg er na het plaatsen van de batterij voor dat de geleidende veer goed is uitgelijnd en sluit de achterkap goed om zeker te zijn van een normale werking van de batterij.

GUM249387
Opgelet 智能钥匙电量不足时将会影响到遥控解锁车辆功能,此时可尝试靠近车辆进行解锁,若未成功解锁请使用其他方式(如手机 APP 或物理应急钥匙)进行解锁。

Als de batterij van de smart key leeg is, heeft dit invloed op de afstandsontgrendeling van de auto. In dit geval kun u proberen dichter bij de auto te gaan staan om hem te ontgrendelen. Als het niet lukt om te ontgrendelen, gebruik dan een andere methode (zoals de NIO-app of een fysieke sleutel).

Opgelet 智能钥匙的功能将会受到周围无线电波的干扰,需将其他电子设备(如手机、电脑、平板等)离开钥匙至少 30 厘米。

Radiogolven kunnen de werking van de smart key verstoren. Andere elektronische apparaten (zoals telefoons, computers en tablets) moeten ten minste 30 centimeter uit de buur van de smart key worden gehouden.

Een smart key koppelen aan uw auto

Bij het activeren van het voertuig wordt de smart key automatisch aan de auto gekoppeld. U kunt een smart key toevoegen in de NIO-app en deze koppelen aan uw voertuig.

Schakel de Bluetooth-functie op uw telefoon in, selecteer Smart key koppelen in de interface "Mijn auto" van de NIO-app en houd de ontgrendelknop op de smart key 3 seconden ingedrukt om de sleutel-koppelingsmodus te activeren. Zodra de app uw smart key detecteert, kiest u ervoor deze te koppelen. U kunt de status van de sleutel bekijken op de interface van de NIO-app en indien nodig de sleutel op deze pagina ontkoppelen.

Opgelet 智能钥匙绑定车辆
  • Een smart key kan maar aan één voertuig worden gekoppeld. Als een sleutel is gekoppeld aan een ander voertuig onder uw naam, zal het ingedrukt houden van de smart key-toets geen zoekopdracht naar de sleutel starten op de NIO-app-interface.

  • Er is een limiet aan het aantal smart keys dat aan een voertuig kan worden gekoppeld. Om een nieuwe smart key te koppelen, moet de bestaande sleutel worden gewist uit de sleutelbeheerinterface van de NIO-app voordat de nieuwe koppeling kan worden voltooid.

NFC-kaartsleutel

Opgelet NT2 NFC 卡片
  • Bewaar uw NFC-kaart op een veilige plaats om verlies te voorkomen.

  • Voorkom stoten, buigen of achterlaten op een plaats met een hoge temperatuur of luchtvochtigheid of sterke trillingen.

U of een geautoriseerde gebruiker kan het voertuig ontgrendelen, vergrendelen en starten met de NFC-kaartsleutel.

Ontgrendelen en vergrendelen

Houd de NFC-kaartsleutel ongeveer 10 mm boven het NFC-detectiegebied op de B-stijl aan bestuurderszijde en wacht kort. De auto wordt automatisch ontgrendeld of vergrendeld. Na ontgrendeling schuift de portierhendel op de buitenkant van de auto automatisch naar buiten; na vergrendeling wordt hij automatisch ingetrokken met een vergrendelingsgeluid.

GUM249388

De auto starten

Nadat u de auto hebt ontgrendeld met de NFC-functie, kunt u binnen 3 minuten schakelen en de auto starten. Als u langer dan 3 minuten wacht, moet u de NFC-kaartsleutel op de draadloze oplader aan bestuurderskant leggen om de auto te starten.

Opgelet NT2 NFC 功能-通用
  • Aanbevolen wordt om de smart key bij u te houden, omdat u nog steeds andere methoden kunt gebruiken om de auto te vergrendelen (bijv. smart key of fysieke sleutel) nadat met de NFC-functie is ontgrendeld.

  • Het is raadzaam om de smart key bij u te dragen, omdat de NFC-functie niet beschikbaar is tijdens het upgradeproces van de auto.

Telefoontoets

U kunt de Bluetooth-sleutel en de NFC-sleutel voor uw telefoon op de NIO-app activeren.

Bluetooth-sleutel

Zodra de Bluetooth-sleutel is geactiveerd op uw telefoon, hoeft u de smart key niet meer bij u te dragen. U kunt de auto met alleen uw telefoon ontgrendelen, vergrendelen en starten.

U kunt een Bluetooth-sleutel aanmaken in de rubriek 'Sleutelbeheer' van de NIO-app.

  1. Ga in de NIO-app naar Mijn auto > Instellingen > Sleutelinterface en tik op Haal;

  2. Zodra u toegang tot de sleutel hebt, schakelt u de Bluetooth-functie van uw telefoon in, nadert u de ontgrendelde auto, tikt u op Activeer en koppelt u de Bluetooth van uw telefoon met de Bluetooth van de auto om de service Bluetooth-sleutel te activeren.

  3. Tik na activering op Klaar om de functie Bluetooth-sleutel op uw telefoon te gebruiken. Als u de auto nadert met een eerder gekoppelde Bluetooth-sleutel, maakt de app automatisch verbinding met de auto.

U kunt op de pagina Mijn auto op de NIO-app controleren of de Bluetooth-sleutel is verbonden met de auto, of u kunt de Bluetooth-sleutel beheren op de interface voor sleutelbeheer.

Wanneer de auto geparkeerd staat, met Bluetooth ingeschakeld en binnen het bereik van de Bluetooth-verbinding van de auto bevindt (doorgaans 30 tot 70 meter, afhankelijk van de Bluetooth-verbindingsstatus), ondersteunt de Bluetooth-sleutel de volgende functies:

  • Bediening NIO-app: Ontgrendel en vergrendel de auto in de interface "Mijn auto".

  • Bediening van nabij: Bijvoorbeeld sleutelloos ontgrendelen en vergrendelen, ontgrendelen bij naderen, vergrendelen bij verlaten enz.

Nadat u de auto hebt ontgrendeld met de Bluetooth-sleutel, op de bestuurdersstoel bent gaan zitten, het portier hebt gesloten en het rempedaal hebt ingetrapt, kunt u de auto starten.

Opgelet 手机蓝牙钥匙
  • Als ontgrendelen of vergrendelen met de mobiele Bluetooth-sleutel niet lukt door een probleem met de Bluetooth-verbinding, maak dan opnieuw verbinding met Bluetooth voordat u opnieuw ontgrendelt of vergrendelt.

  • Als er geen Bluetooth-verbinding tussen uw telefoon en uw auto is wanneer u de mobiele Bluetooth-sleutel gebruikt om de auto te starten, maak dan opnieuw verbinding met Bluetooth en probeer het opnieuw.

  • De activeringsstatus van de Bluetooth-sleutel wordt opgeslagen in uw telefoon. Als u een nieuwe telefoon in gebruik neemt, moet u een nieuwe Bluetooth-sleutel aanmaken en wordt de Bluetooth-sleutel op de oude telefoon automatisch uitgeschakeld. Om weer in te loggen op uw account, moet u uw Bluetooth-sleutel opnieuw activeren.

  • Zowel de eigenaar als gemachtigde gebruikers kunnen een Bluetooth-sleutel aanmaken, maar het aantal gekoppelde Bluetooth-sleutels voor een voertuig is beperkt.

  • Als er nog passagiers aanwezig zijn in de auto op het moment dat u deze vergrendelt, kunt u de vergrendelbediening uitvoeren, waarna de passagiers in de auto nog steeds de portieren van binnenuit kunnen openen, maar het Alarmsysteem tegen diefstal wel geactiveerd zal zijn.

  • Als een smart key of Bluetooth-sleutel meer dan 3 meter van uw auto verwijderd wordt, zal uw voertuig u melden dat een sleutel uw voertuig heeft verlaten.

NFC-sleutel telefoon

U of een geautoriseerde gebruiker kan het voertuig ontgrendelen, vergrendelen en starten met een via NFC geactiveerde telefoon.

U kunt de NFC-sleutel op uw telefoon in de interface "Sleutelbeheer" van de NIO-app inschakelen.

  1. Ga naar Mijn auto > Instellingen > Sleutel in de NIO-app om de "NFC-sleutel telefoon" te activeren;

  2. Schakel de NFC-functie van de mobiele telefoon in en stel NIO in als de standaard betaal-app.

Zodra de mobiele NFC-sleutel is geactiveerd, kunt u of een geautoriseerde gebruiker deze gebruiken om de auto te ontgrendelen, te vergrendelen en te starten.

  • Ontgrendelen en vergrendelen

    Houd de NFC-sleutel van uw telefoon ongeveer 10 mm boven het NFC-sensorgebied op de B-stijl aan bestuurderszijde en de auto wordt automatisch ontgrendeld of vergrendeld. Na ontgrendeling schuift de portierhendel op de buitenkant van de auto automatisch naar buiten; na vergrendeling wordt hij automatisch ingetrokken met een vergrendelingsgeluid.

  • De auto starten

    Nadat u de auto met de NFC-sleutel van uw telefoon hebt ontgrendeld, kunt u de auto binnen 3 minuten starten. Als de wachttijd langer is dan 3 minuten, moet u de NFC-kaartsleutel van de telefoon op de draadloze oplader aan bestuurderskant leggen om de auto te starten.

Opgelet NT2 NFC 手机
  • Wanneer u de mobiele NFC-sleutel wilt gebruiken, moet uw telefoon ingeschakeld en ontgrendeld zijn.

  • Als u geen geldige NFC-sleutel kunt krijgen, log dan opnieuw in op de NIO-app om hem te downloaden.

  • Als er geen geldige NFC-sleutel wordt gedetecteerd, controleer dan of de auto is gekoppeld aan de huidige account, schakel de NFC-sleutelfunctie opnieuw in en ontgrendel uw telefoon.

  • Helaas wordt het iOS-systeem momenteel niet ondersteund als gevolg van de beperkingen die Apple stelt aan de toegang van derden tot NFC-rechten.

Opgelet NT2 NFC 功能-通用
  • Aanbevolen wordt om de smart key bij u te houden, omdat u nog steeds andere methoden kunt gebruiken om de auto te vergrendelen (bijv. smart key of fysieke sleutel) nadat met de NFC-functie is ontgrendeld.

  • Het is raadzaam om de smart key bij u te dragen, omdat de NFC-functie niet beschikbaar is tijdens het upgradeproces van de auto.

Find My Car

Uw auto terugvinden wanneer deze ver weg staat

U of een geautoriseerde gebruiker kan de NIO-app gebruiken om de parkeerplaats van de auto op te vragen.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Foto van autolocatie.

Wanneer de functie is ingeschakeld en de auto is verbonden met het internet, worden er nadat u hebt geparkeerd en bent vertrokken automatisch beelden van de parkeeromgeving en de onderkant van de auto vastgelegd en verwerkt. Deze afbeeldingen worden vervolgens geüpload naar de NIO-app.

U kunt de huidige parkeerlocatie van uw auto bovenaan de interface "Mijn auto" in de NIO-app bekijken. Door op deze locatie-informatie te tikken, krijgt u toegang tot details over het parkeergebied.

Opmerking 寻车照片功能采集的图片均会进行脱敏及加密处理,保护用户隐私。

Foto's die worden vastgelegd door de functie Auto-locatiefoto worden geanonimiseerd en versleuteld om de privacy van de gebruiker te beschermen.

Uw auto terugvinden wanneer deze dichtbij staat

GUM249397

U kunt uw auto lokaliseren met de smart key of uw telefoon. Wanneer de functie "Find My Car" is ingeschakeld, klinkt de claxon en knipperen de richtingaanwijzers om de exacte locatie van uw auto aan te geven.

  • Uw auto met de smart key vinden:

    Wanneer de auto niet in rijklare toestand is en de smart key zich binnen 70 meter van de auto bevindt (dit varieert afhankelijk van de status van de smart key en de omgeving van de auto), drukt u binnen 3 seconden tweemaal op de vergrendelknop op de smart key, waarna de functie "Find My Car" wordt ingeschakeld. Door nogmaals op de knop te drukken, worden de acties van Find My Car uitgeschakeld, zo niet dan worden deze na 10 seconden automatisch uitgeschakeld.

  • Uw auto met de telefoon vinden:

    Wanneer de functie Bluetooth-sleutel van de telefoon is ingeschakeld of als de auto met internet is verbonden, kunt u uw auto ook lokaliseren door op de knop "Find My Car" op de interface 'Mijn auto' van de NIO-app te drukken. Door nogmaals op de knop te drukken, worden de acties van Find My Car uitgeschakeld, zo niet dan worden deze na 10 seconden automatisch uitgeschakeld.

Ontgrendelen en vergrendelen met de NIO-app

Als u ver weg bent van de auto, kunt u in de NIO-app naar de interface "Mijn auto" gaan en tikken op Portiersloten om de portieren vanaf afstand te ontgrendelen of te vergrendelen.

Om met de NIO-app de auto te ontgrendelen of te vergrendelen, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
  1. De gebruiker moet de eigenaar van de auto zijn of gemachtigd zijn door de eigenaar.

  2. De auto staat in de parkeerstand (P) en alle portieren zijn gesloten.

  3. De mobiele telefoon en de auto zijn verbonden met het netwerk.

  4. De functie Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth op de mobiele telefoon is uitgeschakeld (anders krijgt deze functie de voorkeur).

Opmerking 如果用户因故无法使用手机 APP 执行解锁操作,可以呼叫蔚来汽车服务中心寻求帮助。

Als het niet lukt de auto te ontgrendelen via de NIO-app, kan de gebruiker contact opnemen met het NIO Service Center voor hulp.

Keyless ontgrendelen en vergrendelen

Als u een geldige afstandsbediening bij zich draagt, of op uw smartphone de Bluetooth-sleutel hebt ingeschakeld, kunt u de auto ontgrendelen of vergrendelen door het detectiegebied van een van de buitenkrukken aan te raken.

GUM249404

Als u de sleutel in de auto laat zitten of als er een portier (inclusief motorkap en achterklep) open is, werkt de functie Sleutelloos vergrendelen niet als u het detectiegebied van de buitenkruk aanraakt. U moet de sleutel uit de auto trekken of alle portieren sluiten voordat u vergrendelt.

Opgelet 进行无钥匙解锁/上锁操作时,车辆需挂 P 挡且车门、前盖及尾门均关上。

Om de auto te ontgrendelen/vergrendelen zonder een sleutel te gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de auto in parkeerstand (P) staat en dat alle portieren, de motorkap en de achterklep gesloten zijn.

Opgelet 进行无钥匙上锁操作时,请勿使用蛮力按压车外门把手。

Gebruik bij het vergrendelen van de auto zonder sleutel, niet te veel kracht op de portierhendels op de buitenkant van de auto.

Waarschuwing 为避免心脏起搏器和无钥匙解锁系统的天线相互干扰,体内植入心脏起搏器的人员应确保与车内天线保持 22 厘米以上的距离。

Mensen met een geïmplanteerde pacemaker moeten ten minste 22 centimeter uit de buurt blijven van de Bluetooth-antenne binnenin de auto om interferentie tussen het sleutelloze ontgrendelingssysteem en de functionaliteit van hun pacemaker te voorkomen.

Locatie van de interne Bluetooth-antennes:

GUM249408
  1. Onder de kap van de achteruitkijkspiegel;

  2. Boven de B-stijl aan de linkerkant van de carrosserie;

  3. Boven de B-stijl aan de rechterkant van de carrosserie;

  4. Dak achteraan;

  5. Boven de achterbumpersteun.

Ontgrendelen en vergrendelen op de middenconsole

U kunt de auto ontgrendelen of vergrendelen met de vergrendelknop op de middenconsole.

GUM249415

Wanneer de auto volledig ontgrendeld is en alle portieren dicht zijn, kunt u de auto vergrendelen door te drukken op de vergrendelknop op de middenconsole. Het middendisplay geeft aan dat de auto vergrendeld is en het controlelampje van de knop brandt (groen).

Wanneer de auto volledig vergrendeld is (niet van buitenaf) of alleen het bestuurdersportier ontgrendeld is, wordt de auto ontgrendeld door op de vergrendelknop op de middenconsole te drukken als de snelheid lager dan 8 km/u is. Op het middendisplay verschijnt een bericht dat de auto is ontgrendeld en het controlelampje van de knop gaat uit.

Opgelet 中控解锁上锁

Rijd voorzichtig bij het ontgrendelen van een voertuig dat in beweging is en let op obstakels aan de zijkanten van de auto.

Ontgrendelen en vergrendelen in noodsituaties

De auto in een noodgeval van buitenaf ontgrendelen/vergrendelen

Wanneer u de auto niet van buitenaf kunt ontgrendelen of vergrendelen met een van de conventionele methoden, kunt u de fysieke sleutel gebruiken om het bestuurdersportier te ontgrendelen of te vergrendelen.

Opgelet 请将物理应急钥匙带出车外并妥善保管,以备紧急解锁或上锁时使用。

Bewaar de fysieke sleutel op een veilige plaats buiten de auto, zodat u die kunt gebruiken om in noodgevallen de auto te vergrendelen of te ontgrendelen.

De gebruiksinstructies voor de fysieke sleutel zijn als volgt:
  1. Gebruik de schuifknop op de fysieke sleutel en trek het metalen deel van de fysieke sleutel eruit.

    GUM181059
  2. Houd het voorste deel van de buitenportierkruk van het bestuurdersportier even ingedrukt om de buitenkruk uit te klappen.

    GUM181060
  3. Houd de uitgeklapte portierhendel op de buitenkant van de auto met een hand vast terwijl u de fysieke sleutel met de andere hand in het sleutelgat van de portierhendel op de buitenkant van de auto duwt. Draai de sleutel nu linksom om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

    GUM181061
  4. Trek bij het vergrendelen aan het voorste deel van de portierhendel op de buitenkant van de auto, draai de fysieke sleutel eerst linksom om te ontgrendelen, en draai vervolgens de sleutel rechtsom om het bestuurdersportier te vergrendelen.

Opgelet 使用物理应急钥匙解锁主驾车门后,若需使用智能钥匙上锁车门前,需打开车门使车门锁芯复位,避免主驾车门将处于解锁状态,守护车辆安全。

Nadat u het bestuurdersportier hebt ontgrendeld met behulp van de fysieke sleutel, moet u, als u daarna de portieren wilt vergrendelen met de smart key, eerst het bestuurdersportier één keer ontgrendelen en vergrendelen om de cilinder van het portierslot terug te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat het bestuurdersportier ontgrendeld blijft.

Wanneer de accu van de auto bijna ontladen is, kan de fysieke sleutel alleen het bestuurdersportier vergrendelen. Om de andere portieren te vergrendelen, gebruikt u de fysieke sleutel om de groef in het slotgat aan portierzijde verticaal te draaien. Zodra het portier gesloten is, wordt het vergrendeld en kan het niet meer van buitenaf worden geopend.

GUM225289

De auto in een noodgeval van binnenuit ontgrendelen

Als de hele auto is vergrendeld en een portier in een noodgeval moet worden geopend (bijvoorbeeld wanneer de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep niet werkt of de auto doordrenkt is met water), moet u één keer aan de mechanische schakelaar van de binnenhandgreep trekken om het portier te openen.

GUM185927
Opgelet NT2车内应急开门-无框车门
  • Wanneer de 12V-accu van de auto bijna leeg is, kan de fysieke sleutel alleen worden gebruikt om het bestuurdersportier te ontgrendelen. Op dat moment kan hij niet worden gebruikt om alle portieren te ontgrendelen. De andere portieren kunnen dan alleen worden ontgrendeld en geopend door te trekken aan de mechanische schakelaar bij de binnenhandgreep.

  • Het is mogelijk dat de ruiten niet kunnen worden geopend wanneer het portier wordt geopend met de mechanische schakelaar voor de binnenhandgreep, omdat dan het bekledingspaneel van de ruit beschadigd zou kunnen raken.

  • Wanneer de kinderslotfunctie is ingeschakeld, kan geen van beide achterportieren van binnenuit worden geopend. Ze kunnen alleen van buitenaf worden geopend nadat de auto is ontgrendeld.

  • Bij een ongeval dat zo ernstig is dat de airbag wordt geactiveerd, wordt het kinderslot op de achterportieren automatisch ontgrendeld.

Ontgrendelen bij naderen

Ontgrendelen bij naderen werkt wanneer u een geldige smart key of de Bluetooth-sleutel van uw telefoon bij u hebt.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Ontgrendelen bij naderen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt de auto automatisch ontgrendeld zodra u zich binnen 1,5 meter van de B-stijl bevindt zonder de sleutel te pakken.

Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand (P)

Wanneer u de auto stopt en de parkeerstand (P) inschakelt, wordt de auto automatisch ontgrendeld in plaats van deze handmatig via de vergrendelknop op de middenconsole te ontgrendelen.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand (P).

Verlaatvergrendeling

Vergrendelen bij verlaten werkt wanneer u een geldige smart key of een telefoon met de Bluetooth-sleutel bij u hebt.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Vergrendelen bij verlaten.

Zonder de sleutel te pakken zal de auto automatisch worden vergrendeld zodra u 3 tot 7 meter ervan verwijderd bent.

Nadat de auto met succes is vergrendeld, hoort u een bevestigingsgeluid en knipperen de richtingaanwijzers. Als de functie Automatisch inklappen na vergrendelen is ingeschakeld, klappen de zijspiegels ook automatisch in.

Gebruik vergrendelen bij verlaten alleen op bekende en veilige parkeerterreinen. Nadat u deze functie hebt ingeschakeld, gebruikt u de NIO-app om de status van de auto te bevestigen zodra u niet bij de auto bent.

Waarschuwing 离开车辆时请确认车辆已成功自动上锁,保障车内财产安全。
  • Wanneer Vergrendelen bij verlaten is ingeschakeld, verzekert u zich er voordat u wegloopt dan van dat er geen kinderen of huisdieren in de auto achterblijven, om ongevallen te voorkomen.

  • Bij het verlaten van de auto kunt u controleren of de auto automatisch vergrendeld is en uw eigendommen beschermd zijn, aan de hand van het slotbevestigingsgeluid of door de status van de auto visueel te controleren (via de koplampen, zijspiegels of NIO-app).

  • Als er zich nog een andere geldige smart key in de auto bevindt of als er niet wordt voldaan aan andere vergrendelingsvoorwaarden (zoals geopende portieren, motorkap, achterklep, enz.), wordt Vergrendelen bij verlaten uitgeschakeld.

  • Leg de smart key niet naast communicatieapparaten, zoals telefoons en Bluetooth-koptelefoons, om te voorkomen dat de auto per ongeluk wordt vergrendeld als gevolg van signaalinterferentie.

  • DC-laders, hoogspanningsverdeelstations en andere apparatuur met sterke magnetische velden produceren sterke interferentie die het signaal van de smart key beïnvloedt. In sommige gevallen kan dit onverwachte vergrendeling of geweigerde vergrendeling veroorzaken.

Vergrendeling bij wegrijden

Wanneer de auto ontgrendeld is en alle portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn, wordt de auto automatisch vergrendeld wanneer deze een snelheid van 8 km/u of hoger bereikt.

Opmerking 车辆由静止到行驶的过程中,只能触发一次自动上锁功能。

Als u gaat rijden nadat de auto heeft stilgestaan, wordt de automatische vergrendeling slechts één keer geactiveerd.

Antidiefstalsysteem

Zodra de auto van buitenaf is vergrendeld (inclusief motorkap en achterklep) met de smart key, NIO-app, NFC-sleutel of fysieke sleutel, wordt het antidiefstalsysteem automatisch ingeschakeld.

Als iemand een portier probeert te openen zonder dat hij of zij een geldige afstandsbediening bij zich heeft (of wanneer deze persoon een afstandsbediening zonder geldige machtiging bij zich heeft), wordt het antidiefstalsysteem van de auto geactiveerd en gaat het alarm af: de richtingaanwijzers knipperen en de claxon klinkt. U kunt het alarm buiten de auto met de smart key, NIO-app of NFC-sleutel ontgrendelen.

Deuren

Wanneer de auto van buitenaf wordt ontgrendeld, komt de portierhendel automatisch naar buiten. Deze gaat weer naar binnen wanneer de auto wordt vergrendeld of wanneer de snelheid hoger dan 8 km/u wordt.

Soft-Close portieren

Soft-Close is standaard ingeschakeld. Wanneer u het portier sluit, geef u het gewoon een duwtje waarna het portier magnetisch wordt gesloten vanuit half gesloten stand.

Waarschuwing 车门自动吸合或外把手自动收回的过程中,请乘员(尤其儿童)避免将手放入,以免造成人身伤害。

Wanneer een portier automatisch in de gesloten stand wordt getrokken of een portierhendel op de buitenkant automatisch wordt ingetrokken, dient u te voorkomen dat passagiers, met name kinderen, hun handen ertussen steken om letsel te voorkomen.

Naar buiten bewegen van de verzonken portierhendels

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u naar Instellingen onder op het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Naar buiten bewegen van de verzonken portierhendels.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, kunt u de portierhendel aan de binnenkant aanraken om de verzonken portierhendel naar buiten te bewegen. Het portier springt dan iets open en de ruit gaat iets omlaag zodat u het portier kunt openen.

GUM249429
Opmerking ES7若佩戴绝缘手套导致门把手轻触功能失效,可手动轻拉门把手,即可实现开门操作。

Als de Verzonken portierhendelverlenging niet werkt, kunt u lichtjes aan de portierhendel trekken om het portier te openen.

Naar binnen bewegen van de verzonken portierhendels

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u naar Instellingen onder op het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Automatisch naar binnen bewegen van de portierhendels.

Nadat deze functie is ingeschakeld, bewegen de portierhendels automatisch naar binnen 20 seconden nadat de auto is ontgrendeld om te voorkomen dat de hendels voetgangers raken of dat de portieren door vreemden worden geopend.

Nadat de portierhendels naar binnen zijn bewogen, kunt u ze weer naar buiten laten bewegen door het sensorgebied van de portierhendels aan te raken.

GUM249435

Als de portierhendel op de buitenkant van de auto niet naar buiten kan bewegen, houdt u het voorste deel van de betreffende portierhendel aangeraakt om deze handmatig naar buiten te bewegen.

GUM249440

Elektronische schakelaar voor de bediening van de portieren

U kunt het portier van binnenuit openen door op de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep van het betreffende portier te drukken. Druk één keer op de schakelaar als het portier ontgrendeld is, en twee keer als het portier vergrendeld is. Het betreffende portier gaat open en de ruit zakt op een kier.

GUM249445
Opgelet 内把手电子开关

Tijdens het rijden wordt de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep van het portier automatisch uitgeschakeld. Let goed op dat u veilig rijdt.

Achterklep

Waarschuwing NT2_尾门总
  • Controleer tijdens het rijden of de achterklep gesloten is.

  • Voordat u de achterklep opent of sluit, controleert u of zich geen obstakels (mensen of voorwerpen) in de buurt van het pad van de achterklep bevinden om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Opgelet 打开尾门前需清除尾门上的附着物(如雪和冰),否则可能导致尾门打开后突然关闭。

Voordat u de achterklep opent, verwijdert u eerst materialen die erop vast zitten, zoals sneeuw en ijs. Anders kan het ertoe leiden dat de achterklep open gaat en plotseling weer dicht gaat.

De achterklep openen en sluiten door op de knop te drukken

Openingsknop achterklep:

GUM249453

Als u de smart key meeneemt, gaat de achterklep automatisch open wanneer u op de openingsknop van de achterklep drukt.

Druk tijdens het openen van de achterklep kort op de knop voor openen van de achterklep en de achterklep blijft op de hoogte van dat moment; druk nogmaals kort op de knop en de achterklep sluit.

Sluitknop achterklep:

GUM249461

Wanneer de achterklep geopend is, drukt u op de knop voor sluiten van de achterklep op het binnenpaneel van de achterklep en de achterklep sluit automatisch met een hoorbare bevestiging.

Druk tijdens het sluiten van de achterklep kort op de knop voor sluiten van de achterklep en de achterklep blijft op de hoogte van dat moment; druk nogmaals kort op de knop en de achterklep gaat open.

Zodra de achterklep de gewenste hoogte heeft bereikt en is gepauzeerd, wordt de huidige hoogte onthouden door de knop voor het sluiten van de achterklep 2 seconden lang in te drukken. Zodra de actie voltooid is, klinkt de zoemer van de achterklep één keer kort om aan te geven dat de installatie is gelukt.

De achterklep openen en sluiten met de smart key

GUM249465

Om de achterklep te openen of te sluiten, drukt u gedurende 2 seconden op de knop voor openen/sluiten van de achterklep op de smart key.

Tijdens het openen of sluiten van de achterklep kunt u het proces pauzeren door kort op de knop voor openen/sluiten van de achterklep te drukken.

Opgelet 如果智能钥匙电量不足,则无法执行该操作,需及时更换电池。

Als de batterij van de smart key leeg is, moet deze onmiddellijk worden vervangen. Anders zal deze snel niet meer functioneren.

De achterklep openen en sluiten in de NIO-app

Wanneer de auto in de stand PARK (P) staat en er niemand op de bestuurdersstoel zit, kunt u de My Car-interface in de NIO-app openen en op Achterbak tikken om de achterklep te openen of te sluiten. Als de achterklep tijdens het openen/sluiten wordt geblokkeerd, geeft de NIO-app een melding als de handeling mislukt is.

Opgelet 只有车辆处于联网状态下,才能执行该操作。

Deze bediening kan alleen worden uitgevoerd wanneer de auto verbonden is met het netwerk.

De achterklep openen en sluiten op het middendisplay

Om de achterklep te openen of te sluiten, gaat u naar Instellingen onder op het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Achterbak.

  • Openen: Druk lang op Achterbak en de achterklep gaat automatisch open.

  • Sluiten: Druk lang op Achterbak en de achterklep sluit automatisch.

  • Zweven: Tijdens het openen of sluiten van de achterklep kunt u de beweging pauzeren door op het pictogram Achterbak te tikken.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Geheugen hoogte om de maximale openingshoogte van de achterklep in te stellen met behulp van het realtime animatiedisplay.

De achterklep openen en sluiten met een schopbeweging

Wanneer u een smart key of Bluetooth-sleutel bij u hebt en uw handen zijn bezet of het niet handig is om de sleutel te gebruiken, kunt u de achterklep openen met behulp van de schopsensor onder de achterbumper.

GUM249470

Ga naar de interface Instellingen aan de onderkant van het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Schopsensor achterklep, om de functie Schopsensor achterklep in te schakelen.

Nadat de functie is ingeschakeld, kunt u de achterklep bedienen door bij de sensor te schoppen of te vegen:
  • Ga bij het midden van de achterbumper staan en veeg uw voet binnen 1 seconde zijwaarts onder de bumper door, waarbij u ervoor zorgt dat uw voet minstens 10 centimeter onder de bumper doorsteekt.

  • Ga bij het midden van de achterbumper staan en veeg binnen 1 seconde met uw voorvoet zijwaarts van de ene naar de andere kant van de bumper, waarbij u ervoor zorgt dat uw voorvoet minstens 10 centimeter onder de bumper staat.

Opgelet 脚踢感应_注意_海外

Om de handsfree achterklep te gebruiken, moet de auto stilstaan met de aanhangermodus uitgeschakeld en niet worden opgeladen.

Opmerking 脚踢感应_说明
  • Beweeg uw voorvoet niet te vaak heen en weer. De schopsensor bevindt zich ongeveer in het midden van de achterbumper.

  • Houd uw voet niet te lang onder de bumper. Anders gaat de achterklep niet open.

  • Raak de achterklep niet aan voordat deze stopt met bewegen.

Deze functie kan tijdelijk zijn uitgeschakeld in situaties, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Vaak openen en sluiten;

  • Een twijfelend been;

  • Wanneer niet binnen het detectiebereik wordt geschopt.

Als de achterklep niet reageert, wacht enkele seconden en probeer het opnieuw, of gebruik een andere methode om de achterklep te openen of te sluiten.

De achterklep handmatig openen en sluiten

Als de achterklep niet goed wordt geopend of gesloten, kunt u deze handmatig langzaam en soepel openen of sluiten.

Waarschuwing 避免大力快速开闭电动尾门,否则可能会导致组件损坏。

Open of sluit de achterklep niet te krachtig of te snel, aangezien hierdoor onderdelen beschadigd kunnen raken.

Antibots-/antiklembeveiliging van de achterklep

Uw auto is uitgerust met een antibots-/antiklembeveiliging op de achterklep.

Als een obstakel de beweging van de achterklep bij automatisch openen of sluiten belemmert, stopt het openen of sluiten en gaat de achterklep weer een bepaald stukje omhoog.

Waarschuwing 尾门防夹警告
  • Probeer dit niet uit, want er kan door externe factoren een defect optreden dat letsel kan veroorzaken.

  • De antiknelfunctie van de achterklep reduceert alleen verwondingen in gevaarlijke situaties, maar kan niet alle verwondingen door beknelling voorkomen. Bij het sluiten van de achterklep kan in extreme posities (bijvoorbeeld bij de bovenkant van de achterklep) nog steeds onbedoeld letsel door beknelling optreden als u niet voorzichtig bent of het proces niet onder controle hebt.

  • Zorg ervoor dat er zich bij het sluiten van de achterklep geen lichaamsdelen of voorwerpen in of nabij het sluitpad bevinden.

  • Bij het sluiten van de achterklep werkt de antiknelfunctie niet tijdens de laatste fase van het automatisch sluiten. Zorg er daarom voor dat er geen lichaamsdelen of voorwerpen in de weg zitten bij het sluiten van de achterklep. Druk in geval van nood op de knop voor het openen van de achterklep om het sluiten ervan te stoppen.

Ruiten

Het portierpaneel van het bestuurdersportier is uitgerust met bedieningsknoppen om alle vier zijruiten, zodat de ruiten gemakkelijk kunnen worden bediend.

GUM249474
  1. Ruit aan bestuurderszijde

  2. Ruit aan passagierszijde voorin

  3. Achterruit rechts

  4. Achterruit links

Er bevinden zich ook knoppen voor de ruiten op de armsteunen van de andere drie portieren, waarmee de passagiers de ruiten kunnen bedienen.
GUM249479
  • Duw de knop van de ruit naar voren om de gewenste geopende stand van de ruit te regelen. Duw deze knop snel helemaal naar voren en laat de knop los om de ruit volledig te openen (met één druk ruit openen).

  • Duw de knop van de ruit naar achteren om de gewenste gesloten stand van de ruit te regelen. Duw deze knop snel helemaal naar achteren en laat de knop los om de ruit volledig te sluiten (met één druk ruit sluiten).

Waarschuwing 请勿将头手深出窗外

Steek voor uw eigen veiligheid nooit uw hoofd of handen uit een rijdende auto.

U kunt ook alle ruiten bedienen door onderaan op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan, te tikken op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten en de modus Sluiten/Ventileren/Openen/Favoriet te selecteren.
  • Sluiten: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten gesloten.

  • Kier: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten ongeveer 25 mm geopend.

  • Openen: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten geopend.

  • Favoriet: Houd dit lang ingedrukt om de huidige standen van alle ruiten te onthouden. Wanneer dit wordt ingeschakeld, worden alle ruiten in de opgeslagen stand gezet.

Als de auto in de parkeerstand (P) staat en niemand op de bestuurdersstoel zit, kunt u de ruiten bedienen met behulp van de smart key:

  • Houd de ontgrendelknop op de smart key ingedrukt om alle ruiten te openen;

  • Houd de vergrendelknop ingedrukt om alle ruiten te sluiten;

  • Laat tijdens het openen of sluiten van de ruiten de ontgrendelknop of vergrendelknop los om de ruiten in de huidige stand te stoppen.

De ruit kan tot 20 mm boven het onderste punt zakken wanneer het achterportier geopend is, en kan tot het onderste punt zakken wanneer het achterportier gesloten is.

Opgelet EU_远程操控车窗

Voordat u de ruiten bedient, moet u ervoor zorgen dat passagiers (vooral kinderen) geen lichaamsdelen uit de ramen steken, omdat dit ernstig letsel kan veroorzaken.

Automatisch sluiten bij vergrendelen

Om het vergrendelen van de auto te vergemakkelijken wanneer deze geparkeerd staat, gaat u naar Instellingen onderaan het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten > Automatisch sluiten bij vergrendelen om de functie in of uit te schakelen.

Nadat de functie is ingeschakeld en u de externe vergrendelingsmethode gebruikt (zoals smart key, NFC, NIO-app, sleutelloos vergrendelen en vergrendelen bij verlaten) om de auto te vergrendelen, kunnen automatisch alle ruiten van de auto worden gesloten. Het sluiten van de ruiten stopt zodra er op de ontgrendelknop van de smart key of de NIO-app wordt gedrukt.

Opgelet 执行锁车自动关窗时请确保车辆已成功上锁。
  • Zorg ervoor dat de auto goed op slot zit voordat u automatisch sluiten bij vergrendelen activeert.

  • Als er passagiers in de auto worden gedetecteerd, worden bij het vergrendelen alleen alle portieren vergrendeld en sluiten de ruiten niet.

  • Als de vergrendeling wordt uitgevoerd terwijl de ruiten worden gesloten, stoppen de ruiten met de sluitbeweging. In dit geval kunt u de auto eerst ontgrendelen en vervolgens weer vergrendelen om automatisch sluiten bij vergrendelen te activeren.

Anti-knelbeveiligingen van ruiten

De vier ruiten hebben een antiklembeveiliging. Wanneer de beweging van de ruit door een vreemd voorwerp wordt geblokkeerd, stopt de beweging omhoog en gaat de ruit een bepaalde afstand weer omlaag.

Het werkingsgebied van de antiklembeveiliging wordt in de onderstaande afbeelding aangegeven:

GUM249485
Waarschuwing 车窗防夹警告
  • Steek bij het sluiten van de ruiten geen lichaamsdelen of andere voorwerpen naar binnen of naar buiten;

  • Hoewel de ruiten zijn uitgerust met een antiklembeveiliging, kan het sluiten van de ruiten zonder oplettendheid of controle toch leiden tot onbedoeld letsel;

  • Probeer dit niet uit, want er kan door externe factoren een defect optreden dat letsel kan veroorzaken.

Wanneer een van de volgende situaties zich voordoet, wordt de antiklembeveiliging van de betreffende ruit tijdelijk uitgeschakeld, en wordt ook de functie automatisch openen uitgeschakeld (deze twee functies worden automatisch na 10 seconden weer hersteld):
  • Wanneer de ruit bevriest en het sluiten wordt onderbroken.

  • Als de antiklembeveiliging drie keer binnen 15 seconden wordt geactiveerd, waardoor het sluiten wordt onderbroken.

Als de functies met één druk ruit sluiten en antiklembeveiliging niet werken (zoals wanneer de spanning van de 12V-accu te laag is of opnieuw starten na een stroomonderbreking), kunt u als volgt opnieuw initialiseren:
  1. Bedien de knop van de bijbehorende ruit om de ruit volledig te sluiten;

  2. Bedien de knop om de ruit een klein stukje te openen;

  3. Bedien de knop nogmaals om de ruit volledig te sluiten;

  4. Bedien de knop om de ruit volledig te openen.

Als het probleem nog steeds niet kan worden opgelost, neem dan contact op met het NIO Service Center.

Glazen dak

Het glazen dak regelt het zonlicht en de straling effectief door het dimniveau te veranderen.

Het dimniveau van het glazen dak is verdeeld in 4 niveaus, waarbij niveau 0 het helderst en niveau 3 het donkerst is.

U kunt de interface Instellingen aan de onderkant van het middendisplay openen. Tik op Portier- en ruitvergrendelingen> Ruiten > Dimmodus, en selecteer automatisch of handmatig aanpassen van het dak, of pas het dak snel aan via het scherm achter/de interface Snelle toegang van het middendisplay/NOMI.

  • Auto: Het glazen dak past zich afhankelijk van de omgeving automatisch aan het juiste dimniveau aan.

  • Handmatig: U kunt het dimniveau van het glazen dak aanpassen aan het gebruiksscenario van de auto.

Opgelet 遮光天幕Note——新
  • Het glazen dak beschikt over een beveiligingsmechanisme tegen veelvuldige bediening. Na meerdere opeenvolgende bedieningen, zal het niet reageren op het dimcommando en wordt de werking na 20 seconden hervat.

  • Het bedrijfstemperatuurbereik van het glazen dak is van -15 ℃ tot 65 ℃.

  • Wanneer de temperatuur van het glas lager is dan -15 °C, gaat het glazen dak naar de beveiligingsstand voor lage temperaturen, zodat het blijft stilstaan en tijdelijk niet verstelbaar is. Zodra de temperatuur van het glas weer naar het bedrijfstemperatuurbereik is opgelopen, hervat het glazen dak de normale werking.

  • Wanneer de temperatuur van het glas 65 °C overschrijdt, gaat het glazen dak naar een thermische beveiligingsstand en kan het alleen handmatig naar de automatische modus of niveau 3 (donkerste stand) worden geschakeld. Als het glazen dak gedurende lange tijd in een toestand van extreem hoge temperatuur blijft (hoger dan 85 ℃), schakelt het glazen dak automatisch over naar niveau 3 (donkerste stand). Zodra de temperatuur van het glas weer naar het bedrijfstemperatuurbereik is gezakt, hervat het glazen dak de normale werking.

  • Het glazen dak zal automatisch overschakelen naar niveau 3 (donkerste stand) wanneer de auto wordt vergrendeld, en de instellingen zullen worden hersteld zodra u de auto weer gebruikt.

Coating tegen steenslag

GUM228190

De coating tegen steenslag bevindt zich aan beide zijden van de wielen aan de achterzijde van de carrosserie; deze coating beschermt de lak van de carrosserie tegen krassen door grind als de auto snel rijdt.

Opmerking 切勿在不采用任何额外保护的情况下全部或部分去除该薄膜,防止破坏车身油漆。

Verwijder de folie nooit geheel of gedeeltelijk zonder extra bescherming, anders kan de carrosserielak beschadigd raken.

Instructies voor opladen

Om uw auto in goede staat te houden, moet u hem onmiddellijk opladen wanneer de accu bijna leeg is.

De laadpoort bevindt zich aan de linkerkant van de auto en ondersteunt zowel opladen met gelijkstroom (DC) als met wisselstroom (AC).

Opgelet 车辆在驻车状态时才可进行充电,车辆处于驾驶状态(将挡位置于R挡或D挡时)及软件升级状态时不可进行充电。
  • De auto kan alleen worden opgeladen tijdens parkeren. Opladen is niet mogelijk wanneer de auto in beweging is (in rijstand (D) of achteruitrijstand (R)) of tijdens een software-update.

  • Te hoge of te lage omgevingstemperaturen kunnen van invloed zijn op de oplaadduur, en langdurige blootstelling van de auto aan lage temperaturen kan de capaciteit van de hoogspanningsaccu aantasten.

Waarschuwing 为避免出现意外,请不要在有易燃气体或液体的地方进行充电作业,请到通风处进行充电。 因高压危险,充电作业时请与充电桩保持一定距离。
  • Om ongevallen te voorkomen, mag u het opladen niet uitvoeren in omgevingen met ontvlambare gassen of vloeistoffen. Laad op in een goed geventileerde ruimte.

  • Wij adviseren u om tijdens het opladen een bepaalde afstand tot de laadpaal te vanwege het risico dat gepaard gaat van hoogspanning. Om persoonlijk letsel te voorkomen, mag u de metalen contactpunten in de lader of laadpoort niet aanraken.

  • Het is minderjarigen niet toegestaan om laadapparatuur te gebruiken en ze moeten tijdens het opladen uit de buurt van de oplaadlocatie worden gehouden.

  • Laad niet op wanneer de laadapparatuur beschadigd, verroest of vochtig is of vreemde voorwerpen bevat.

  • Het is ten strengste verboden om zelf de laadstekker en laadapparatuur te wijzigen of te demonteren.

  • Gebruik laadapparatuur die voldoet aan de lokale normen voor het opladen van de auto. Als u dit niet doet, kan de auto mogelijk niet worden opgeladen en kan de auto of de laadapparatuur beschadigd raken, wat kan leiden tot persoonlijk letsel.

  • Laad niet op in open ruimtes tijdens hevige regenval of extreme weersomstandigheden omdat dit het opladen kan verhinderen en schade aan de auto of de laadapparatuur kan veroorzaken.

  • Inspecteer vóór het opladen de lader en de laadpoort van de auto op vervormingen, verkleuringen of brandplekken. Als afwijkingen worden gevonden, mag u niet opladen om schade aan de auto of de laadapparatuur te voorkomen. In ernstige gevallen kan dit leiden tot persoonlijk letsel. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

  • Controleer vóór het opladen de lader en de laadpoort van de auto op vuil of vreemde voorwerpen. Houd de raakvlakken schoon om storingen tijdens het laden of schade aan de laadpoort te voorkomen.

  • Als zich een storing in de laadapparatuur voordoet, neemt u contact op met de fabrikant van de laadapparatuur en probeert u het niet zelf op te lossen.

  • Controleer na blootstelling aan regen of er water in de laadpoort terecht is gekomen voordat u gaat opladen. Laad niet op wanneer waterdruppels of condens duidelijk zichtbaar zijn in de laadpoort omdat dit ertoe kan leiden dat opladen onmogelijk wordt en de auto of de laadapparatuur beschadigd kan raken.

  • Gebruik tijdens het opladen geen hogedrukreinigers om het gebied van de laadpoort schoon te maken, omdat dit het oplaadproces kan onderbreken en mogelijk schade kan toebrengen aan de auto of de laadapparatuur.

  • Gebruikers met geïmplanteerde pacemakers moeten uit de buurt blijven van auto's die bezig zijn met snelladen om elektromagnetische interferentie te voorkomen die de normale werking van medische apparaten kan beïnvloeden.

  • Als u tijdens het opladen een ongebruikelijke geur of rook uit de auto waarneemt, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

  • Voordat u het laadproces hebt gestopt, mag u de lader niet met geweld loskoppelen om te voorkomen dat bij de laadpoort een vlamboog ontstaat, waardoor de auto of de laadapparatuur beschadigd kan worden en, in extreme situaties, lichamelijk letsel kan ontstaan.

Laadbedieningen

U kunt de auto opladen met behulp van Power Home of Power Charger.

Laadprocedure

  1. Zet de auto in de parkeerstand (P), open de afdekking van de laadpoort door erop te drukken, of veeg op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts om de instellingen voor Snelle toegang te openen en tik op Laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch wordt geopend. Het controlelampje van de laadpoort brandt continu wit.

    GUM249500
    Opgelet 充电口饰板旋转运动过程中请勿用力拨动,以免损坏充电口饰板。打开充电口盖时请确保已关闭车辆高压电源。

    Wanneer de afdekking van de laadpoort draait en nadat het draaien is voltooid, mag u de afdekking niet met kracht bedienen, om beschadiging te voorkomen.

  2. Controleer of de laadstekker en de laadapparatuur in goede staat zijn, lijn de lader uit met de laadpoort van de auto, waarna de lader en de laadpoort op elkaar worden afgestemd: Als het controlelampje van de laadpoort knippert en blauw wordt, geeft dit aan dat de laadpoort normaal werkt. Als de laadpoort en de lader niet goed op elkaar zijn afgestemd of als de afstemming wordt onderbroken, knippert het controlelampje blauw en gaat het vervolgens uit. Sluit in dit geval de lader opnieuw aan.

    GUM249506
  3. U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Accu of de NIO-app tikken om de huidige laadstatus te bekijken. Het controlelampje van de laadpoort is blauw en geeft de huidige laadstatus aan.

  4. Nadat het opladen voltooid is, drukt u op de ontgrendelknop van de laadkabel voordat u de laadkabel uit de laadpoort trekt.

    Als u het laden tussentijds handmatig wilt stoppen, ontgrendelt u de auto volledig en tikt u op het middendisplay op de interface Instellingen op Accu om het opladen te stoppen. Wacht tot het controlelampje van de laadpoort continu groen brandt voordat u de laadkabel loskoppelt.

    GUM249512
    Opgelet 进行直流快充过程中,可先将车辆解锁,再长按充电口关闭按钮,即可手动停止充电。
    • Om het opladen handmatig te stoppen tijdens DC-snelladen, kunt u de auto eerst ontgrendelen en vervolgens de knop OFF (uit) op de laadpoort ingedrukt houden.

    • Ga recht voor de laadpoort staan wanneer u de laadkabel aansluit of loskoppelt. Als de laadkabel vast zit, probeert u deze iets op te tillen. Schud de laadkabel niet met kracht tijdens het aansluiten of loskoppelen om te voorkomen dat de laadkabel of de laadpoort wordt beschadigd.

    • Trek tijdens het opladen de laadkabel niet rechtstreeks met kracht eruit omdat dit vonken en rook in het laadaansluiting kan veroorzaken, waardoor uw persoonlijke veiligheid in gevaar komt.

    • Nadat het opladen is voltooid, wacht u 3 seconden voordat u de laadkabel loskoppelt, om te voorkomen dat u hem te snel eruit trekt, waardoor een vlamboog kan ontstaan met persoonlijk letsel tot gevolg.

    • Wij adviseren bij het aansluiten van de laadkabel deze volledig in de laadaansluiting te steken en vervolgens 2 seconden met uw hand vast te houden voordat u hem loslaat. Als de laadindicator rood knippert, probeert u nog 1 of 2 keer op te laden met de laadkabel aan de hand van de bovenstaande stappen. Als het opladen nog steeds mislukt, vervangt u de laadkabel.

  5. Als het controlelampje van de laadpoort tijdens het opladen rood knippert, gaat u naar een andere laadpaal en probeert u het daar opnieuw. Als het controlelampje rood blijft knipperen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

    GUM249518
  6. Nadat u de laadkabel hebt losgekoppeld en opgeborgen, duwt u de afdekking van de laadpoort met de hand omlaag, drukt u op de sluitknop van de laadpoort of tikt u op het middendisplay op Laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch wordt gesloten.

    GUM249528
    Opmerking 使用蔚来家充桩充电时,充电口饰板将在充电枪从桩上拔下时自动打开,在充电枪从车辆拔下后自动关闭。如充电口饰板自动旋转关闭过程中卡滞在充电枪上,可长按5秒钟充电口关闭按钮,此时充电口饰板将自动打开。

    Wanneer u uw auto oplaadt met behulp van NIO Power Home, zal de afdekking van de laadpoort automatisch opengaan zodra u de lader van de poort loskoppelt, en automatisch dichtgaan zodra u de lader loskoppelt van uw auto. Als tijdens de draaibeweging voor automatisch sluiten, de afdekking van de laadpoort vast komt te zitten op de lader, houdt u de sluitknop dan gedurende 5 seconden ingedrukt, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch opengaat.

De laadkabel kan na het opladen niet worden losgekoppeld

Als het niet lukt om de laadkabel los te koppelen nadat de auto volledig is ontgrendeld, probeert u de volgende stappen:

  1. Sluit de laadkabel opnieuw aan en controleer of de ontgrendelknop van de laadkabel omhoog springt.

  2. De hele auto opnieuw vergrendelen en ontgrendelen.

  3. Houd de ontgrendelknop van de laadkabel 1 tot 2 seconden ingedrukt, wacht tot het controlelampje van de laadpoort continu groen brandt en koppel vervolgens de laadkabel los.

  4. Open de klep van de bagageruimte achterin, trek aan de noodontgrendelingskabel van de elektronische vergrendeling van de laadpoort en probeer vervolgens de laadkabel lost te koppelen.

    GUM249535
  5. Als u de laadkabel nog steeds niet kunt loskoppelen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

Batterijniveau en laadscherm

De status van de huidige hoogspanningsaccu en enige waarschuwingsinformatie met betrekking tot de accu kan worden weergegeven op het digitale instrumentenpaneel.

GUM249538
  1. Weergave van huidig vermogen

    Dit geeft de huidige vermogenswaarde van de hoogspanningsaccu aan terwijl deze vermogen levert of energie terugwint door middel van regeneratief remmen.

  2. Energiebalk van de hoogspanningsaccu

    De energiebalk geeft het vermogen aan dat door de hoogspanningsaccu wordt geleverd. Een groene energiebalk geeft het vermogen tijdens regeneratief remmen aan.

  3. Bereik

    Dit geeft het rijbereik aan dat in de huidige status wordt ondersteund door de hoogspanningsaccu.

    Wanneer het resterende rijbereik minder dan 60 km (deze waarde is configureerbaar) is, wordt het pictogram geel, en wanneer het minder dan 10 km wordt, wordt het pictogram rood.

U kunt uw gewenste instellingen voor het laden voordat u gaat laden of na het parkeren op het middendisplay instellen. Wanneer de ingestelde maximale laadlimiet is bereikt, stopt het laden automatisch en wordt dit gemeld op het digitale instrumentenpaneel.

In deze functie is de bovengrens voor laden standaard ingesteld op 90%, echter, u kunt naar de interface Instellingen onderaan het middendisplay gaan, op Accu tikken en vervolgens de accu in het automodel verschuiven om dit in te stellen. Het instelbereik is 50% tot 100%.

U kunt de optie informatie over de auto weergeven via de menuknop aan de rechterkant van het stuurwiel, en de waarden voor de stroomsterkte en spanning van de huidige hoogspanningsaccu weergeven.

De controlelampjes op het digitale instrumentenpaneel die betrekking hebben op het accuniveau zijn de volgende:

Pictogrammen instrumentenpaneel

Naam

Beschrijving

GUM249539

Normaal controlelampje voor hoogspanningsaccu

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu normaal werkt.

GUM249540

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu bijna leeg is. Laad hem op tijd op. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

GUM249541

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

Op dit moment ontvangt uw auto geen voeding vanuit de hoogspanningsaccu. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

GUM249542

Waarschuwingslampje voor een storing in het opladen van de laagspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

GUM249543

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het NIO Service Center.

GUM249544

Waarschuwingslampje voor oververhitting van de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het NIO Service Center.

GUM249545

Controlelampje voor met ijs en sneeuw bedekt wegdek

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de huidige omgevingstemperatuur te laag is, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de hoogspanningsaccu.

GUM249546

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de laadkabel momenteel is aangesloten.

Accuvoorbereiding

De oplaadsnelheid van een hoogspanningsaccu neemt af onder koude omstandigheden. Wanneer de functie Accuvoorbereiding is ingeschakeld, kan de hoogspanningsaccu van tevoren tot op zekere hoogte worden opgewarmd voordat de auto het oplaadpunt bereikt (laadpaal ) om het opladen van de auto te versnellen.

De accu onderweg voorverwarmen

Accu onderweg voorverwarmen is standaard ingeschakeld. U kunt naar de interface Instellingen aan de onderkant van het middendisplay gaan en op Accu > Accu onderweg voorverwarmen tikken en Accu onderweg voorverwarmen handmatig uitschakelen door Schakel uit (standaard ingeschakeld voor de volgende keer) of Uit houden. te selecteren

Nadat deze functie is ingeschakeld en wanneer de bestemming of tussenstop op de navigatieroute het laadstation is, start de auto automatisch de voorbereiding van de hoogspanningsaccu, onder voorwaarde dat het zeker is dat de bestemming kan worden gehaald. Accu onderweg voorverwarmen haalt alleen de stap voor de opwarming van de accu naar voren en verbruikt geen extra energie.

Tijdens navigatie wordt de functie Accu onderweg voorverwarmen automatisch ingeschakeld onder de volgende omstandigheden. De huidige status van de accuvoorbereiding wordt bovenaan het middendisplay op de statusbalk weergegeven:

  • De bestemming of tussenstop van de navigatie is een laadstation , of een tankstation met een laadstation.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Het huidige resterende rijbereik is meer dan 120 km.

  • De auto staat niet in de ECO+-modus.

Deze functie schakelt automatisch de accuvoorbereidingsprocedure uit (de schakelaar blijft aan staan) in een van de volgende omstandigheden:

  • De auto is aangesloten op een laadstation.

  • Navigeren naar een laadstation is uitgeschakeld of gestopt.

  • Als het voorbereiden met het huidige resterende rijbereik ertoe leidt dat minder dan 20 km overblijft wanneer de auto de bestemming bereikt.

  • De auto staat in de ECO+-modus.

Accu handmatig voorverwarmen

Accu handmatig voorverwarmen is standaard uitgeschakeld. Als u de laadroute kent en de navigatiebegeleiding naar de laadpaal niet hoeft te volgen, is het in een omgeving met lage temperaturen aan te raden om Accu handmatig voorverwarmen in te schakelen. De auto schakelt de voorbereiding voor de hoogspanningsaccu in om de laadefficiëntie te verbeteren. Wanneer u de functie Accu handmatig voorverwarmen inschakelt is het noodzakelijk dat u zich ervan verzekert dat de omgevingstemperatuur lager is dan 20 °C en het resterende rijbereik van de auto meer is dan 10 km.

U kunt naar de interface Instellingen van de NIO-app of aan de onderkant van het middendisplay gaan en op Accu > Accu handmatig voorverwarmen tikken om Accu handmatig voorverwarmen in of uit te schakelen. Bovenaan het middendisplay geeft de statusbalk de huidige status van de accuvoorbereiding weer.

Deze functie schakelt automatisch de accuvoorbereidingsprocedure uit (de schakelaar staat op dit moment uit) in een van de volgende omstandigheden:

  • De auto is aangesloten op een laadstation.

  • De functie Accu onderweg voorverwarmen is ingeschakeld.

  • De accu is opgewarmd tot de ingestelde temperatuur en bleef dat gedurende 1 uur.

  • De auto staat in de ECO+-modus.

Opgelet 低温充电预热功能激活后,手动充电预热功能不可用。
  • Als de functie accuvoorbereiding wordt geactiveerd, wordt het energieverbruik in enige mate verhoogd. Plan uw reis adequaat of gebruik deze functie op passende wijze.

  • Nadat de functie Accu-opwarming onderweg is geactiveerd, is de functie Accu handmatig voorverwarmen niet meer beschikbaar.

  • De functie Accu handmatig voorverwarmen kan de gevolgen van de accuvoorbereiding voor het bereik tot aan de bestemming niet zelf bepalen. Let goed op of het huidige bereik voldoende is om de bestemming te bereiken voordat u deze functie inschakelt.

Slim opladen

Slim opladen kan de kosten van thuis opladen verlagen voor gebruikers die thuis een dynamisch of piek-dal-energietarief hebben door automatisch de auto op te laden op tijdstippen waarop de stroomprijs laag is.

Er zijn twee soorten slim opladen:

  • NIO Slim Opladen: werkt met elke energieleverancier.

  • Tibber Slim Opladen: werkt alleen met Tibber, waar de gebruiker een energiecontract moet afsluiten.

Omdat NIO Slim Opladen en Tibber Slim Opladen elkaar kunnen storen, dienen gebruikers slechts één slim opladen-oplossing per locatie te activeren.

NIO slim opladen

Deze functie kan worden geactiveerd in de instellingen van uw auto en zal worden onthouden voor deze locatie.

Hoe het werkt:
  1. De gebruiker sluit een wisselstroomlader aan op de auto, bij voorkeur thuis.

  2. De gebruiker activeert de functie via de instellingen van de auto (Voertuiginstellingen > Accu) .

  3. De gebruiker selecteert de oplaadstrategie:

    • Optimalisatie van dynamisch tarief kiest de goedkoopste uren om de benodigde hoeveelheid energie te laden tot aan de eindtijd ingesteld door de gebruiker.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

  4. De gebruiker stelt de tijd in waarop het opladen dagelijks moet plaatsvinden (bijv. 7:30 uur). NIO maakt een oplaadplan op basis van de instellingen en de informatie van de gebruiker. Het opladen start en stopt automatisch overeenkomstig het tijdschema.

    • Optimalisatie van dynamisch tarief start en stopt het opladen zodanig dat gebruik gemaakt wordt van de goedkoopste uren tot aan de eindtijd ingesteld door de gebruiker.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

    Als het oplaadlampje oranje wordt, betekent dit dat het slim opladen is gelukt en dat de auto klaar is om opgeladen te worden. Als het lampje wit wordt, betekent dit dat het opladen is voltooid.

  5. De auto zal de volgende dag klaar zijn met opladen op het door de gebruiker ingestelde tijdstip.

  6. Alle slimme oplaadinstellingen worden specifiek opgeslagen voor elke slimme oplaadlocatie. Als de gebruiker de locaties opnieuw bezoekt, worden alle instellingen automatisch opgehaald.

  7. De functie Slim opladen ondersteunt maximaal 10 locaties. Ongewenste locaties kunnen worden verwijderd op de pagina Navigatie - Favorieten beheren. Deze functie werkt alleen met AC-opladen.

Tibber slim opladen

De gebruiker moet zich abonneren op het Tibber stroomcontract en thuis een slimme meter hebben.Activering is mogelijk met elk AC-laadstation/thuislaadkabel.

Hoe het werkt:

  1. De gebruiker sluit een energiecontract af bij Tibber.

  2. De gebruiker registreert zich bij Tibber en opent de Tibber-app.

  3. De gebruiker activeert in de Tibber-app "Power-Up NIO".

  4. De gebruiker logt één keer in met de inloggegevens van NIO.

  5. De gebruiker stelt voor elke weekdag de vertrektijd in Tibber-app in.

  6. Het opladen van de auto op de Tibber Home-locatie wordt vanaf nu geregeld door Tibber.

  7. De gebruiker kan het laden in de Tibber-app altijd zelf beheren. Om elke controle van Tibber over uw auto te stoppen, gaat u naar het gedeelte Power-ups in de Tibber-app en schakelt u Nio Power-up uit. Of u kunt contact opnemen met de helpdesk van Tibber.

Als u een specifiek probleem hebt (de app werkt niet, opladen lukt niet, enz.) of een algemene vraag (hoe meld u zich aan, wanneer wordt uw account geactiveerd, enz.), gaat u naar Tibber.com die uw doorverwijst naar de lokale website.

Grootlicht en dimlicht

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen en selecteer GUM155709 om het automatisch grootlicht in te schakelen. Tik op Verlichting > Buitenverlichting > Automatisch grootlicht om deze functie in of uit te schakelen.

GUM228191

Als de functie Automatisch grootlicht uitgeschakeld is, kan met de verlichtingshendel alleen worden geschakeld tussen grootlicht en dimlicht.

Wanneer de functie Automatisch grootlicht is ingeschakeld en elke keer wanneer de auto wordt gestart, zal als het dimlicht automatisch is ingeschakeld, Automatisch grootlicht standaard worden ingeschakeld en gaat het controlelampje Automatisch grootlicht op het instrumentenpaneel GUM160430 branden.
  • Afhankelijk van de omgeving en de rijsnelheid schakelt de auto automatisch het grootlicht in of uit en het controlelampje voor het grootlicht op het instrumentenpaneel GUM160431 gaat dienovereenkomstig aan of uit.

  • Duw de verlichtingshendel één keer naar voren om het grootlicht handmatig in te schakelen.

  • Trek de lichthendel naar achteren, de functie Automatisch grootlicht wordt gedeactiveerd en de auto schakelt over op dimlicht.

  • Nadat u de functie Automatisch grootlicht hebt uitgeschakeld, drukt u de lichthendel eenmaal voorzichtig naar voren om deze weer te activeren.

Opgelet 车辆大灯和尾灯在低温或高湿环境下可能会产生雾气、结霜等现象,属于正常物理现象。在常温状态下车辆放置一段时间后行驶,雾气或结霜将会消散。

De koplampen en achterlichten van de auto kunnen mist, rijp, enz. genereren in omgevingen met een lage temperatuur of hoge luchtvochtigheid, wat een normaal natuurkundig fenomeen is. Nadat de auto gedurende een bepaalde tijd bij kamertemperatuur geparkeerd heeft gestaan, zal de mist of rijp verdwijnen.

Bediening lichtsignaal

GUM228214

Om het grootlicht één keer te laten knipperen, trekt u de verlichtingshendel naar achteren en laat u hem los.

Handmatige bediening van dimlicht

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen en selecteer GUM237565 om de dimlichten handmatig in of uit te schakelen.

Reismodus

Standaard is uw auto zo ingesteld dat deze geschikt is voor gebruik in landen met regelgeving voor modellen met stuurwiel links (rechts rijden). Wanneer u naar een land met regelgeving voor modellen met stuurwiel rechts (links rijden) reist, stel de koplampen dan in op de reismodus om uw veiligheid tijdens het rijden te waarborgen.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Reismodus koplampen om de huidige rijrichting te selecteren.

Zodra de rijrichting is aangepast, schakelen de koplampen ook automatisch over naar het type verlichting voor de corresponderende rijregels.

Verstelling dimlicht

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Verstelling dimlicht. U kunt het dimlicht afhankelijk van de beladingstoestand in de auto handmatig op de juiste hoogte instellen.
  • Dichterbij III: Alleen de bestuurder zit in de auto en de achterbak is vol.

  • Dichtbij II: De auto zit vol met passagiers en de achterbak is vol.

  • Verder I: De auto zit vol met passagiers.

  • Ver 0: Alleen de bestuurder of voorpassagier zit ook in de auto.

Richtingaanwijzers

GUM249561
  • Bocht naar links: zet de verlichtingshendel omlaag

  • Bocht naar rechts: zet de verlichtingshendel omhoog

Wanneer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld, gaat het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel branden en hoort u een "klik-klak"-geluid.

  • Bedien met de verlichtingshendel: de richtingaanwijzers gaan automatisch uit na drie keer knipperen;

  • Bedien de verlichtingshendel opnieuw: de richtingaanwijzers blijven knipperen totdat u ze handmatig uitschakelt of het stuurwiel is teruggedraaid naar de middenstand;

Terwijl de richtingaanwijzer knippert, bedient u de verlichtingshendel in de tegengestelde richting of nogmaals in dezelfde richting om de richtingaanwijzers onmiddellijk uit te schakelen.

Mistlampen

Ga naar de interface Instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik op Verlichting > Buitenverlichting. Druk kort op Mistlampen voor of Mistlampen achter om de mistlampen voor en achter in of uit te schakelen.

U kunt ook op het middendisplay van links naar rechts vegen om de interface Snelle toegang te openen en vervolgens kort op Mistlampen voor of Mistlampen achter drukken om de mistlampen voor en achter in of uit te schakelen.

Positieverlichting

Positielichten worden gebruikt om de aanwezigheid en locatie van uw auto aan te geven, zodat andere weggebruikers uw auto kunnen zien en er minder verkeersongevallen gebeuren.

Ga naar Instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen en selecteer GUM249570 om de positielichten handmatig in te schakelen. Bij deze instelling blijven zowel de voorste als achterste positielichten continu branden.

Parkeerlichten

Wanneer u 's nachts tijdelijk parkeert in een onverlicht gebied, kunt u de parkeerlichten inschakelen om uw aanwezigheid en locatie aan te geven, zodat andere weggebruikers uw auto kunnen zien.

Zet de auto in PARK (P). Ga vervolgens naar de interface Instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay, tik op Verlichting > Buitenverlichting > Parkeerlichten links/rechts en selecteer één of beide parkeerlichten naar gelang de parkeerplek.

Wanneer de parkeerlichten zijn ingeschakeld, blijven ze branden wanneer de auto wordt uitgeschakeld en ze gaan automatisch uit als u de auto ontgrendelt.

Als de accu van de auto zwak is, ontvangt u een melding via de NIO-app en sms en worden de parkeerlichten automatisch uitgeschakeld.

Opmerking NT2_驻车灯

Het parkeerlicht gaat na de systeemupdate automatisch uit.

In-/uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant

Elke portierhendel op de buitenkant is voorzien van een in-/uitstapverlichting in de portierhendel.

De portierhendels op de buitenkant komen automatisch naar buiten wanneer de hele auto wordt ontgrendeld, en de in-uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant zal gaan branden om het gebied rondom het portier voor u te verlichten. De in-uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant gaat uit wanneer de portierhendels op de buitenkant naar binnen gaan.

Grondverlichting

Elke portier van de auto is uitgerust met grondverlichting voor veilig instappen in het donker. De achterklep is tevens uitgerust met een grondverlichting, die de grond verlicht wanneer de achterklep is geopend.

De grondverlichting wordt automatisch ingeschakeld zodra u het portier opent en wordt 10 minuten nadat de portier is geopend of onmiddellijk nadat de portier is gesloten uitgeschakeld.

GUM249584

LEESLAMPEN

Automatische leeslamp

Om de functie in of uit te schakelen, gaat u naar Instellingen onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Automatische leeslamp.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, gaan de leeslampen automatisch branden wanneer u de auto ontgrendelt of een van de portieren opent . De leeslampen gaan automatisch uit wanneer een van de volgende situaties zich voordoet:

  • Rijden;

  • De auto van buitenaf vergrendelen;

  • 10 minuten nadat het portier is geopend;

  • 15 seconden nadat alle portieren zijn gesloten.

Handmatige bediening van de leeslampen

U kunt elke leeslamp afzonderlijk in- of uitschakelen door het oppervlak van de leeslamp aan te raken.

U kunt de leeslamp ook in- of uitschakelen met NOMI.

Het middendisplay biedt ook in een hoofdschakelaar om alle leeslampen te bedienen. Om alle leeslampen tegelijk aan of uit te schakelen, gaat u naar Instellingen onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Leeslampen.

GUM249589GUM249590

Wanneer u de auto van buitenaf vergrendelt (met de afstandsbediening of de functie in de NIO-app), worden alle leeslampen tegelijk uitgeschakeld.

Opmerking 未外部锁车时,若通过顶棚处触摸开关手动打开前排阅读灯,则前排阅读灯不会自动熄灭,需手动关闭。

Wanneer uw auto niet extern is vergrendeld en de leeslampen voorin handmatig worden ingeschakeld met behulp van de aanraakschakelaar in het dakgebied, worden deze niet automatisch uitgeschakeld, maar moeten handmatig worden uitgeschakeld.

De helderheid van de leeslampen instellen

De standaardhelderheid van de leeslampen is 60% telkens als de leeslampen worden ingeschakeld.

Als er een leeslamp is ingeschakeld, kunt u de helderheid ervan instellen door lang op de betreffende leeslamp te drukken of via NOMI.

  • Wanneer u de helderheid van de leeslamp instelt door lang erop te drukken, verandert de helderheid ervan geleidelijk in real time totdat de uiterste waarden worden bereikt (helderst of donkerst). Zodra de gewenste helderheid is bereikt, laat u los en behoudt de leeslamp het huidige helderheidsniveau.

  • Als u de helderheid van de leeslamp aanpast met behulp van NOMI, toont het middendisplay het bedieningsvenster voor het instellen van de helderheid, waarna u op deze interface de helderheid van de leeslamp handmatig kunt instellen.

Alarmknipperlichten

Zet in noodgevallen, zoals slecht weer, ongevallen of autopech, de alarmknipperlichten aan om de positie van uw auto aan te geven en andere bestuurders en voetgangers voor een dreigend gevaar te waarschuwen.

GUM249602

Druk op de alarmknipperlichtenknop om de alarmknipperlichten te activeren. Alle richtingaanwijzers op de auto en de richtingaanwijzer op het digitale instrumentenpaneel beginnen te knipperen. Druk nogmaals op de knop om de alarmknipperlichten te deactiveren.

Opmerking 危险警告灯
  • Bij een ernstige aanrijding worden de alarmknipperlichten automatisch geactiveerd en kunnen ze na 4 seconden handmatig worden uitgeschakeld.

  • Wanneer het waarschuwingssysteem voor een noodstop is geactiveerd en nadat het noodremsignaal is uitgeschakeld, worden de alarmknipperlichten van de auto automatisch geactiveerd. Als u weer gaat rijden, worden de alarmknipperlichten automatisch uitgeschakeld, en kunt u ze ook handmatig uitschakelen.

Sfeerverlichting

Algemeen

De auto heeft instelbare sfeerverlichting op de portierpanelen, in de bagageruimte en in de vloer.

GUM249612GUM249613

Zodra u zit, kunt u de sfeerverlichting op het middendisplay inschakelen en toont de auto het standaardeffect van de sfeerverlichting met de huidige instelling.

De sfeerverlichting is beschikbaar in 256 kleuren. Om verschillende thema's en kleuren (hoofdkleuren, hulpkleuren, vloerplaat) van de sfeerverlichting te selecteren, gaat u naar de interface Instellingen onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Sfeerverlichting. Deze instelling wordt voor u opgeslagen. U kunt ook de helderheid van de sfeerverlichting instellen en verschillende standen voor de sfeerverlichting kiezen, zoals Ademend, Ritmisch, enz. deze instellingen worden op het middendisplay opgeslagen.

Sfeerverlichting is geïntegreerd in de waarschuwing voor een geopend portier. Wanneer een portier op het punt staat geopend te worden en de waarschuwing wordt geactiveerd, gaat de sfeerverlichting van het bijbehorende portier in het portierpaneel rood branden en knipperen.

Verlichting van de make-upspiegel

Er zitten twee zonnekleppen tegen het dak van de auto, elk uitgerust met een make-upspiegel.

Wanneer uw de klep van de make-upspiegel openklapt, wordt de verlichting van de make-upspiegel automatisch ingeschakeld. Sluit de klep en de verlichting wordt automatisch uitgeschakeld.

GUM249625

Verlichting in de bagageruimte

De bagageruimteverlichting wordt automatisch ingeschakeld wanneer de achterklep wordt geopend.

De bagageruimteverlichting wordt automatisch uitgeschakeld nadat deze 10 minuten ingeschakeld is geweest of wanneer de achterklep wordt gesloten.

Multifunctionele kampeerlamp

GUM230033
Er zit een afneembare lamp aan de rechterkant van de achterbak. Druk op de knop aan de linkerkant van de lamp, draai eraan om deze te verwijderen. Deze kan worden gebruikt als kampeerlamp of zaklamp. De afneembare lamp heeft twee lichtbronnen: een lichtbron aan de voorkant en een lichtbron aan de zijkant.
  • Voorwaartse verlichting (zaklampmodus): Schakelbaar tussen helder en zwak wit licht

  • Zijwaartse verlichting (kampeerverlichtingsmodus): Schakelbaar tussen sterk wit licht, zwak wit licht, rood licht en rood-wit knipperen (SOS)

Als de batterij in de lamp volledig opgeladen is, kan de verlichting naar voren 2 tot 3 uur worden gebruikt. De verlichting naar de zijkant kan ongeveer 1 uur worden gebruikt.

GUM230008

Zet de lamp evenwijdig aan de sleuf uit en duw deze voorzichtig maar stevig in de sleuf. Nadat de lamp is teruggeplaatst, gaan de zijlampen na ongeveer 0,5 seconde branden.

GUM228359
  1. Laadpoort type C

    • Deze wordt gebruikt voor het opladen van de batterij in de lamp met behulp van een externe voedingsbron.

    • Wanneer de laadpoort type C is aangesloten op de voedingsbron, knippert het controlelampje naast de laadpoort om aan te geven dat deze laadt. Als het controlelampje continu brandt, betekent dit dat de accu opgeladen is.

    • Wanneer de laadpoort type C niet correct is aangesloten op een voedingsbron, blijft het controlelampje continu branden om aan te geven dat de acculading lager is dan 20%.

    • Nadat het opladen voltooid is, verzekert u zich ervan de waterdichte dop op de USB-aansluiting aan te brengen om te voorkomen dat water kan binnendringen in de oplaadaansluiting.

  2. Lichtknop

    • Druk de aan/uit-knop 0,5 tot 1 seconde lang in om de lamp in of uit te schakelen;

    • Druk één keer op de aan/uit-knop om de helderheid en kleur aan te passen;

    • Tik twee keer op de aan/uit-knop om de richting van de verlichting om te schakelen.

Opgelet 请勿长时间直视灯源,以免造成眼睛不适;
  • Staar niet langdurig rechtstreeks in de lichtbron om geïrriteerde ogen te voorkomen;

  • Niet gebruiken in de buurt van vuur;

  • Dompel het niet rechtstreeks onder in water en reinig het niet met chemische reagentia;

  • Trek niet met kracht aan de achterste band van de lamp, om te voorkomen dat de bandkoppelingsknop en de printplaat worden beschadigd;

  • Verzeker u er voordat u de lamp terugplaatst in de sleuf van de bagageruimte van de auto van, dat de stofkap van de achterste band en de externe laadpoort vlak is, en dat de kleine gaten aan beide kanten van de lamp, voor en achter, evenals de laadpoort vrij zijn van vreemde voorwerpen, om klemmen of slecht opladen na montage te voorkomen;

  • Plaats geen producten van derden of andere voorwerpen in de sleuf van de lamp, om beschadiging van de laadpoort of het aansluitapparaat te voorkomen.

Interactiescenario verlichting

Welkomstverlichting

Wanneer u de auto nadert met een geldige smart key of een gemachtigde mobiele telefoon (binnen een afstand van ongeveer 8 meter) of de auto ontgrendelt, gaan automatisch de koplampen en de positieverlichting branden (als het omgevingslicht zwak is, gaat ook de welkomstverlichting in de zijspiegels branden) om u te verwelkomen.

Op dat moment zal de auto uw accountgegevens toepassen en automatisch uw gepersonaliseerde instellingen ophalen om vooraf de overeenkomstige aanpassingen uit te voeren (zoals stoelverstellingen, airco-instellingen, media-instellingen en instellingen van de interieurverlichting).

Volg me naar huis

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Volg mij naar huis om de tijdsduur in te stellen gedurende welke de koplampen blijven branden.

Wanneer de functie is ingeschakeld, worden 's nachts of bij weinig licht, wanneer u uw auto vergrendelt en klaar bent om te vertrekken, automatisch het dimlicht, de zijspiegelmanoeuvreerlichten en de stadslichten ingeschakeld om uw weg te verlichten.

Minimale verlichting

Wanneer de auto geparkeerd staat, kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en tikken op Verlichting > Interieurverlichting > Minimale verlichting om de functie Minimale verlichting in te schakelen. Alle sfeerverlichting, leeslampen en buitenverlichting worden uitgeschakeld om een 'minimale verlichting met één tik' te realiseren.

Wanneer Minimale verlichting wordt geactiveerd, worden alle instelfuncties voor de sfeerverlichting uitgeschakeld.

Als u de buitenverlichting handmatig aanpast wanneer Minimale verlichting is geactiveerd, wordt de minimale verlichting automatisch gedeactiveerd.

Als u een andere transmissiestand selecteert of Minimale verlichting handmatig uitschakelt, keren de buitenverlichting en de sfeerverlichting terug naar hun vorige stand terwijl de leeslampen uitgeschakeld blijven.

Volledige helderheid

Om de functie Volledige helderheid in te schakelen, gaat u naar Instellingen onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Volledige helderheid. Alle omgevingsverlichting en leeslampen worden op maximale helderheid ingeschakeld.

Wanneer Volledige helderheid wordt geactiveerd, worden alle instelfuncties voor de sfeerverlichting uitgeschakeld.

Als u de buitenverlichting handmatig aanpast wanneer de volledige helderheid is ingeschakeld, wordt de volledige helderheid automatisch uitgeschakeld.

Als u Volledige helderheid handmatig uitschakelt, keren de buitenverlichting en de sfeerverlichting terug naar hun vorige stand terwijl de leeslampen worden uitgeschakeld.

Zachte gloed

Om de functie Zachte gloed in te schakelen, gaat u naar Instellingen onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Zachte gloed. De sfeerverlichting op de vloerplaat in de auto gaat op laag niveau branden en de sfeerverlichting en leeslampen op het portierpaneel en de opbergruimte worden uitgeschakeld.

Wanneer Zachte gloed wordt geactiveerd, worden alle instelfuncties voor de sfeerverlichting uitgeschakeld.

Als u de buitenverlichting handmatig aanpast wanneer Zachte gloed is geactiveerd, wordt Zachte gloed automatisch gedeactiveerd.

Als u Zachte gloed handmatig uitschakelt, keren de buitenverlichting en de sfeerverlichting terug naar hun vorige stand terwijl de leeslampen uitgeschakeld blijven.

De sleutel aan de account koppelen

Wanneer de auto voor het eerst wordt ingeschakeld en de verificatieprocedure doorloopt, wordt de sleutel automatisch gebonden aan het eigenaarsaccount. Wanneer u vervolgens de sleutel gebruikt om de auto te ontgrendelen, worden automatisch de gegevens van het eigenaarsaccount geladen.

De eigenaar kan de smart key via de rubriek Sleutelbeheer in de NIO-app aan gemachtigde accounts koppelen. Wanneer een gemachtigde gebruiker eenmaal is gekoppeld en de bijbehorende sleutel gebruikt om de auto te ontgrendelen, dan laadt de auto de instellingen die aan de gekoppelde gemachtigde account zijn gekoppeld. De eigenaar kan de gekoppelde accountinformatie bekijken of de koppeling van sleutels ongedaan maken in de NIO-app. Bij koppelen of ongedaan maken van de koppeling ontvangen zowel de eigenaar als de gemachtigde accountgebruiker sms-en NIO-appmeldingen.

Opmerking 钥匙与账户绑定
  • De koppeling van de sleutel aan het account kan alleen worden gewijzigd door de eigenaar van de auto. Voordat ze aan de sleutel kunnen worden gekoppeld, moeten eerst aanvullende NIO-accounts worden gemachtigd.

  • De koppeling tussen de gemachtigde gebruiker en de sleutel wordt automatisch opgeheven op het moment dat de eigenaar de machtiging intrekt.

  • De Gastmodus is alleen beschikbaar voor een sleutel die is gekoppeld aan het eigenaarsaccount.

Van account wisselen

U, een medegebruiker of een gemachtigde gebruiker kan op het middendisplay van account wisselen om de betreffende persoonlijke instellingen te laden (bijv. stand van de stoel, stuurwiel enz.).

U, een medegebruiker of een gemachtigde gebruiker kan als volgt van account wisselen:
  1. Wanneer de auto verbonden is met het netwerk of eerder is aangemeld maar momenteel offline is, tikt u op het middendisplay of onderaan het middendisplay op de persoonlijke avatar om naar de interface Instellingen te gaan en tikt u op Account > Account wisselen. U kunt de lijst van actieve accounts weergeven, inclusief de accounts van de eigenaar, de medegebruikers en de gemachtigde gebruikers. Tik gewoon op de bijbehorende avatar of bijnaam om van account te wisselen. Een account moet worden geverifieerd (door middel van het scannen van een QR-code in de NIO-app of het invoeren van een verificatiecode) voordat u kunt inloggen. U kunt ook instellen op inloggen zonder wachtwoord in Account > Gezichtsherkenning en wachtwoord om snel en eenvoudig van account te wisselen.

  2. Automatisch van account wisselen via gezichtsherkenning. Tik op het middendisplay op uw persoonlijke avatar of ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen. Ga naar Account > Gezichtsherkenning en wachtwoord, voer de gezichtsherkenningsgegevens in en schakel deze functie in. Zodra u de auto hebt ontgrendeld en op de bestuurdersstoel bent gaan zitten, kijkt u recht vooruit, waarna de auto automatisch de accountgegevens herkent en de bijbehorende gepersonaliseerde instellingen laadt. Als het systeem detecteert dat de huidige gebruiker niet met de momenteel aangemelde account overeenkomt, maar wel met een andere account in de auto (bijv. als u de sleutel uitleent aan een familielid), stemt het automatisch af en wisselt het naar de juiste account.

Opgelet 只有在非驾驶状态可以进行切换账户的操作
  • Wisselen tussen accounts kan alleen worden gedaan wanneer de auto geparkeerd staat.

  • De auto slaat gewijzigde instellingen (zoals de positie van de bestuurdersstoel, enz.) niet op in de Gastmodus.

Gemachtigde ontgrendeling

Voordat u uw auto aan anderen uitleent, kunt u geregistreerde NIO App-gebruikers toestemming geven voor toegang tot en gebruik van uw auto. Gemachtigde gebruikers kunnen de auto gebruiken binnen het aangewezen machtigingsbereik via de Phone Key of na verificatie op de NIO-app.

Machtigen door eigenaar

Tik in de NIO-app op de interface Instellingen op Profiel-avatar > Accountinstellingen of in de linkerbovenhoek van het middendisplay, en voer het wachtwoordgebaar van uw auto in om naar de interface Machtigingenbeheer te gaan.

U kunt een gebruiker machtigen en gerelateerde functies die een machtiging vereisen instellen door zijn/haar/hun gebruikersnaam van de NIO-app in te voeren. Maximaal negen gebruikers kunnen worden gemachtigd. Na het instellen van de machtiging van de gebruiker, kunt u op de avatar of de gebruikersnaam van de gemachtigde gebruiker tikken om gedetailleerde informatie over de gebruiker en de functies die een machtiging vereisen (zoals media, video en beveiligd opbergvak armsteun enz.) te bekijken. Als de huidige machtiging actief is, kunt u ook het bereik van de gemachtigde toegang beweren en de machtiging van de gebruiker uitschakelen. Een gemachtigde gebruiker heeft alleen toegang tot functies die een machtiging vereisen en kan geen machtigingen beheren of de Gastmodus instellen.

Nadat de auto is vergrendeld en u de auto ontgrendelt met behulp van uw smart key, logt de auto automatisch in bij de account van de eigenaar.

Opgelet 如已无授权需要,还请及时解除授权,否则授权账户功能将一直生效。
  • Als een machtiging niet langer nodig is, annuleert u de machtiging onmiddellijk. Anders blijven de functies van de gemachtigde accounts actief.

  • Als de gemachtigde gebruiker rijdt, wordt om veiligheidsredenen de machtiging pas geannuleerd nadat de gebruiker de auto heeft geparkeerd en vergrendeld.

Opmerking 若添加的被授权用户为蔚来账户时,则添加授权过程完成后授权即时生效;若添加的被授权用户为非蔚来账户时,需等此用户注册好蔚来账户后授权方可生效。

Als de toegevoegde, gemachtigde gebruiker een NIO-account is, wordt de machtiging van kracht onmiddellijk nadat het machtigingsproces is voltooid. Als de toegevoegde, gemachtigde gebruiker geen NIO-account is, wordt de machtiging pas van kracht nadat deze gebruiker met succes een NIO-account heeft geregistreerd.

Ontgrendelen door een gemachtigde gebruiker

Een gemachtigde gebruiker kan de auto ontgrendelen met behulp van zijn/haar NFC-sleutel of NIO-app. Om de accountinformatie en de functies die een machtiging vereisen van een gemachtigde gebruiker te bekijken, tikt u op het middendisplay op zijn/haar profiel-avatar.

  • Ontgrendelen met NFC: Schakel de NFC-sleutel op uw telefoon in en houd deze nabij de B-stijl aan de linkerkant van de auto.

  • NIO-app op afstand ontgrendelen: Tik op "Portiervergrendeling" op de pagina "Mijn auto" van de NIO-app.

Gast modus

Als u uw auto uitleent door de smart key te overhandigen, kunt u de Gastmodus instellen door op het middendisplay op uw profiel-avatar te tikken om uw privacy te beschermen (zoals navigatiegeschiedenis, contactpersonen, video's, foto's enz.).

In de Gastmodus kunnen alleen de standaardvoertuigfuncties, zoals airconditioning, weer en navigatie, worden gebruikt (geen persoonlijke informatie, zoals historische gegevens of favorieten).

Om de Gastmodus te verlaten, moet u op het middendisplay het wachtwoordgebaar invoeren.

Opgelet 仅在非驾驶状态可设置访客模式若钥匙绑定车主账户而您未设置访客模式,用户使用此钥匙进入车辆后将自动登录车主账户,并以车主权限操作车辆。
  • De gastmodus kan alleen worden ingesteld wanneer het voertuig niet in beweging is.

  • De smart key is gebonden aan de eigenaarsaccount. Als u de gastmodus niet hebt ingesteld en een gebruiker deze sleutel gebruikt om in de auto te stappen, logt de auto automatisch in op de eigenaarsaccount en heeft de gebruiker rechten op eigenaarsniveau.

Servicemachtiging

U, medegebruikers of gemachtigde gebruikers kunnen via de NIO-app serviceverzoeken bij het NIO Service Center indienen. Het servicecentrum geeft servicepersoneel tijdelijk de benodigde machtigingen om specifieke services te verlenen (zoals laden via NIO enz.). Zodra de service is voltooid, trekt het NIO Service Center de toegekende servicemachtigingen in.

Na machtiging kan servicepersoneel de auto binnen het opgegeven tijdsbestek en het gemachtigde functiebereik met de mobiele NFC-sleutel ontgrendelen. Na het instappen in de auto toont het middendisplay het account om gemachtigde services en beschikbare bedieningen te ontvangen.

Gemachtigd servicepersoneel mogen geen machtigingen beheren, de Gastmodus instellen, toetsen binden of van account wisselen.

Opgelet 服务结束后车门及尾门应该全部处于上锁状态,如果没有上锁则手机蔚来 APP 将通知您,提醒及时上锁。

Nadat de service is voltooid, moeten alle portieren en de achterklep worden vergrendeld. Als een of meer portieren niet zijn vergrendeld, vraagt de NIO-app u om ze te vergrendelen.

De bestuurdersstoel verstellen

De stoel verstellen met behulp van de knop

Met behulp van de knoppen aan de zijkant van de stoel kunt u de bestuurdersstoel verstellen.

GUM254466
Knop ① in de afbeelding:
  • Verstelling van de lengte van het zitkussen: Beweeg de knop heen en weer om de lengte van het zitkussen aan te passen.

Knop ② in de afbeelding:
  • Hellingshoek van het zitkussen voor: Draai aan deze knop om de hellingshoek van het zitkussen voor te verstellen.

    Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

    Verstelling van de zithoogte: Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

Knop ④ in de afbeelding:
  • De lendensteun afstellen: Druk lang op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de lendensteun aan te passen.

  • Comfort-knop: Druk kort op de middelste knop om de functie Comfort in of uit te schakelen. Houd de middelste knop lang ingedrukt om de huidige Comfort-opties van de stoel op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩。
  • De knop Comfort op maat is standaard ingesteld op massage.

  • Druk lang op de knop Comfort om deze in te stellen op de comfortfunctie die de stoel op dat moment gebruikt (inclusief het type, het niveau en de modus die op dat moment in gebruik zijn). Als het stuurwiel een verwarmingsfunctie heeft, kan deze ook worden opgeslagen met de Comfort-knop.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door op de knop Comfort op maat te drukken.

De stoel verstellen met behulp van de knop

Met behulp van de knoppen aan de zijkant van de stoel kunt u de bestuurdersstoel verstellen.

GUM254468
Knop ① in de afbeelding:
  • Hellingshoek van het zitkussen voor: Om de hellingshoek voor te verstellen, draait u aan deze knop.

  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Verstelling van de zithoogte: Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

Knop ② in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • De lendensteun afstellen: Druk lang op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de lendensteun aan te passen.

  • Comfort-knop: Druk kort op de middelste knop om de functie Comfort in of uit te schakelen. Houd de middelste knop lang ingedrukt om de huidige Comfort-opties van de stoel op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩。
  • De knop Comfort op maat is standaard ingesteld op massage.

  • Druk lang op de knop Comfort om deze in te stellen op de comfortfunctie die de stoel op dat moment gebruikt (inclusief het type, het niveau en de modus die op dat moment in gebruik zijn). Als het stuurwiel een verwarmingsfunctie heeft, kan deze ook worden opgeslagen met de Comfort-knop.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door op de knop Comfort op maat te drukken.

De stoelverstellingen bedienen op het middendisplay

U kunt de bestuurdersstoel verstellen op het middendisplay.

Ga onderaan het middendisplay naar de bedieningsinterface van de bestuurdersstoel en tik op de bedieningspijlen voor 'Stoel', 'Rugleuning' en 'Zitkussen' om respectievelijk de stand van de bestuurdersstoel, het verstellen van de rugleuning en de stand van het zitkussen aan te passen.

Op het middendisplay kunt u kiezen uit vijf standen: Rij, Afwissel, Overig, Rust en Uitstap. U kunt ze allemaal naar wens instellen.

Waarschuwing 驾驶员座椅调节Note
  • Verzeker u er voordat u de auto start van, dat uw stoel in de aanbevolen stand staat ingesteld (raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen zithoudingen en stoelstanden).

  • Verstel de bestuurdersstoel terwijl uw auto geparkeerd staat. Het verstellen van de stoel of andere onderdelen van de auto tijdens het rijden kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen.

  • Voordat u de stoel verstelt , dient u ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte rondom de stoel is voor eventuele kinderen, passagiers, huisdieren enz. achterin, om te vermijden dat passagiers bekneld raken.

  • Voordat u de stoel verstelt, dient u ervoor te zorgen dat er voldoende veilige ruimte rondom is om vervorming of breuk van omringende onderdelen (voetsteun, beensteun, bekerhouder, armsteun enz.) te vermijden als de stoel hier tijdens het verstellen tegenaan zou drukken.

  • Vermijd tijdens het verstellen van de stoel dat handen of andere lichaamsdelen binnen het bewegingsbereik van de stoel komen, om eventueel beknellen of stoten te voorkomen.

  • Verzeker u er na het verstellen van de stoel van dat deze vergrendeld is.

  • Sta kinderen nooit toe om stoelen te verstellen, omdat dit beknellingsgevaar met zich mee kan brengen.

  • Als Eenvoudig instappen en uitstappen is ingeschakeld, zorg er dan voor dat er een veilige ruimte is voor kinderen, passagiers, huisdieren enz. achterin, om te vermijden dat passagiers bekneld raken.

  • Wacht totdat Eenvoudig instappen en uitstappen gereed is voordat u met de auto wegrijdt. Het op dat moment uitvoeren van handelingen kan leiden tot verlies van controle over het voertuig.

  • Aanbevolen wordt om Eenvoudig instappen en uitstappen uit te schakelen als er vaak kinderen op de achterbank zitten.

  • Als de stoelen uitgerust zijn met tafeltjes achter, zorg er dan voor dat u deze opbergt alvorens de Dagdroomfunctie in te schakelen, anders kunnen tafeltjes en stoelen beschadigd raken.

Instellingen geheugen bestuurdersstoel

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoel > Bestuurder om de stand van de bestuurdersstoel in te stellen op deze interface.

U kunt de stand van de stoel verstellen via de stoelknoppen of op het middendisplay en op de knop Rijden/Rust/Uitstappen/Afwissel/Overige op de interface drukken om aangepaste standen in verschillende scènes in te stellen, en de instellingen worden opgeslagen in de account van de huidige gebruiker van de auto. Nadat u op de bestuurdersstoel hebt plaatsgenomen (het bestuurdersportier moet gesloten zijn), drukt u kort op de knop van de betreffende stand in de geheugeninterface van de bestuurdersstoel, waarna de stoel automatisch in de ingestelde stand wordt gezet.

Wanneer u een ingestelde stand moet bijwerken, past u de stand van de stoel aan en tikt u op de knop Opslaan van de betreffende stand. De bijgewerkte instellingen worden opgeslagen onder de huidige gebruikersaccount van de auto en overschrijven de oorspronkelijke instellingen.

Waarschuwing 请注意行车安全,车辆行驶中请勿调节座椅,防止发生意外事故。

Verstel om ongevallen te voorkomen, de stoel nooit terwijl de auto in beweging is.

Opgelet 在设置主驾座椅记忆功能之前,请确认车辆所处环境安全,挡位处于 P 挡,同时确认座椅及方向盘周围无任何障碍物,确保后排没有乘客或物品。

Zorg er alvorens het Bestuurdersstoelgeheugen in te stellen voor dat de nabije omgeving veilig is en zet de auto in parkeerstand (P). Zorg er ook voor dat er zich geen voorwerpen rond stoelen of stuurwiel bevinden en geen passagiers of voorwerpen op de achterste zitrijen.

Aanbevolen zithouding van de bestuurder

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt af te stellen:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in een positie waarbij u de gas- en rempedalen gemakkelijk kunt indrukken.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Zet de stoel op een geschikte hoogte waarbij u het stuurwiel met twee handen in een prettige houding kunt vasthouden.

  • Stel het stuurwiel zodanig af dat er een afstand van minimaal 25 cm tussen uw borstkas en het stuurwiel zit.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouders, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet over uw buik).

GUM254469
Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen stoelhoezen of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de passagiers aanzienlijk wordt beperkt en het risico van letsel toeneemt.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel. Ze kunnen veiligheidsrisico's opleveren tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotseling accelereren/vertragen.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. Bij een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel bij passagiers verhogen.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene en niet bij een volwassene op schoot zitten. Dit kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

  • Hoofdsteunen mogen niet worden omgewisseld, anders kunnen ze mogelijk niet in de juiste hoogte en stand worden gezet. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Een buitensporig grote hoek van de rugleuning kan leiden tot ernstig letsel in geval van een aanrijding.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kan dit het risico van letsel vergroten of ernstig letsel veroorzaken.

  • Personen met een verminderd pijngevoel door ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, dienen de stoelverwarming zorgvuldig te gebruiken om brandwonden bij lage temperaturen door langdurig gebruik te voorkomen.

De voorpassagiersstoel verstellen

De stoel verstellen met behulp van de knop

Met behulp van de knoppen onder de stoel kunnen passagiers de voorpassagiersstoel verstellen.

GUM254472
Knop ① in de afbeelding:
  • Verstelling van de lengte van het zitkussen: Beweeg de knop heen en weer om de lengte van het zitkussen aan te passen.

Knop ② in de afbeelding:
  • Hellingshoek van het zitkussen voor: Draai aan deze knop om de hellingshoek van het zitkussen voor te verstellen.

  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Verstelling van de zithoogte: Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

Knop ④ in de afbeelding:
  • De lendensteun afstellen: Druk lang op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de lendensteun aan te passen.

  • Comfort-knop: Druk kort op de middelste knop om de functie Comfort in of uit te schakelen. Houd de middelste knop lang ingedrukt om de huidige Comfort-opties van de stoel op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。无女王副驾
  • Standaard is de Comfort-knop ingesteld op massage of rugcomfort.

  • Houd de knop Comfort op maat ingedrukt om hem in te stellen op de comfortfunctie die de stoel op dat moment gebruikt (inclusief het type, het niveau en de modus die op dat moment in gebruik zijn).

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door op de knop Comfort op maat te drukken.

De stoel verstellen met behulp van de knop

Met behulp van de knoppen onder de stoel kunnen passagiers de voorpassagiersstoel verstellen.

GUM254474
Knop ① in de afbeelding:
  • Hellingshoek van het zitkussen voor: Draai aan deze knop om de hellingshoek van het zitkussen voor te verstellen.

  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Verstelling van de zithoogte: Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

Knop ② in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • De lendensteun afstellen: Druk lang op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de lendensteun aan te passen.

  • Comfort-knop: Druk kort op de middelste knop om de functie Comfort in of uit te schakelen. Houd de middelste knop lang ingedrukt om de huidige Comfort-opties van de stoel op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。无女王副驾
  • Standaard is de Comfort-knop ingesteld op massage of rugcomfort.

  • Houd de knop Comfort op maat ingedrukt om hem in te stellen op de comfortfunctie die de stoel op dat moment gebruikt (inclusief het type, het niveau en de modus die op dat moment in gebruik zijn).

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door op de knop Comfort op maat te drukken.

De stoelverstellingen bedienen op het middendisplay

De passagier kan de voorpassagiersstoel op het middendisplay verstellen.

Ga onderaan het middendisplay naar de bedieningsinterface van de voorpassagiersstoel en tik op de bedieningspijlen voor 'Stand', 'Rugleuning' en 'Zitkussen' om respectievelijk de stand van de voorpassagiersstoel, het verstellen van de rugleuning en de stand van het zitkussen aan te passen.

Op het middendisplay kunt u kiezen uit vier standen: de zitstand, de ruststand, de afwisselstand en de standaardstand. De standaardstand kan niet worden veranderd en de zitstand, ruststand en afwisselstand moeten door u worden ingesteld.

Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen stoelhoezen of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de passagiers aanzienlijk wordt beperkt en het risico van letsel toeneemt.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel. Ze kunnen veiligheidsrisico's opleveren tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotseling accelereren/vertragen.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. Bij een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel bij passagiers verhogen.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene en niet bij een volwassene op schoot zitten. Dit kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

  • Hoofdsteunen mogen niet worden omgewisseld, anders kunnen ze mogelijk niet in de juiste hoogte en stand worden gezet. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Een buitensporig grote hoek van de rugleuning kan leiden tot ernstig letsel in geval van een aanrijding.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kan dit het risico van letsel vergroten of ernstig letsel veroorzaken.

  • Personen met een verminderd pijngevoel door ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, dienen de stoelverwarming zorgvuldig te gebruiken om brandwonden bij lage temperaturen door langdurig gebruik te voorkomen.

Geheugeninstellingen voorpassagiersstoel

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoel > Voorpassagier om de stand van de voorpassagiersstoel in te stellen op deze interface.

U kunt de stand van de stoel afstellen met behulp van de stoelknoppen of op het middendisplay om aangepaste standen af te stellen voor verschillende scenario's door op de interface kort op de knop Zit/Rust/Afwissel te drukken, waarna de instellingen onder de betreffende gebruikersaccount worden opgeslagen. Nadat u op de voorpassagiersstoel hebt plaatsgenomen, drukt u kort op de knop van de betreffende stand op de interface Instellingen van de voorpassagier, waarna de stoel automatisch in de ingestelde stand wordt gezet.

Wanneer u een ingestelde stand moet bijwerken, past u de stand van de stoel aan en tikt u op de knop Opslaan van de betreffende stand. De bijgewerkte instellingen worden opgeslagen onder de huidige gebruikersaccount van de auto en overschrijven de oorspronkelijke instellingen.

Opgelet 在设置副驾座椅记忆功能之前,请确认车辆所处环境安全,同时确认座椅脚托收起以及周围无任何障碍物,确保后排没有乘客或物品。

Controleer voordat u het Geheugen van de voorpassagiersstoel instelt of het rondom veilig is; trek de voetsteun in, verwijder alle obstakels en controleer of er zich geen passagiers of voorwerpen op de achterbank bevinden.

Aanbevolen zithoudingen voor de voorpassagier

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt af te stellen:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in de juiste stand en plaats beide voeten vóór de stoel.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouders, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet over uw buik).

GUM254475
Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen stoelhoezen of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de passagiers aanzienlijk wordt beperkt en het risico van letsel toeneemt.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel. Ze kunnen veiligheidsrisico's opleveren tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotseling accelereren/vertragen.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. Bij een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel bij passagiers verhogen.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene en niet bij een volwassene op schoot zitten. Dit kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

  • Hoofdsteunen mogen niet worden omgewisseld, anders kunnen ze mogelijk niet in de juiste hoogte en stand worden gezet. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Een buitensporig grote hoek van de rugleuning kan leiden tot ernstig letsel in geval van een aanrijding.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kan dit het risico van letsel vergroten of ernstig letsel veroorzaken.

  • Personen met een verminderd pijngevoel door ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, dienen de stoelverwarming zorgvuldig te gebruiken om brandwonden bij lage temperaturen door langdurig gebruik te voorkomen.

Waarschuwing 副驾座椅请勿让儿童单独乘坐或怀抱儿童乘坐等以下图示行为:

De gedragingen aangegeven in de volgende afbeelding zijn niet toegestaan, zoals een kind alleen laten zitten of vasthouden op de voorpassagiersstoel:

GUM254394GUM254395GUM254396GUM254397

De achterstoelen verstellen

GUM254482GUM254483

Trek aan de mechanische hendel van de rugleuning van de stoel om de rugleuning te ontgrendelen en duw de rugleuning dan naar achter om de stoel naar achteren te zetten.

Waarschuwing 后排座椅调节Note
  • Zorg er bij het neerklappen van de rugleuning voor dat er zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden en dat alle veiligheidsgordels losgemaakt zijn. Anders kan de achterbank beschadigd raken.

  • Verzeker u ervan dat bij het verstellen van de rugleuning van de achterbank de veiligheidsgordel niet gedraaid is of achter de rugleuning blijft haken omdat hierdoor de veiligheidsgordel beschadigd kan raken en de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

  • Voordat u de auto start controleert u of de stoelen in de vergrendelde stand staan (vooruit/achteruit, hoogte, rugleuning, enz.). Als de stoelen niet worden vergrendeld, kan dit risico op letsel met zich meebrengen (als bijvoorbeeld de rugleuning van de achterbank wordt neergeklapt, maar niet volledig wordt vergrendeld, kan dit veiligheidsproblemen opleveren en secundair letsel veroorzaken in geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging).

  • Wanneer de stoel is opgeklapt (zoals wanneer de rugleuning van de achterbank omlaag is gekanteld), mag u niet in die positie zitten terwijl de auto rijdt. Een gebrek aan de juiste bescherming verhoogt het risico van letsel of overlijden in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

  • Wanneer u de rugleuning van de achterbank neerklapt voor extra bergruimte, moet u ervoor zorgen dat de geladen voorwerpen goed vastzitten en deze niet hoger zijn opgestapeld dan de hoogte van de rugleuning van de voorstoel. Anders kan er tijdens een plotselinge stop of aanrijding letsel ontstaan.

  • Wanneer de achterste rij beladen is met lange voorwerpen, zet die voorwerpen dan zo vast dat ze niet in contact komen met het instrumentenpaneel. Bedek bovendien alle blootliggende scherpe randen of punten om schade aan de auto of letsel te voorkomen.

Juiste zitpositie van passagiers op de achterste zitrij

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt af te stellen:

  • Verstel de hoofdsteun zodanig dat het midden ervan gelijk ligt met de ogen van de passagier.

  • Plaats uw voeten in de voetenruimte voor de achterstoelen.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet over uw buik).

  • Wanneer u kinderen in de auto hebt, moeten geschikte kinderzitjes worden gebruikt om ze veilig te vervoeren. Zie voor meer informatie het deel over kinderzitjes.

Waarschuwing 车辆若装有小桌板,行驶中请务必妥善收起小桌板,防止因车辆突发事故造成车内人员因磕碰而受伤的风险。
  • Als de auto is uitgerust met tafeltjes, zorgt u ervoor dat deze tijdens het rijden goed zijn opgeborgen om het risico van letsel van inzittenden als gevolg van contact ermee tijdens een ongeval te vermijden.

  • De achterpassagiers moeten de veiligheidsgordels op de juiste manier dragen om het risico van letsel als gevolg van contact met accessoires (tafeltjes, entertainmentscherm, enz.) tijdens een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging te vermijden.

  • Hang geen andere voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel vergroten.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene en niet bij een volwassene op schoot zitten. In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging kunnen dergelijke houdingen een veiligheidsrisico vormen en tot letsel leiden bij passagiers, baby's en kinderen.

  • Personen met een verminderd pijngevoel door ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, dienen de stoelverwarming zorgvuldig te gebruiken om brandwonden bij lage temperaturen door langdurig gebruik te voorkomen.

Waarschuwing 后排乘员请勿有以下乘坐行为:

Wat de passagiers op de achterbank niet mogen doen:

GUM254406GUM254407GUM254408

De hoofdsteun van de stoel verstellen

GUM254488

Druk op de rechterknop onder de hoofdsteun om de hoofdsteun omhoog en omlaag te verplaatsen. Zet de hoofdsteun in de juiste positie totdat u een 'klik'-geluid hoort. Dit betekent dat de hoofdsteun in deze positie is vergrendeld.

Waarschuwing 头枕请根据身高正确进行调节,以便获得最佳的保护效果。
  • Voor de beste bescherming moet de hoofdsteun op de juiste hoogte worden ingesteld, afhankelijk van de lengte van de passagier.

  • Stel de hoofdsteun van de stoel af en zorg ervoor dat het midden van de hoofdsteun en de ogen van de passagier op dezelfde hoogte zitten.

  • Rijd niet met het voertuig als de hoofdsteun is verwijderd. Bij een aanrijding, plotselinge acceleratie of vertraging bieden stoelen zonder hoofdsteunen mogelijk onvoldoende bescherming voor het hoofd, wat kan leiden tot ernstig letsel.

Stoelmassage

Als de stoel is uitgerust met het premiumpakket, is deze uitgerust met 5 massagemodi, die standaard zijn uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Massage om de gewenste massagemodus en -intensiteit voor de betreffende stoel te selecteren.
  • Rug: Masseer de rug om stijfheid te verlichten

  • Lenden: Masseer de onderrug om pijn te verlichten

  • Thais: Masseer de hele rug met meer intensiteit.

  • Rust: Masseer de hele rug met minder intensiteit.

  • Zacht: Cirkelvormige massage van lenden boven naar lenden onder

  • Niveau 1: Zacht

  • Niveau 2: Hard

De massagemodus en -intensiteit van de stoel zijn standaard op Thais en niveau 2 ingesteld. Er zijn geen intensiteitsopties voor de modus Zacht beschikbaar.

Als de stoel niet is uitgerust met het premiumpakket, is deze standaard uitgerust met 4 massagemodi, die standaard zijn uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Massage, en selecteer de bijbehorende modus.
  • Cirkelvormig: Cirkelvormige massage van lenden boven naar lenden onder voor verlichting

  • Lenden boven: Massage lenden boven voor verlichting

  • Lenden midden: Massage lenden midden voor verlichting

  • Lenden onder: Massage lenden onder voor verlichting

De stoelmassagefunctie wordt automatisch uitgeschakeld als de massagefunctie niet binnen 20 minuten wordt veranderd.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 60 秒,功能关闭。

De functie wordt gedeactiveerd als de passagier de stoel tijdens gebruik langer dan 60 seconden verlaat.

Stoelverwarming

De stoelen zijn uitgerust met een verwarmingsfunctie die standaard is uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort, tik op Stoelen > Verwarming, selecteer en activeer de betreffende stoelverwarmingsfunctie en selecteer het verwarmingsniveau. Er zijn drie niveaus stoelverwarming beschikbaar, die de stoel binnen 10 minuten opwarmen tot het vooraf ingestelde niveau en deze temperatuur vasthouden.

Slimme stoelverwarming: Deze functie is standaard uitgeschakeld en u kunt deze inschakelen in het menu Instellingen op de pagina Stoelen > Verwarming onder de interface Comfort. Wanneer de functie is ingeschakeld, wordt de stoelverwarming automatisch geactiveerd zodra de omgevingstemperatuur lager is dan 12 °C en de binnentemperatuur lager is dan 10 °C: hoe lager de omgevingstemperatuur, hoe langer de verwarmingsduur.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭。
  • Als een passagier zijn stoel tijdens de werking van deze functie gedurende meer dan 30 seconden verlaat, wordt de functie gedeactiveerd.

Waarschuwing 在使用座椅加热功能时,请勿在座椅上铺设毛毯、坐垫等物品-NT2
  • Leg bij gebruik van stoelverwarming geen dekens, kussens of andere voorwerpen op de stoel, om oververhitting van de plek te voorkomen, omdat dit storingen in het verwarmingssysteem of schade aan de stoel kan veroorzaken.

  • Verzeker u er vóór gebruik van de stoelverwarming van dat de stoel droog is, dat de kleding niet vochtig is en dat er geen vloeistof op het oppervlak is achtergebleven, om storingen van het verwarmingssysteem en mogelijke brandwonden te voorkomen.

  • Personen met een verminderd pijngevoel door ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, dienen de stoelverwarming zorgvuldig te gebruiken om brandwonden bij lage temperaturen door langdurig gebruik te voorkomen.

  • Vermijd bij het reinigen van zittingen reinigingsmiddelen met een hoog vochtgehalte, om te voorkomen dat er vocht binnendringt dat elektronische onderdelen kan beschadigen.

Stoelventilatie

De voorstoelen hebben een ventilatiefunctie die standaard is uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Ventilatie om de stoelventilatiefunctie voor de betreffende stoel in te schakelen. Er zijn drie ventilatieniveaus.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭。
  • Als een passagier zijn stoel tijdens de werking van deze functie gedurende meer dan 30 seconden verlaat, wordt de functie gedeactiveerd.

Eenvoudig instappen en uitstappen

Met de functie Eenvoudig instappen en uitstappen kunt u gemakkelijk in- en uitstappen.

Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoelen > Bestuurder > Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder om deze functie in of uit te schakelen.

GUM254524
Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder ingeschakeld:
  • Bij het uitstappen: de bestuurdersstoel en het stuurwiel bewegen naar de opgeslagen Uitstapstand; als de Uitstapstand niet is opgeslagen, wordt de Uitstapstand bepaald op de geschikte stand (als de huidige stand reeds geschikt is voor het uitstappen uit de auto, wordt geen extra beweging geactiveerd).

  • Na het instappen: de bestuurdersstoel en het stuurwiel bewegen naar de opgeslagen rijstand; als de rijstand niet is opgeslagen, keren ze terug naar de stand van vóór de laatste keer uitstappen.

De activeringsinstellingen voor verlaten van de stoel en de rijstanden kunnen via het middendisplay worden aangepast aan de rijgewoonten.

Opgelet 设置离车位置时,请勿将座椅调节至最后、靠背调节过低,避免影响后排乘客。

Zet bij het instellen van de uitstapstand de stoel niet in de verste stand of kantel de rugleuning niet te ver achterover, omdat dit lastig kan zijn voor de achterpassagiers. We raden aan de beste uitstappositie op te slaan die het systeem aanbeveelt.

Opmerking 开启主驾轻松进出功能后,若您在主驾就座并关闭主驾车门(或踩下制动踏板),主驾座椅、方向盘、外后视镜、HUD 高度将自动设置到中控屏记忆界面设置的驾驶位置。

Als u na het inschakelen van de functie eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder op de bestuurdersstoel zit en het bestuurdersportier sluit (of het rempedaal intrapt), worden de bestuurdersstoel, het stuurwiel, de zijspiegels automatisch aangepast aan de rijpositie die is ingesteld in de geheugeninterface voor de bestuurdersstoel op het middendisplay.

Eenvoudige instap en uitstappen voorpassagier

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoelen > Voorpassagier > Eenvoudig instappen en uitstappen voorpassagier om deze functie in of uit te schakelen.

GUM254529
Wanneer Eenvoudige instap en uitstappen voorpassagier is ingeschakeld, kunt u kiezen uit twee Eenvoudig instappen en uitstappen-opties:
  • uitstappen: De stoel gaat in de voorgeprogrammeerde stand staan nadat de veiligheidsgordel is losgemaakt en het voorpassagiersportier is geopend.

  • Uitstappen en instappen: Nadat de veiligheidsgordel is losgemaakt en het voorpassagiersportier is geopend, wordt de stoel in de voorgeprogrammeerde stand gezet. Na instappen en sluiten van het voorpassagiersportier keert de stoel automatisch terug naar de stand die was ingesteld bij de laatste keer uitstappen.

Opmerking 若座椅位置或靠背角度已经适合离车,则不会触发座椅多余运动。

Als de stand van de stoel of de hoek van de rugleuning reeds geschikt is voor het uitstappen uit de auto, wordt geen extra stoelbeweging geactiveerd.

Opgelet 使用副驾轻松进出功能,建议设置合适的座椅位置,注意周围环境及后排乘客的安全。

Wanneer u de functie eenvoudige instap en uitstappen voorpassagier gebruikt, wordt het aanbevolen om een geschikte stoelpositie in te stellen en rekening te houden met de omgeving en de veiligheid van de achterpassagiers.

Opbergvakken voorin

De voorste zitrij van uw auto heeft meerdere opbergruimtes.

Opbergruimte voorportieren

Elk portier heeft een opbergvak aan de onderkant dat is voorzien van opbergvakverlichting.

GUM255136
Opgelet 在门板下方储物时,请勿放置过大尺寸或尖锐的物品,以免门板结构和表面受到损伤。

Plaats geen te omvangrijke of scherpe voorwerpen in de onderste opbergruimte van het deurpaneel om schade aan de constructie en oppervlak van het deurpaneel te voorkomen.

Bekerhouder

Er zitten twee bekerhouders in de middelste armsteun voor het plaatsen van drankjes.

GUM255142
Waarschuwing 请勿在杯托中放置未盖紧的热饮,以防在车辆行进过程中烫伤乘员。
  • Plaats geen geopende hete dranken in de bekerhouder om het risico op brandwonden tijdens het rijden te vermijden.

  • Plaats geen zware, breekbare, scherpe voorwerpen enz. in de auto om verwondingen te voorkomen bij een botsing of snelle vertraging.

Open opbergvak in de middenconsole

De open opbergruimte onder de middenconsole kan tijdelijk wat niet-essentiële spullen bevatten. Het achterste gedeelte van deze ruimte is uitgerust met een 12V-aansluiting, met een maximale capaciteit van ongeveer 180 W.

GUM255147
Waarschuwing 请勿将手指或异物插入电源接口,以免造成意外伤害

Steek geen vingers of voorwerpen in de stopcontacten, om onbedoeld letsel te voorkomen.

Opgelet 不使用12V 电源时,请务必盖上保护盖,防止液体或杂物进入电源接口。

Dek het 12V-stopcontact altijd af als het niet in gebruik is, om te voorkomen dat vloeistoffen of vuil het stopcontact binnendringen.

Waarschuwing 储物空间内禁止放置易燃、易爆、易飞溅的物品。

Plaats geen ontvlambare, explosieve of spat-gevoelige voorwerpen in het opbergvak.

Opbergvak achterin

Er is veel opbergruimte op de achterste zitrij van uw auto.

Opbergruimte achterportieren

Elke portier heeft een opbergvak aan de onderkant dat is voorzien van portiervakverlichting.

GUM255219
Opgelet 在门板下方的储物时,请勿放置尺寸过大的物品,以免门板结构和表面受到损坏。
  • Plaats geen grote of scherpe voorwerpen in de onderste opbergruimte van het deurpaneel om schade aan de constructie en oppervlak van het deurpaneel te voorkomen.

  • Als gevolg van de speciale textuur van het deurpaneelontwerp, dient u het oppervlak van het deurpaneel regelmatig schoon te vegen.

Haken

Er zitten ook kledinghaken naast beide achterportieren, waar u netjes uw kleding aan kunt hangen.

GUM255221
Waarschuwing 请勿在门边衣帽钩处悬挂任何硬物(如衣架、水果、玻璃瓶等),以免造成意外伤害。

Hang geen harde voorwerpen (zoals kledinghangers, fruit, glazen flessen, enz.) aan de kledinghaak vlakbij het portier om letsel bij een ongeval te voorkomen.

Aan beide zijden van het plafond achter zitten sleuven voor aanbrengen van het bagagenet. Bij het laden van voorwerpen in de achterbak of met de rugleuning van de tweede zitrij neergeklapt, kan het bagagenet worden aangebracht om te voorkomen dat de voorwerpen de voorpassagiers raken als gevolg van onverwachte situaties zoals plotseling remmen of een botsing van uw auto.

GUM255222

Opbergvak in de middelste armsteun achter

Wanneer er niemand op de middelste zitplaats van de achterste zitrij zit, kunt u de middelste armsteun in de rugleuning omlaag klappen. Hieronder vindt u bekerhouders en opbergruimte.

GUM255223GUM255224
Waarschuwing 请勿在杯托中放置未盖紧的热饮,以防在车辆行进过程中烫伤乘员。
  • Plaats geen geopende hete dranken in de bekerhouder om het risico op brandwonden tijdens het rijden te vermijden.

  • Plaats geen zware, breekbare, scherpe voorwerpen enz. in de auto om verwondingen te voorkomen bij een botsing of snelle vertraging.

Waarschuwing 储物空间内禁止放置易燃、易爆、易飞溅的物品。

Plaats geen ontvlambare, explosieve of spat-gevoelige voorwerpen in het opbergvak.

Beveiligd opbergvak in de armsteun

Standschakelaar

Er zijn twee standen voor het beveiligde opbergvak in de armsteun. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Beveiliging > Opbergvak armsteun om te wisselen tussen de standen Opbergvak en Beveiligd opbergvak.

Beveiligd opbergvak modus

Het beveiligde opbergvak in de armsteun staat standaard in de stand Opbergvak. In deze stand is het beveiligde opbergvak in de armsteun niet vergrendeld en kan de klep ervan worden geopend door op de knop aan een van de kanten van de middelste armsteun te drukken:

GUM255244GUM255245
  1. Knop voor opbergvak in de armsteun: Druk op de knop om de klep te openen. Dit kan worden gebruikt om bijvoorbeeld mobiele telefoons of zakdoekjes op te bergen (de klep kan worden geopend met zowel de linker- als de rechterknop).

  2. USB-poort Type-C (60 W): Snelle-overdrachtspoort voor het opladen van mobiele apparaten, geen ondersteuning voor gegevensoverdracht.

  3. USB-poort Type A (2,5 W): Gewone poort voor gegevensoverdracht, zoals van audiobronnen op USB-media, exporteren van DVR-video en microfoontoegang; Laag uitgangsvermogen; niet aanbevolen voor opladen van mobiele apparaten.

Opgelet 请勿同时按压扶手箱盖两侧按键进行解锁,否则会导致扶手箱机构损坏。

Druk niet op de knoppen aan beide zijden van de armleuning om deze te ontgrendelen om schade aan de armleuningbox te voorkomen.

Beveiligd opbergvak

Wanneer u het Beveiligd opbergvak voor het eerst inschakelt, wordt een interface voor het instellen van een wachtwoord weergegeven. Zodra uw een wachtwoord hebt ingesteld, wordt het Beveiligd opbergvak ingeschakeld.

Eenmaal ingesteld, moet u op het middendisplay het wachtwoord invoeren om de klep van het beveiligde opbergvak in de armsteun te openen door op de knop aan een van de zijkanten van de middelste armsteun te drukken.

Bagageruimte achterin

Het opbergvak in de bagageruimte is verdeeld over twee lagen: boven en onder de vloer van de bagageruimte achterin. Als u meer opbergruimte nodig hebt, kunnen de achterstoelen neergeklapt worden.

Capaciteit van de bagageruimte (liter)

450

Capaciteit van de bagageruimte (inclusief verborgen opbergvak) (liter)

492

Capaciteit van de bagageruimte (met neergeklapte achterstoelen) (liter)

1300

Opgelet 存放液体物品时需注意密封保管,以免液体渗漏对车辆造成损坏。若发生渗漏,请及时清理。
  • Zorg er bij het bewaren van vloeistoffen voor dat ze goed zijn afgesloten om schade aan de auto door lekkage te voorkomen. Maak de auto onmiddellijk schoon in geval van lekkage.

  • De achterbak heeft een maximale belasting van ongeveer 75 kg. Plaats geen zware ladingen om schade aan de achterbak te voorkomen.

  • Verdeel voorwerpen gelijkmatig in de achterbak en zet ze goed vast om het gewicht in balans te houden en schade aan de wanden te voorkomen.

Bagagesjoroog

Het bagagesjoroog wordt gebruikt om een net of touw aan te bevestigen waarmee voorwerpen op hun plaats worden gehouden. Er zitten er twee aan elke kant van de bagageruimte.

Opgelet 载荷固定扣环的最大承重约为 180 千克。

De borgring voor de lading kan ongeveer 180 kilo houden.

Opgelet 如果未固定或未充分固定物品,则其可能会滑动、翻倒或被抛起,尤其是在制动或突然转向时,可能存在伤害风险。
  • Voorwerpen die niet of niet goed zijn vastgemaakt, vormen een letselrisico omdat ze kunnen wegglijden, omvallen of omhoog worden geslingerd, vooral tijdens remmen of plotselinge koerswijzigingen.

  • Zorg ervoor dat u spullen naar behoren plaatst en zet grote en zware spullen vast met riemen of netten.

Haken in achterbak

GUM255196

Twee bandhaken zijn aanwezig aan beide zijkanten van de achterbak om voorwerpen, zoals een handtas, aan op te hangen.

Aan de bandhaken mag u een gewicht van maximaal 3 kg hangen.

Opgelet 请勿在车辆行驶时悬挂易碎物品,以防道路颠簸碰碎。

Hang geen breekbare voorwerpen op terwijl het voertuig in beweging is, om te voorkomen dat ze breken op oneffen wegdek.

GUM255197

Twee haken zijn aangebracht aan beide zijkanten van de klep achterbak om de kampeerlamp en andere voorwerpen voor statische scènes aan te hangen.

Aan de haken mag u een gewicht van maximaal 2 kg hangen.

Aangekoppelde aanhanger

Aanhangers en trekhaakaccessoires

De standaard voor de elektrische trekhaak van uw auto is de kogelkoppeling ECE R55 met een kogelkopdiameter van 50 mm, die geschikt is voor ondersteunen van aangekoppelde accessoires (zoals aanhangers, caravans, fietsendragers enz.).

De elektrische trekhaak is ontworpen voor een verticaal draagvermogen van 75 kg. Wanneer u fietsen of andere voorwerpen met de elektrische trekhaak vervoert, zorg dan altijd dat u het maximale laadvermogen niet overschrijdt. Bij het berekenen van het draagvermogen van de elektrische trekhaak moet het gewicht van de accessoirebeugel ook worden meegerekend.

Opgelet 车辆电动拖钩设计垂直方向可承受的最大载荷质量为 75kg,超过此最大载荷可能导致装置严重损坏。
  • De elektrische trekhaak van de auto is ontworpen om een maximale last van 75 kg verticaal te dragen. Overschrijding van deze maximale last kan zware schade aan de voorziening veroorzaken.

  • Installeer geen accessoirebeugels op auto's zonder trekhaak, om schade aan de auto te voorkomen.

De elektrische trekhaak compleet omvat verborgen elektrische trekhaak, trekhaakbalk compleet, lichtbedrading voor de accessoirebeugel en aanhangwagenmodus enz.

Om de accessoirebeugel te installeren en te gebruiken, moet u eerst de elektrische trekhaak uitschuiven en de instructies voor de accessoirebeugel volgen.

Bij trekken van een aanhanger en vervoeren van accessoires nemen het gewicht en de weerstand van de auto toe. Hierdoor kan het resterende rijbereik van de auto bij het slepen aanzienlijk afnemen. De calculator van het rijbereik de auto past het geschatte rijbereik in de aanhangwagenmodus aan, maar het werkelijke energieverbruik kan afwijken. U moet uw reis en bestemming goed plannen.

Bij het aankoppelen van accessoires moet u regelmatig controleren of de accessoiresteun en bijbehorende onderdelen in veilige staat verkeren, en tevens controleren of de verlichting van de accessoires (indien van toepassing) goed werkt.

Opmerking 建议至 NIO 官网购买汽车附件。尽管有第三方产品,NIO 推荐和支持经 NIO 批准的产品。在尝试安装非 NIO 附件之前,请查看产品信息以确保兼容性。

Het wordt aanbevolen om accessoires voor uw auto aan te schaffen op de NIO-website. NIO adviseert door NIO goedgekeurde producten te gebruiken en ondersteunt deze. Als het noodzakelijk is om bij derden te kopen, koop dan producten die voldoen aan de nationale normen. Voordat u een niet-NIO-accessoire probeert te monteren, leest u eerst de productinformatie om er zeker van te zijn dat het compatibel is.

Opgelet 拖挂装置可能会遮挡内外后视镜、后摄像头和/或后超声波传感器的视野。此外,某些 PILOT 功能可能无法正常工作。

Trekhaken kunnen het zicht van de achteruitkijkspiegel, zijspiegels en achteruitrijcamera belemmeren en de waarneming van de ultrasoonsensor achter beïnvloeden. Bovendien werken mogelijk sommige rijhulpfuncties niet goed.

Trekvermogen

Het totaalgewicht van de aanhanger (inclusief lading en bijkomende uitrusting) en het draagvermogen van de elektrische trekhaak mogen de volgende waarden niet overschrijden:

Band

Maximum trekvermogen

Maximaal draagvermogen elektrische trekhaak

R19, R20

1400 kg

75 kg

Het draagvermogen van de elektrische trekhaak is de verticale belasting die op de trekhaak wordt uitgeoefend door het totale gewicht van de aanhanger, dat niet minder dan 4% van het totale gewicht van de aanhanger mag zijn.

Wanneer uw auto passagiers of een zware lading vervoert, nemen het maximale aanhangergewicht en de maximale gewichtscapaciteit van de elektrische trekhaak af.

Bestuurders moeten een lokale sleepvergunning hebben die overeenkomt met hun rijbewijs om legaal een auto met aanhanger te besturen.

Bandenspanning tijdens het trekken van een aanhanger

Bij het slepen moet de bandenspanning van de auto op 2,8 bar worden gehouden. Het maximale toegestane hellingspercentage is 12% (een hellingshoek van ongeveer 7°).

Opmerking 拖挂时,后轴承载的额外载荷不超过车辆最大允许总质量下的后轴轴荷的15%。

Bij het trekken van een aanhanger mag de extra belasting op de achteras niet meer zijn dan 15% van de maximaal toegestane achterasbelasting onder het bruto-voertuiggewicht. Onder deze omstandigheden mag de snelheid niet hoger zijn dan 100 km/u, met een achterbandenspanning die ten minste 0,2 bar hoger is dan normaal.

Waarschuwing 当汽车轮胎有故障时,切勿尝试进行拖挂拖车。临时维修的轮胎不能承受拖挂负载。使用有故障或临时维修的轮胎进行拖挂,可能会导致轮胎故障和车辆稳定性丧失。

Probeer nooit een voertuig met een defecte band te slepen. Tijdelijk gerepareerde banden zijn niet bestand tegen sleepbelastingen. Het trekken van een aanhanger met defecte of tijdelijk gerepareerde banden kan leiden tot kapotte banden en verlies van voertuigstabiliteit.

Voorbereidende stappen voor het trekken van een aanhanger

Vóór het trekken van een aanhanger moeten de volgende stappen worden doorlopen:

  • Pomp de band op tot de gespecificeerde bandenspanning voor koude banden voor het slepen.

  • Stel de achteruitkijkspiegel en zijspiegels zodanig af dat deze een duidelijk zicht naar achteren bieden en geen grote dode hoeken ontstaan.

  • Schakel de aanhangwagenmodus in op het middendisplay.

Controleer het volgende voordat u een aanhanger gaat trekken:

  • Het rijbewijs kwalificeert de bestuurder om auto met aanhanger te besturen.

  • De auto moet horizontaal staan bij het aankoppelen aan de trekhaak.

  • De lading van de aanhanger is gelijkmatig verdeeld en het draagvermogen van de elektrische trekhaak is ten minste 4% van het totale gewicht van de aanhanger.

  • Zorg dat het totale gewicht van de getrokken aanhanger niet hoger is dan het maximale aanhangergewicht van de auto en dat de verticale belasting van de elektrische trekhaak lager is dan het maximale draagvermogen.

  • Alle componenten van de trekhaak, accessoires en stekkers (waar aanwezig) zijn in goede staat en goed aangesloten. Trek geen aanhanger als er duidelijke problemen zijn.

  • De verlichting van de aanhanger (remlichten, richtingaanwijzers, achteruitrijlichten en contourlichten) werkt goed.

  • De aanhanger is stevig aan de trekhaak gekoppeld.

  • Alle spullen in de aanhanger zijn goed vastgesjord.

  • U moet mogelijk wielblokken gebruiken.

  • Zorg ervoor dat u de plaatselijke regelgeving en wettelijke vereisten voor het trekken van een aanhanger kent en deze in acht neemt.

Elektrische aansluiting

Alle aanhangers zijn uitgerust met positieverlichting, remlichten, achteruitrijlichten, mistachterlichten en richtingaanwijzers. De trekinrichting heeft een ingebouwde 13-polige aansluiting voor de voeding van de aanhangerverlichting. Als de stekker van de aanhanger in de aansluiting op de auto wordt gestoken, wordt de aanhangwagenmodus ingeschakeld.

GUM255200
  1. Richtingaanwijzer links

  2. Mistlampen achter

  3. Massa voor aansluitpennen 1 t/m 8

  4. Richtingaanwijzer rechts

  5. Positieverlichting rechts

  6. Remlichten

  7. Positieverlichting links

  8. Achteruitrijlichten

  9. Leeg

  10. Voeding KL15 (180 W)

  11. Massa voor aansluitpen 10

  12. Leeg

  13. Massa voor aansluitpen 9

Waarschuwing 仅使用蔚来汽车设计的电气连接插头。请勿试图直接拼接或尝试使用任何其他方法连接拖车的电线,否则会损坏车辆电气系统并导致故障。
  • Gebruik alleen de elektrische connectoren die door NIO zijn ontworpen. Probeer de kabels niet rechtstreeks te splitsen of de aanhangerkabels op een andere manier aan te sluiten, want dit kan het elektrische systeem van de auto beschadigen en storingen veroorzaken.

  • Overschrijd nooit het maximaal toegestane vermogen bij het aansluiten van externe elektrische apparaten.

Opgelet 在拖挂前和拖挂期间,您需要手动检查并确保所有电气连接工作正常,所有拖车灯工作正常。
  • Controleer voor en tijdens het slepen handmatig of alle elektrische aansluitingen en de verlichting van de aanhanger goed werken.

  • Defecte verlichting tijdens het trekken van een aanhanger kan het gevolg zijn van een doorgebrande zekering. Als de zekering is doorgebrand, geeft uw auto geen waarschuwing. Neem contact op met het NIO Service Center.

  • Zorg ervoor dat de kabel van de aanhanger tijdens het trekken niet over de grond sleept en ook de grond niet raakt, en dat de kabel voldoende speling heeft om bochten te kunnen maken.

Aanhangwagenmodus

Voorafgaand aan het trekken van een aanhanger zet u de auto in de parkeerstand (P), gaat u via de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Elektrische trekhaak. De elektrische trekhaak wordt automatisch ingetrokken. Wanneer een aanhanger wordt getrokken, moet de aanhangwagenmodus altijd actief zijn. Wanneer u de kabelboom van de aanhanger aansluit, schakelt de auto de aanhangwagenmodus in nadat u hebt bevestigd. De Aanhangwagenmodus wordt uitgeschakeld zodra de kabelboom van de aanhanger wordt losgekoppeld. Om de aanhangwagenmodus handmatig in te schakelen of af te sluiten, gaat u via de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Aanhangwagenmodus. Een van de volgende indicatoren wordt op dat moment op het instrumentenpaneel weergegeven:

Vervolgens verschijnt het pictogram op het digitale instrumentenpaneel.Beschrijving
GUM255201

De auto heeft gedetecteerd dat de elektra van de verlichting van de aanhanger is aangesloten, maar de aanhangwagenmodus is niet geactiveerd. Mogelijk is er al een accessoire op de auto aangesloten.

GUM255202

De auto heeft een defecte elektrische verbinding met de aanhangerverlichting gedetecteerd. Sommige of alle functies van de aanhangerverlichting werken mogelijk niet. Voor uw veiligheid moet u zo snel mogelijk stoppen en de bedrading of aansluiting van de verlichting van de aanhanger op storingen controleren. Als het probleem is opgelost, maar het rode pictogram nog steeds wordt weergegeven, moet u de Aanhangwagenmodus uitschakelen en daarna weer inschakelen.

Waarschuwing 拖车前,务必检查拖车模式是否已启用。
  • Controleer voordat u een aanhanger gaat trekken altijd of de aanhangwagenmodus is ingeschakeld.

  • In geen geval mag de aanhangwagenmodus worden afgesloten tijdens het trekken van een aanhanger. Dit kan leiden tot ernstig letsel en zelfs tot overlijden.

Opmerking 启用拖挂模式时,部分辅助驾驶功能以及脚踢传感器、便利进出、超声波传感器功能可能不可用。
  • Wanneer de aanhangwagenmodus is ingeschakeld, zijn sommige rijhulpfuncties en de schopsensor, eenvoudig instappen en uitstappen en de ultrasoonsensor mogelijk niet beschikbaar.

  • Bij het monteren van de trekhaak kan het achterste sleepoog niet worden gebruikt.

Instructies voor het trekken van een aanhanger

De auto is in eerste instantie ontworpen als personenauto. Het trekken van een aanhanger is extra belastend voor de motor, transmissie, remmen, banden en wielophanging van de auto en vermindert het resterende rijbereik. Als u besluit om een aanhanger te slepen, rijd dan voorzichtig en neem de volgende richtlijnen in acht:

  • Verminder uw rijsnelheid en vermijd plotselinge manoeuvres. Wanneer een aanhanger wordt getrokken, zijn het stuurgedrag, de stabiliteit, de draaicirkel, de remafstand en de remprestaties van de auto anders dan wanneer u zonder aanhanger rijdt.

  • Houd minstens twee keer zoveel afstand tot uw voorligger. Zo kunt u situaties voorkomen waarbij u hard moet remmen. Bij plotseling remmen kan de auto wegschuiven of kunt u de controle over de auto verliezen.

  • Vermijd scherp draaien waarbij de aanhanger in contact zou kunnen komen met de auto en schade veroorzaken. De wielen van de aanhanger staan dichter bij de binnenkant van de bocht dan de wielen van de auto en daarom moet u een grotere draaicirkel maken om te voorkomen dat de aanhanger stoepranden, verkeersborden, bomen of andere objecten raakt.

  • Controleer regelmatig of de verlichting en richtingaanwijzers van de aanhanger goed werken.

  • Controleer regelmatig of alle voorwerpen in de auto goed vastzitten.

  • Controleer regelmatig of de remmen van de aanhanger goed werken.

  • Parkeer de auto niet op een helling.

  • Controleer regelmatig of alle onderdelen van de trekinrichting goed zijn bevestigd.

  • Wanneer een aanhanger aan de auto is gekoppeld, kan het led-achterlicht van de aanhanger zwak knipperen; dit is echter normaal.

  • Tijdens het trekken van een aanhanger mogen geen passagiers op de aanhanger zitten.

  • Leg lading in de aanhanger zo dicht mogelijk bij de as, zodat de aanhanger zo weinig mogelijk gaat slingeren.

De aanhanger parkeren

Het wordt afgeraden om te parkeren op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 12% (hellingshoek van ongeveer 7°). Als u toch op een helling moet parkeren, moet u wielblokken onder de wielen van de aanhanger plaatsen aan de hand van de volgende stappen:

  • Eén persoon houdt het rempedaal ingetrapt.

  • Een andere persoon plaatst de wielblokken onder de wielen aan de kant van de helling omlaag.

  • Wanneer de wielblokken zijn geplaatst, laat u het rempedaal los en controleert u of de wielblokken het gewicht van de auto en de aanhanger kunnen dragen (schakel Autohold niet in).

  • Zet de auto in de parkeerstand (P) en schakel de parkeerrem van de aanhanger in.

Waarschuwing 如果需要在斜坡上停车,请始终确保所有拖车车轮均已用楔块牢牢固定,否则可能导致严重损坏、受伤或死亡。

Zorg er bij stoppen op hellingen altijd voor dat alle wielen veilig vaststaan, om ernstige schade, letsel of dodelijke ongevallen te voorkomen.

Imperiaal

Het dak kan worden uitgerust met een imperiaal en het totale gewicht van het imperiaal en de lading mag niet meer dan 75 kg bedragen.

Waarschuwing 车顶行李架的安装和使用请严格按照车顶行李架自带的说明书进行。
  • Bij installeren en gebruiken van de dakdrager moeten de instructies die bij de dakdrager worden geleverd nauwgezet worden opgevolgd.

  • Als het totale gewicht van de dakdrager en de lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, kan dit ernstige schade aan de auto en letsel veroorzaken.

  • De lading moet gelijkmatig over de dakdrager worden verdeeld.

  • Controleer regelmatig of de dakdrager en de lading goed vastzitten. Indien u dit niet doet, kan dat ernstige schade aan de auto of letsel tot gevolg hebben.

  • Wanneer de dakdrager geladen is met zware voorwerpen, vermijd dan sterk accelereren, plotseling remmen en scherpe bochten, om ongelukken te voorkomen.

  • Wanneer de dakdrager beladen is, verschuift het zwaartepunt van de auto. Overschrijd niet de snelheid die is aangegeven in de instructies van de dakdrager, en rij nooit sneller dan 120 km/u.

Stand van stuurwiel verstellen

GUM249745

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Stand verstellen > Stuurwiel >Verstellen beginnen en verstel daarna de stand van het stuurwiel met behulp van de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel, en tik op Verstellen beëindigen nadat het verstellen is voltooid. U kunt ook op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts vegen om de interface Snelle toegang weer te geven en op het pictogram Stuurwiel verstellen tikken om de stand van het stuurwiel af te stellen.

De stand van het stuurwiel verstellen met de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel:

Knop Omhoog: het stuurwiel beweegt omhoog;

Knop Omlaag: het stuurwiel beweegt omlaag;

Knop Naar links: het stuurwiel beweegt verder van de bestuurder af;

Knop Naar rechts: het stuurwiel beweegt dichter naar de bestuurder toe;

Drukken: kort bewegen;

Ingedrukt houden: continu bewegen.

Waarschuwing 方向盘位置调节不当或坐姿不当会带来人身伤害,建议方向盘与胸部之间距离不小于25厘米。
  • Het is verboden om het stuurwiel te verstellen tijdens het rijden, om ongevallen te voorkomen.

  • Een verkeerde afstelling van de stand van het stuurwiel of een verkeerde zithouding kan letsel veroorzaken. Het wordt aanbevolen dat de afstand tussen het stuurwiel en uw borst niet minder dan 25 cm bedraagt.

Geheugen voor de stand van het stuurwiel instellen

U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Stand verstellen > Stuurwiel tikken om uw persoonlijke instellingen te configureren.

Gebruik de vier richtingsknoppen aan de rechterkant van het stuurwiel om de stand ervan aan te passen voor verschillende scenario's, zoals Rij/Afwissel/Rust/Overige. De instellingen kunnen vervolgens worden opgeslagen op de betreffende persoonlijke account.

Nadat u op de bestuurdersstoel hebt plaatsgenomen (het bestuurdersportier moet gesloten zijn), drukt u op de knop van de betreffende stand in de geheugeninterface van de bestuurdersstoel, waarna het stuurwiel automatisch in de meest recente gepersonaliseerde instellingen wordt gezet.

Als de gebruiker de instellingen opnieuw verandert tijdens het gebruik van de auto, tikt u op de interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop Opslaan van de betreffende positie, waarna de bijgewerkte instellingen zullen worden opgeslagen voor de bijbehorende positie onder de persoonlijke account van de gebruiker en de oorspronkelijke instellingen worden overschreven.

Opgelet 进行主驾座椅记忆初始化设置前,请确保车辆周围环境安全并处于 P 挡,且座椅和方向盘附近无异物,后排无乘客,请将座椅高度降低,头枕降至最低以防触碰顶棚。
  • Voordat u het geheugen van het stuurwiel instelt, dient u te zorgen voor de veiligheid van de nabije omgeving, de auto in parkeerstand (P) te zetten en eventuele voorwerpen in de buurt van het stuurwiel te verwijderen.

  • Pas de bestuurdersstoel, het stuur en de zijspiegels niet aan met de knoppen van de Memory-interface en concentreer u op de veiligheid tijdens het rijden.

Bediening via knoppen op het stuurwiel

De knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt om de stand van het stuurwiel, rechterzijspiegel, geluidsvolume, enz. te verstellen.

GUM249752

Stand van stuurwiel verstellen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stuurwiel > Verstellen beginnen om met de richtingstoetsen aan de rechterkant van het stuurwiel de stand aan te passen. Zie Stand van stuurwiel verstellen.

De rechterzijspiegel verstellen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stuurwiel > Verstellen beginnen om de stand van de rechterzijspiegel aan te passen via de richtingsknoppen aan de rechterkant van het stuurwiel. Zie Stand van zijspiegels verstellen.

Volume aanpassen

Wanneer u bijvoorbeeld een oproep beantwoordt, met NOMI praat of multimedia afspeelt, kunt u op de Omhoog-knop of Omlaag-knop drukken om het volume aan te passen. Houd de Omlaag-knop ingedrukt om het geluid te dempen.

In andere scenario's, waarin het volume niet hoeft te worden aangepast, gebeurt er niets als u de Omhoog-knop ingedrukt houdt en wordt het geluid gedempt als u de Omlaagknop ingedrukt houdt.

Als het geluid is gedempt, drukt u op de Omhoog-knop om het geluid weer herstellen.

De aangepaste functie inschakelen

Houd de Midden-knop aan de rechterkant van het stuurwiel ingedrukt om de aangepaste functie te activeren. De standaard ingeschakelde functie is NOMI. Om de aangepaste functie te wijzigen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Stand verstellen > Stuurwiel > Aangepaste sneltoets.

Bediening tijdens een onmiddellijke taak

Wanneer de waarschuwing voor een inkomende oproep wordt weergegeven, kunt u de oproep met de Links-knop en Rechts-knop aannemen of weigeren en met de Midden-knop kunt u uw keuze bevestigen.

Overschakelen naar het normale menu

Druk lang op de knop Naar links of Naar rechts om de Schakelmodus weer te geven. U kunt daarin de volgorde van de dashboardmenu's wijzigen door kort op de knop Naar links of Naar rechts te drukken. Nadat op de Midden-knop is gedrukt, of na 3 seconden zonder bediening van de Links-knop of Rechts-knop, wordt het huidige menu automatisch geselecteerd en wordt de Schakelmodus verlaten.

Bediening binnen het menu

Wanneer de menu's Media/Software van derden, Geschat bereik, Kilometerstand en Energieverbruik op het instrumentenpaneel worden weergegeven, druk op de Links-, Midden- en Rechts-knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel om het type media/software van derden om te schakelen.

Wanneer het menu Media/software van derden op Media staat: Links - vorig nummer; Rechts - volgend nummer; Midden - afspelen/pauze;

Wanneer het menu Team op het instrumentenpaneel wordt weergegeven: Midden - geluid opnemen/verzenden.

Bediening met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel

De knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt om de linkerzijspiegel af te stellen en de rijhulpfunctie te bedienen.

GUM249759

De linkerzijspiegel verstellen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stuurwiel > Verstellen beginnen om de stand van de linkerzijspiegel aan te passen via de richtingsknoppen aan de linkerkant van het stuurwiel. Zie Stand van zijspiegels verstellen.

De rijhulp aanpassen

Middelste knop: rijhulp activeren of uitschakelen.

Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen.

Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen.

Rechts-knop: de volgafstand vergroten.

Knop Naar links: Volgafstand verkorten.

Kort op de Omhoog-of Omlaag-knop drukken: de kruissnelheid met 5 km/u verhogen/verlagen (standaard). De Omhoog- of Omlaag-knop lang indrukken: de kruissnelheid met 1 km/u continu verhogen/verlagen (standaard).

Op de Links-knop of Rechts-knop drukken: de volgafstand met 1 niveau verhogen/verlagen, waarbij Niveau 1 het dichtstbij is en Niveau 5 het verst weg is.

Middelste knop aan de linkerkant van het stuurwiel lang indrukken: snel tussen adaptieve cruisecontrol en rijstrookcentrering (LCC/Pilot) schakelen.

Stuurwielverwarming

Bij koud weer kunt u de stuurwielverwarming inschakelen door op het middendisplay naar de interface Comfort te gaan en op Stoelen > Verwarming > Stuurwielverwarming te tikken. Het stuurwiel wordt in 10 minuten geleidelijk opgewarmd tot een comfortabele temperatuur en handhaaft deze temperatuur.

Intelligente stuurverwarming: Deze functie is standaard uitgeschakeld en u kunt deze inschakelen in het menu Instellingen op de pagina Stoelen > Verwarming onder de interface Comfort. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de stuurwielverwarming automatisch ingeschakeld zodra de buitentemperatuur lager is dan 12 °C en de binnentemperatuur lager is dan 10 °C. Hoe lager de temperatuur, hoe langer de verwarmingsduur.

Dubbele knop Herstart op het stuurwiel

GUM249766

Als er op het middendisplay abnormaliteiten worden weergegeven, zoals een haperend scherm of niet-reagerend scherm, probeert u dit te verhelpen door twee keer op de knop te drukken om het boordsysteem te herstarten.

Instructies voor dubbele knop Herstart:
  1. Schakel de alarmknipperlichten in.

  2. Parkeer uw auto op een veilige plek en zet de transmissie in de parkeerstand (P);

  3. Houd aan de linkerkant van het stuurwiel de Rechts-knop en aan de rechterkant van het stuurwiel de Omlaag-knop gedurende ongeveer 8 seconden tegelijkertijd ingedrukt;

  4. Na ongeveer 30 seconden gaan alle schermen branden en kan het systeem weer worden gebruikt.

Als het systeem niet normaal werkt, neem zo snel mogelijk contact op met het servicecentrum van NIO.

Opgelet 车辆双键重启必须在驻车状态,请确保车辆停靠在安全区域;
  • Het herstarten met twee knoppen kan alleen worden uitgevoerd wanneer de auto geparkeerd staat. Zorg ervoor dat de auto op een veilige plaats geparkeerd staat;

  • Voer het herstarten met twee knoppen niet uit terwijl de auto in beweging is;

  • Laat de alarmknipperlichten tijdens herstarten van het systeem branden;

  • Voer het herstarten met twee knoppen niet uit terwijl de voertuigsoftware wordt geüpdatet;

  • Tijdens het herstartproces zijn het statusdisplay van het voertuig, de veiligheidswaarschuwingen, de surroundweergave-camera, de kaartinterface en andere informatie niet zichtbaar;

  • Als het scherm niet terugkeert naar normaal na de herstart met twee knoppen, probeer dan het voertuig te vergrendelen en in de slaapstand te zetten. Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met het NIO Service Center.

USB-poort

In uw auto zijn drie USB-poorten aanwezig, waaronder één Type A-poort en twee Type C-poorten.

Locatie:
  • Beveiligd opbergvak in de armsteun

    GUM191125

    ② Type C-poort (60 W): Voor opladen van mobiele apparaten.

    ③ Type A-poort (2,5 W): Gebruikt voor DVR-video-export, microfooningang en USB-audio-ingang. Laag uitgangsvermogen; niet aanbevolen voor laden van mobiele apparaten

  • Onder de luchtuitstroomopening airco achterste rij zitplaatsen.

    Type C-poort (60 W): Voor opladen van mobiele apparaten.

12V-voeding

12V-voeding voor centraal open opbergvak

Het centrale open opbergvak is voorzien van een 12V-voeding met een maximaal vermogen van ongeveer 180 W.

GUM249786

12V-voeding in de bagageruimte achterin

De achterbak is voorzien van een 12V-voeding met een maximaal vermogen van ongeveer 180 W.

GUM249798
Waarschuwing 请勿将手指或异物插入电源接口,以免造成意外伤害

Steek geen vingers of voorwerpen in de stopcontacten, om onbedoeld letsel te voorkomen.

Opgelet 不使用12V 电源时,请务必盖上保护盖,防止液体或杂物进入电源接口。

Dek het 12V-stopcontact altijd af als het niet in gebruik is, om te voorkomen dat vloeistoffen of vuil het stopcontact binnendringen.

Draadloos opladen

U kunt uw apparaten die geschikt zijn voor draadloos opladen, neerleggen op de draadloze oplader op de middenconsole om ze draadloos op te laden.

GUM249799

Draadloos opladen is standaard ingeschakeld. U kunt rechtsboven op het middendisplay op de statusbalk de interface Draadloos opladen weergeven om dit uit te schakelen. De huidige status van de functie wordt opgeslagen onder het account van de eigenaar of de gemachtigde gebruiker. De huidige laadstatus wordt weergegeven op het middendisplay.

Draadloos opladen stopt onder de volgende omstandigheden en op het middendisplay wordt de relevante status getoond:
  • Het opladen is voltooid.

  • Als er fouten optreden tijdens het opladen, bijvoorbeeld wanneer de voeding van de auto een te hoge of te lage spanning geeft.

Wanneer de Bluetooth-functie "NFC-koppeling met één tik" wordt gebruikt door de draadloos-oplaadplaat, wordt het draadloos opladen tijdelijk gestopt.

U kunt kiezen om NFC-detectie uit te schakelen. In dat geval zal de draadloos-oplaadplaat NFC-kaarten niet herkennen en zal de kaartherkenningsmelding niet worden weergegeven wanneer de mobiele telefoon erop wordt gelegd.

Opgelet 无线充电功能开启后,若有金属物品(如普通钥匙、硬币或 NFC 卡)放置在无线充电板处,将可能影响充电效果,甚至造成灼伤风险。
  • Wanneer draadloos laden is ingeschakeld, kan een metalen voorwerp (zoals een sleutel, munt of NFC-kaart), geplaatst in het vak voor draadloos laden, de laadefficiëntie beïnvloeden of zelfs tot brandwonden leiden.

  • Wanneer u de functie voor draadloos laden gebruikt, plaats dan geen metalen voorwerpen, zoals munten of kaarten met een chip of batterij, tussen de telefoon en de oplaadplaat. Gebruik geen telefoonhoesje met metalen materialen, zoals hoesjes die magnetisch opladen ondersteunen (MagSafe).

  • Het is normaal dat de telefoon heet wordt nadat de telefoon langere tijd heeft opgeladen. Leg een volledig opgeladen apparaat niet op de oplaadplaat. Dat kan oververhitting veroorzaken.

  • Laad niet twee of meerdere apparaten tegelijkertijd draadloos op.

  • Houd kleine voorwerpen en vloeistoffen weg bij de koelluchtopening onder in het vak voor draadloos opladen.

GUM249805

Ruitenwissers van de voorruit/achterruit

Handmatige voorruitenwisser

GUM228316

Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers omhoog om de ruitenwissers in te schakelen. De snelheid van de ruitenwissers neemt per niveau toe en bereikt de maximumsnelheid op niveau 4. Als de bedieningshendel voor de ruitenwissers terugkeert naar zijn oorspronkelijke stand, stoppen de ruitenwissers met wissen.

Opgelet 冬季启动雨刮前,需先去除落挡风玻璃上的冰雪,并确保雨刮刮片未被冻结。

Verwijder eerst het ijs en de sneeuw van de voorruit en controleer daarbij of de ruitenwisserbladen niet bevroren zijn, voordat u ze inschakelt in de winter

Opgelet 为了避免缩短雨刮片的使用寿命,请勿在挡风玻璃干燥的情况下使用雨刮。

Gebruik om de levensduur van de ruitenwisserbladen niet onnodig te verkorten, deze niet op een droge voorruit.

Automatisch wissen voor

Nadat de functie automatische voorruitenwissers is ingeschakeld en de regensensor regen detecteert, beginnen de ruitenwissers te werken. Wanneer de regen stopt, stoppen ook de ruitenwissers.

De snelheid van de ruitenwissers verandert automatisch afhankelijk van de rijsnelheid en regenval.

GUM228317

Bedien de ruitenwisserhendel omlaag om de functie Automatisch wissen voor in te schakelen, waarna het instrumentenpaneel aangeeft dat Automatisch wissen voor aan staat. Bedien de hendel nogmaals omlaag om deze uit te schakelen, waarna het instrumentenpaneel aangeeft dat Automatisch wissen voor uit staat.

Gevoeligheid van automatische voorruitenwissers afstellen: Ga naar de interface Instellingen aan de onderkant van het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Gevoeligheid ruitenwissers voor, en selecteer vervolgens een niveau. De gevoeligheid neemt toe met elk niveau.

Nadat de functie voor de automatische achterruitenwisser is geactiveerd en de auto in de achteruitrijstand (R) staat, zullen de achterruitenwissers bewegen wanneer de voorruitenwissers bewegen. Bovendien zijn de snelheden van de voorruitenwissers en achterruitenwissers hetzelfde. Nadat de auto in de vooruitrijstand (D) of de parkeerstand (P) is gezet, stoppen de achterruitenwissers met bewegen.

Om deze functie in te schakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Automatische achterruitenwisser.

Waarschuwing NIO_洗车前通用

Schakel bij gebruik van een automatische wasstraat de automatische ruitenwisserfunctie uit of activeer de wasmodus om te voorkomen dat de ruitenwissers per ongeluk worden ingeschakeld en beschadigd raken.

De voorruit schoonvegen met de ruitenwissers

GUM228318

Eén keer wissen: Bedien de ruitenwisserhendel naar één klikstop naar achteren om de voorruitenwissers één keer te laten wissen.

GUM228320

Sproeien en wissen: Draai de ruitenwisserhendel naar de achterkant van de auto en houd deze vast. Sproei vervolgens water door de sproeiers op de ruitenwisserarmen, terwijl de ruitenwissers langzaam wissen. Laat de ruitenwisserhendel los om het sproeien te stoppen. De ruitenwissers blijven nog drie keer langzaam wissen, wachten twee seconden en wissen vervolgens nog één keer.

Clean Plus: Ga naar de interface Instellingen aan de onderkant van het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Clean Plus. Nadat deze functie is ingeschakeld, voeren de ruitenwissers vier seconden na het sproeien van water een extra verbeterde wisslag uit. Wij adviseren u deze functie in noordelijke regio's in de winter uit te schakelen.

GUM228323

Achterruitenwissers wissen: Bedien de ruitenwisserhendel voor de ruitenwissers kort naar voren en laat deze daarna los om de achterruitenwissers te activeren of te deactiveren.

GUM228325

Achterruitenwissers sproeien en wissen: Duw de ruitenwisserhendel naar voren en houd deze vast om water boven op de achterruit te sproeien, terwijl de ruitenwissers achter met lage snelheid werken. Laat de ruitenwisserhendel los en het sproeien stopt, maar de ruitenwissers blijven nog drie keer met lage snelheid wissen.

Opgelet 洗涤液不足时不要使用清洗装置,否则会损坏洗涤液泵。

Gebruik de ruitensproeier niet als er niet voldoende ruitensproeiervloeistof is, aangezien dit de pomp kan beschadigen.

Waarschuwing 在恶劣天气条件下,确保雨刮片未被冻结或粘附在挡风玻璃上。

Controleer bij slechte weersomstandigheden of de ruitenwisserbladen niet vastgevroren zijn of niet aan de voorruit kleven.

Om de levensduur van de ruitenwisserbladen te verlengen, vermijdt u het gebruik ervan wanneer de voorruit droog is.

Verwarmen van de rustzone van de voorruitenwissers

Als het rustgedeelte van de voorruitenwissers is uitgerust met een verwarmingsfunctie, kan deze worden bediend via het middendisplay en de NIO-app.

  1. Bedieningselementen op middendisplay

    • Wanneer de omgevingstemperatuur ≤5 °C is, tikt u op de toets GUM249823 op de interface Aircocomfort om de verwarming van de rustzone van de ruitenwissers in of uit te schakelen.

    • Als de omgevingstemperatuur >5 °C is, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

  2. Bediening in de NIO-app

    • Als de omgevingstemperatuur ≤ 5 °C is, tikt u in de NIO-app op Sneeuw verwijderen met één druk op de knop, waarna de rustzone van de voorruitenwissers begint op te warmen. Als u Sneeuw verwijderen met één druk op de knop uitschakelt, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

    • Als de omgevingstemperatuur >5 °C is, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

Automatisch verwarmen van zijspiegels en achterruit

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Stand verstellen > Zijspiegels en schakel de functie Automatisch ontdooien van zijspiegels en achterruit in. Als de voorruitenwissers worden ingeschakeld tijdens het rijden op een regenachtige dag, wordt automatisch de verwarmingsfunctie van de zijspiegels en achterruit ingeschakeld om te helpen condens te verwijderen.

Stand van de zijspiegels verstellen

Stand van de zijspiegels verstellen

GUM249834

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels > Verstellen beginnen en druk op de richtingstoetsen op het stuurwiel om de hoek van de zijspiegels in vier richtingen te verstellen. Nadat uw klaar bent met het verstellen, kunt u op Verstellen beëindigen tikken of gedurende ongeveer 5 seconden op geen enkele richtingknop op het stuurwiel drukken, waarna het systeem de functie voor het verstellen verlaat.

U kunt ook op het middendisplay vanaf de linkerkant naar rechts vegen om naar de interface Snelle toegang te gaan en op het pictogram Zijspiegels verstellen tikken om de stand ervan aan te passen.

Gebruik de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel voor het verstellen van de linkerzijspiegel, en de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel voor het verstellen van de rechterzijspiegel.

Verstellen:

Omhoog- en Omlaag-knoppen: De zijspiegels omhoog en omlaag kantelen

Naar links- en Naar rechts-knoppen: De zijspiegels naar links en rechts draaien

Drukken: Roteren van één niveau. Langdurig indrukken: Continu draaien

Instelling geheugen stand van de zijspiegels

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en tik op Stand verstellen > Zijspiegels om uw persoonlijke instellingen te configureren.

U kunt de persoonlijke locaties voor de scenario's Rij/Afwissel/Overig via de knoppen aan beide zijden van het stuurwiel instellen en in de persoonlijke account van uw huidige auto opslaan.

Nadat u op de bestuurdersstoel hebt plaatsgenomen (het bestuurdersportier moet gesloten zijn), drukt u kort op de knop van de betreffende stand in de geheugeninterface van de bestuurdersstoel, waarna de zijspiegels automatisch op de locatie van de geheugeninstelling worden gezet.

Wanneer u een ingestelde moet bijwerken, past u de standen van de zijspiegels aan en tikt u op de knop Opslaan van de betreffende stand. De bijgewerkte instellingen worden opgeslagen in de persoonlijke account van de huidige auto en overschrijven de oorspronkelijke instellingen.

Opgelet 进行外后视镜位置记忆设置前,请确保车辆处于 P 挡且周围环境安全。

Zorg ervoor dat de auto in parkeerstand (P) staat en dat de omgeving veilig is voordat u het Positiegeheugen van de zijspiegels instelt.

Automatisch kantelen bij achteruitrijden voor zijspiegels

De zijspiegels kunnen bij het achteruitrijden automatisch kantelen en deze functie is standaard uitgeschakeld. Als u deze functie wilt in- of uitschakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Stand verstellen > Zijspiegels > Automatisch kantelen bij achteruitrijden.

Instellingen standgeheugen: Trap het rempedaal in en schakel de achteruitrijstand (R) in. Het middendisplay schakelt over naar de surroundweergave. Tik op het pictogram Snelle toegang GUM249840 en vervolgens op Zijspiegel afstellen. Gebruik de knoppen aan de linker- en rechterkant van het stuurwiel om de neerwaartse kantelstand van de zijspiegels te verstellen. De verstelde standen worden automatisch opgeslagen in uw persoonlijke account en de zijspiegels kantelen automatisch naar de laatst ingestelde stand wanneer u de volgende keer achteruitrijdt.

Bij uitschakelen van de achteruitrijstand (R) keren de zijspiegels terug naar de stand Rijden van de geheugeninterface bestuurderskant.

Opgelet 在重新设置外后视镜倒车下翻角度时,请确认车辆处在静止状态。
  • Zorg ervoor dat de auto stilstaat wanneer u de positie van de zijspiegels voor achteruitrijden terugstelt.

  • De positiegeheugenfuncties kunnen alleen worden ingesteld wanneer de automatische kantelfunctie bij achteruitrijden voor de zijspiegels is geactiveerd.

Waarschuwing 车辆行驶中禁止调节外后视镜,防止发生意外事故

Om ongevallen te voorkomen, is het verboden om de zijspiegels te verstellen terwijl de auto rijdt.

Zijspiegels inklappen

Automatisch inklappen bij vergrendelen

U kunt het automatisch inklappen van de zijspiegels instellen door onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en op Stand verstellen > Zijspiegels > Automatisch inklappen bij vergrendelen te tikken. Zodra dit is ingesteld, worden de zijspiegels automatisch ingeklapt wanneer de auto wordt vergrendeld.

Wanneer u de auto ontgrendelt en het bestuurdersportier sluit of het rempedaal intrapt, worden de zijspiegels automatisch uitgeklapt.

Handmatig ingeklapt

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels >Zijspiegels om de zijspiegels in of uit te klappen.

U kunt de zijspiegels ook in- of uitklappen door op het middendisplay op de hoofdinterface vanaf de linkerkant naar rechts te vegen om de pagina Snelle toegang te openen en op het pictogram Zijspiegels inklappen te tikken.

Als uw auto op een smalle weg rijdt met een lage snelheid (minder dan 40 km/u) en u de zijspiegels handmatig hebt ingeklapt vanwege de wegomstandigheden, worden de zijspiegels automatisch uitgeklapt wanneer uw rijsnelheid hoger is dan 40 km/u.

Zijspiegelverwarming

De zijspiegels zijn uitgerust met verwarming, zodat de linker- en rechterzijspiegels kunnen worden verwarmd om water of sneeuw bij regen- of sneeuwval snel te verwijderen.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels > Zijspiegelverwarming om deze functie handmatig in of uit te schakelen.

Opmerking 外后视镜加热功能开启 60 分钟后将自动关闭。

De verwarming van de zijspiegels wordt 60 minuten na inschakeling automatisch uitgeschakeld.

Automatische verwarming van zijspiegels en achterruit

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Stand verstellen > Zijspiegels en schakel de functie Automatisch ontdooien van zijspiegels en achterruit in. Als de voorruitenwissers worden ingeschakeld tijdens het rijden op een regenachtige dag, wordt automatisch de verwarmingsfunctie van de zijspiegels en achterruit ingeschakeld om te helpen condens te verwijderen.

Automatisch dimmen achteruitkijkspiegel en zijspiegels

Als u deze functie wilt in- of uitschakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Stand verstellen > Zijspiegels > Automatisch dimmen achteruitkijkspiegel en zijspiegels.

De functie Automatisch dimmen van achteruitkijkspiegel en zijspiegels helpt de schittering in de achteruitkijkspiegel door achteropkomend verkeer te verminderen, waardoor de rijveiligheid wordt verbeterd.

Opmerking 车辆处于 R 挡或前阅读灯开启时防眩目功能不可用。

De functie automatisch dimmen is niet beschikbaar wanneer de auto in de achteruitrijstand (R) staat of als de leeslampen voorin branden.

Klimaatregeling

Bedieningsbalk

Op de regelbalk op het middendisplay kunt u de temperatuur en de luchtstroomverdeling in uw auto instellen.

GUM255384
  1. Luchtcirculatie

    De huidige luchtstroomstand wordt weergegeven. U kunt hierop tikken om achtereenvolgens de volgende drie standen te selecteren: Recirculatie GUM255388, Frisse lucht GUM255389 en AutoGUM255390.

    Wanneer de stand Auto is geselecteerd, zal het systeem in het geval de buitenlucht ernstig vervuild is, automatisch de frisse-luchtcirculatie uitschakelen en overschakelen naar de stand Recirculatie, zodat de luchtkwaliteit in de auto automatisch is gegarandeerd.

  2. Temperatuurweergave bestuurderskant

    De doeltemperatuur aan bestuurderskant wordt weergegeven. U kunt hierop tikken om de interface voor temperatuurregeling te openen.

    Temperatuur verstellen:
    • Temperatuurbalk: Veeg naar links en rechts over de temperatuurbalk om de temperatuur van de bestuurdersruimte tussen 15 °C en 31 °C te verstellen.

    • Verstelpijlen: Tik op de pijl om de temperatuur met 0,5 °C te verstellen (tussen 15 °C en 31 °C).

    Tik op SYNC om de temperatuurinstelling voor de bestuurderskant ook toe te passen op de voorpassagierskant en de achterpassagierszone. Om SYNC te stoppen, volstaat het om de temperatuur voor de voorpassagierskant of de achterpassagierszone handmatig in te stellen op het middendisplay.

  3. Luchtinlaat- en luchtvolumeregeling van de klimaatregeling

    De status AAN of UIT van de klimaatregeling wordt weergegeven. Tik hierop om de interface voor de klimaatregeling weer te geven of te verbergen.

    Houd dit ingedrukt en verschuif dit om de ventilatorsnelheid vóór te veranderen. Er zijn acht niveaus, 0 t/m 8, waarbij op niveau 0 de klimaatregeling voor de hele auto wordt uitgeschakeld.

  4. Temperatuurweergave voorpassagierskant

    De doeltemperatuur aan voorpassagierskant wordt weergegeven. U kunt hierop tikken om de interface voor temperatuurregeling te openen.

    Temperatuur verstellen:
    • Temperatuurbalk: Veeg naar links en rechts over de temperatuurbalk om de temperatuur van de bestuurdersruimte tussen 15 °C en 31 °C te verstellen.

    • Verstelpijlen: Tik op de pijl om de temperatuur met 0,5 °C te verstellen (tussen 15 °C en 31 °C).

  5. Voorruit ontdooien en ontwasemen

    Wanneer de functie voor het ontdooien en ontwasemen van de voorruit is ingeschakeld, wordt tegelijkertijd de airco in de automatische stand gezet, wordt de luchtverdelingsfunctie in de ontdooistand gezet, en wordt de luchtcirculatie in de automatische stand gezet.

    Als er condens op de buitenkant van de voorruit zit, adviseren we de ruitenwissers en automatische-aircostand in te schakelen. Als op de binnenkant van de voorruit condens zit, adviseren we u het ontwasemen van de voorruit in te schakelen. Nadat de condens is verwijderd, adviseren we om over te schakelen naar de automatische-aircomodus en Automatisch ontwasemen in te schakelen.

    Ga op het middendisplay naar de interface Klimaatregeling, tik op GUM255391 en schakel Automatisch ontwasemen in. De ontwaseming van de voorruit wordt automatisch ingeschakeld wanneer op de binnenkant van de voorruit (een beetje) condens ontstaat.

Interface klimaatregeling

Om de interface Klimaatregeling te openen, tikt u op het middendisplay op de knop Klimaatregeling GUM255392. U kunt op de interface Klimaatregeling het luchtvolume, de temperatuur, de richting van de luchtstroom en andere eigenschappen van Klimaatregeling voorin en achterin instellen.

De luchtstroomstand wordt weergegeven terwijl u de luchtstroomrichting van de ventilatieopeningen wijzigt:
  • Vrij: De hoek van de ventilatieopening kan afzonderlijk worden afgesteld.

  • Zwaaiend: De hoeken van de ventilatieopeningen zijn zo ingesteld dat de ventilatieopeningen omhoog en omlaag, en van links naar rechts bewegen.

  • Indirect: De hoeken van de ventilatieopening vermijden de passagiers.

  • Direct: De hoeken van de ventilatieopening zijn gericht op de passagiers.

Opgelet 空调吹面模式之对人/避人
  • Alle automatische luchtstromingsmodi zijn alleen beschikbaar in de Hoog-modus.

  • We raden u aan om de functie slimme cabinedetectie in te schakelen voor een betere luchtstroming.

Opgelet 空调吹面模式之对人/避人
  • Alle automatische luchtstromingsmodi zijn alleen beschikbaar in de Hoog-modus.

  • We raden u aan om de functie slimme cabinedetectie in te schakelen voor een betere luchtstroming.

Vervolgens verschijnt het pictogram op het digitale instrumentenpaneel.NaamFunctie
GUM255394Hoofdschakelaar KlimaatregelingHiermee schakelt u de klimaatregeling voor de hele auto in of uit.
GUM255395StuurwielverwarmingBediening stuurwielverwarming.
GUM255396/ GUM255397 / GUM255398 /GUM255399Standen Automatisch/Koelen/Verwarmen/Ventileren van de klimaatregeling

Bedien de klimaatregeling om de standen te doorlopen in de volgorde Automatisch > Koelen > Verwarmen > Ventileren.

GUM255400Max. koelenIndien geactiveerd, wordt de klimaatregeling voor de hele auto ingesteld op maximaal koelen.
GUM255401Max. verwarmenNa activeren wordt de klimaatregeling voor de hele auto ingesteld op maximaal verwarmen.
GUM255402Voorruit ontdooien en ontwasemenNa activeren wordt condens vanaf de binnenkant van de voorruit verwijderd.
GUM255403AchterruitverwarmingNa activeren wordt de achterruit verwarmd en wordt er automatisch na 15 minuten uitgeschakeld.
GUM255404Temperatuurregeling aircoHiermee stelt u de temperatuur van de airco binnen het bereik van 15 ~ 31 ℃ in.
GUM255405Luchtvolumeregeling aircoHiermee stelt u de luchthoeveelheid van de airco binnen het niveau 0-8 in.
GUM255406Ventilatiestand voorruitDe luchtuitstroomopeningen van de airco blazen lucht tegen de voorruit.
GUM255407 GUM255408Modus bovenDe luchtuitstroomopeningen van de airco blazen lucht tegen het bovenlichaam van de passagier.
GUM255409 GUM255410Modus onderDe luchtuitstroomopeningen van de airco blazen lucht tegen het onderlichaam van de passagier.
GUM255411Instelknoppen voor de aircoErop tikken om naar de interface voor functie-instellingen te gaan
AutoAutomatische modusIn deze stand worden de temperatuur, de luchthoeveelheid, de richting van de luchtstroom van de klimaatregeling voor de voorste en achterste zitrijen, en de recirculatie-/frisseluchtstand automatisch aangepast op basis van de vooraf ingestelde temperatuur.
SYNCHRONISERENSYNCHRONISERENIn de synchronisatiestand wordt de temperatuur in het hele auto gesynchroniseerd met die aan de bestuurderskant.

Ventilatieopeningen van de klimaatregeling voor de voorste zitrij en de afstelling ervan

De luchtuitstroomopeningen aan de voorkant van de auto zijn als volgt geplaatst:
  1. Luchtuitstroomopening boven instrumentenpaneel

  2. Luchtuitstroomopening bij instrumentenpaneel

  3. Luchtuitstroomopening onder instrumentenpaneel

GUM255431

U kunt de luchtuitstroomopening in het instrumentenpaneel als volgt afstellen:

Druk op de interface Klimaatregeling van het middendisplay op de luchtstroomzone, houd deze vast en veeg vervolgens omhoog of omlaag om de verticale hoek af te stellen, en veeg naar links of rechts om de horizontale hoek af te stellen.

Dubbelklik in de Vrij-stand op het middendisplay op de stand van de uitstroomopening om de betreffende luchtuitstroomopening te sluiten. Echter, minimaal één ventilatieopening moet open blijven.

Ventilatieopeningen van de klimaatregeling voor de achterste zitrij en de afstelling ervan

De uitstroomopeningen van de klimaatregeling achter zijn als volgt geplaatst:
  1. Ventilatieopening in de achterkant van de middenarmsteun voor

  2. Ventilatieopening onder de bestuurders- en voorpassagiersstoel

GUM255435

De achterste luchtuitstroomopening van de middenarmsteun voor kan als volgt worden versteld:

Er zitten twee knoppen op de uitstroomopeningen klimaatregeling achter van de middenarmsteun voor, waarmee u respectievelijk de luchtuitstroomopeningen links en rechts kunt regelen.

Beweeg de knop omhoog en omlaag, naar links en naar rechts, om de richting van de luchtstroom af te stellen. Beweeg de knoppen respectievelijk links en rechts omlaag om de luchtuitstroomopeningen van de betreffende kant te sluiten.

GUM255436

Tips voor het gebruik van de klimaatregeling

  • Houd de grille vrij (verwijder bladeren, sneeuw, enz.).

  • Als de auto in direct zonlicht geparkeerd staat, is het gunstig om de ruiten te openen terwijl u de klimaatregeling inschakelt in de stand Koelen. Dit zorgt voor luchtcirculatie en helpt om het interieur snel af te koelen.

Luchtzuiveringsfunctie

Luchtzuivering PM2.5

U kunt de huidige luchtkwaliteit in de auto zien in de rechterbovenhoek van het middendisplay en erop tikken om de bijbehorende luchtzuiveringsstand weer te geven.

  • UIT: Schakel de luchtzuiveringsfunctie uit;

  • AUTO: Past de snelheid van de gezuiverde luchtstroom automatisch aan op basis van de concentratie van PM 2.5 in het interieur van de auto.

  • STIL: Zuivert de lucht in het interieur van de auto met een lage luchtstroomsnelheid en in de stille stand.

Ionisator

U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Comfort Panel gaan. Tik daar op GUM249885 en schakel Ionisator in om negatieve ionen te genereren terwijl de lucht wordt gezuiverd, waardoor het luchtcomfort in de auto verder wordt verbeterd.

De geur van de airco neutraliseren

U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Comfort Panel gaan en op GUM249886 tikken om De geur van de airco neutraliseren in te schakelen. Na uitsappen en vergrendelen van de auto werkt de ventilator gedurende een bepaalde tijd om de verdamper en het luchtkanaal droog te houden en bacteriën te verminderen.

U kunt een van de volgende droogniveaus selecteren: Standaard (de ventilator blijft ongeveer 3 minuten werken) en Verlengd (de ventilator blijft ongeveer 20 minuten werken).

Deze functie is standaard ingeschakeld en het ingestelde niveau is 'Standaard'. Bij gebruik hiervan neemt het energieverbruik onder bepaalde omstandigheden toe, dus zorg ervoor dat u uw reis zorgvuldig plant en de functie zo nodig uitschakelt.

Luchtfilterindicator

Na vervangen van het luchtfilterelement kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Comfort Panel, op GUM249887 tikken en vervolgens op Reset onder Luchtfilterindicator tikken om de timer voor de levensduur van het filterelement opnieuw in te stellen.

Opmerking 该寿命计时为预估时间,实际使用寿命受环境等因素影响,必要时更换。

Deze geschatte levensduur dient uitsluitend ter referentie aangezien de daadwerkelijke levensduur afhankelijk is van de omgeving en andere factoren. Vervang hem zo nodig.

Intelligent geursysteem

U kunt in de auto kiezen uit diverse geuren. U kunt uw favoriete geur kiezen en die plaatsen in het geurvak boven het open opbergvak in de middenconsole, en een andere geurflacon aanbrengen op basis van uw voorkeuren.

Hieronder volgen de plaatsings- en vervangingsprocedures voor de geurflacon:

  1. Open het dopje van de geurflacon en plaats de flacon met het smalle uiteinde omhoog in de opening van het geurvak boven het open opbergvak in de middenconsole. Duw de bodem van de flacon voorzichtig omhoog om er zeker van te zijn dat de flacon goed is aangebracht.

    Opgelet 安装香氛瓶过程中请勿旋转香氛瓶。

    Draai de geurflacon niet om tijdens het aanbrengen van de flacon.

    GUM249888
  2. Na plaatsing wordt de flacon door een magneet in het geurvak op zijn plaats gehouden.

  3. Op het middendisplay wordt een melding weergegeven dat de flacon met succes is aangebracht, samen met informatie over welke geur is aangebracht in de overeenkomstige opening.

  4. Om de geurflacon te vervangen, pakt u de onderkant van de geurflacon met uw vingers vast en trekt de flacon langzaam uit het geurvak.

Nadat de geur met succes is geplaatst, gaat u op het middendisplay naar de interface Klimaatinstellingen, tikt u op Geur en op deze interface kunt u het geursysteem in-/uitschakelen, de concentratie van de betreffende geur aanpassen en verschillende geuren selecteren.

Waarschuwing 香氛警告
  • Bewaar de geurflacon op een plek waar kinderen er niet bij kunnen om te voorkomen dat zij hem per ongeluk inslikken, wat schadelijk kan zijn voor hun gezondheid.

  • Sta om ongevallen te voorkomen, kinderen nooit toe hun vingers te steken in de geuruitstroomopening van het open opbergvak in de middenconsole.

  • Houd uw aandacht bij veilig rijden en vermijd de flacon aan te breng of te vervangen terwijl de auto rijdt.

  • Als u enig ongemak ervaart tijdens het gebruik van de geur, stopt u onmiddellijk met het gebruik ervan.

Opgelet 香氛注意
  • Let op de houdbaarheidstermijn van de geurflacon voordat u de flacon aanbrengt. De houdbaarheid van de ongeopende/gesealde geur is 1 jaar; eenmaal geopend is de geur 3 maanden houdbaar. Gebruik de geurflacon binnen de houdbaarheidstermijn en vervang een geurflacon waarvan de houdbaarheidstermijn is verstreken.

  • Verzeker u ervan dat bij het vervangen van de geurflacon uw handen schoon zijn om er zeker van te zijn dat het geursysteem goed werkt.

  • Er zit een magneet onder het geurmechanisme, dus plaats geen elektronische apparaten, zoals telefoons of tablets, in de buurt van de geurventilatieopening boven de open opbergruimte van de middenconsole om interferentie tussen de elektronische apparaten en de werking van de geurmodule te voorkomen.

  • Geuren kunnen chemische reacties op organische stoffen in gang zetten, dus vermijd directe aanraking tussen de keramische geurkern in de geurflacon en plastic onderdelen.

Opmerking 香氛说明
  • De geurbeleving kan verschillen afhankelijk van de temperatuur in de auto, de luchtstroom van de airco en de individuele fysiologische toestand.

  • Koop keramische geurkernen voor de geurflacon via de officiële kanalen om beschadiging van de flacon te voorkomen en de geurkwaliteit te garanderen.

  • Als de geurflacon niet goed wordt gedetecteerd na het aanbrengen van de flacon, brengt u deze opnieuw aan.

NOMI Slimme assistent

U en uw passagiers kunnen een gesprek met NOMI boven de middenconsole van de auto voeren en diverse functies bedienen. NOMI is uw behulpzame begeleider op uw reis.

GUM190799
GUM190800
Waarschuwing NOMI 注意事项
  • Stel NOMI en zijn voet niet bloot aan vloeistoffen, zure of alkalische oplossingen, stof, vezels, magnetische materialen of andere substanties die het kunnen beschadigen.

  • Probeer niet zelf NOMI en zijn voet te demonteren of te repareren.

  • U mag niet aan NOMI duwen, trekken of draaien, en de bewegingen van NOMI niet hinderen.

  • Plaats geen versieringen (zoals veiligheidshelmen, hoeden, enz.) op NOMI om te voorkomen dat hij beschadigd raakt, wat kan leiden tot persoonlijk letsel in geval van een ongeval.

Nadat uw in de auto bent gestapt, zal NOMI u hartelijk begroeten. Wanneer u NOMI nodig hebt, zegt u "Hallo NOMI" of drukt u op de spraakknop op de rechterkant van het stuurwiel. Nadat NOMI heeft gereageerd, zegt u gewoon wat u wilt zeggen (zie enkele voorbeelden hieronder). Wanneer het gesprek is beëindigd of aan het betreffende verzoek is voldaan, gaat NOMI automatisch over op stand-by. Als het nodig is, kunt u NOMI altijd weer wekken.

Vertel NOMI uw mening over de verschillende kenmerken van de auto door te zeggen "Ik wil feedback geven". NOMI neemt uw feedback tot 60 seconden op en stuurt het naar ons team met productexperts, samen met de noodzakelijke informatie, inclusief uw auto-ID, account-ID en een tijdstempel. De opname wordt na een vertraging verstuurd.

Hieronder vindt u enkele voorbeelden van NOMI-opdrachten, inclusief maar niet beperkt tot de vermelde functie:

Onderwerp

Voorbeelden van spraakopdrachten

Klimaat

"Klimaatregeling aan"

"Ventilator uitschakelen"

"Ontdooiingsfunctie aan"

Verlichting

"Sfeerverlichting naar groen veranderen"

"Leeslampen inschakelen"

"Alle verlichten uitschakelen"

Comfort

"Zijspiegels inklappen"

"Ik wil stoelverwarming"

"Open mijn ruit 10%"

"Alle ruiten sluiten"

"Huisdiermodus aan"

"Parkeercamera inschakelen"

Media

"Muziek afspelen"

"Favorieten afspelen"

"Speel 'Blinding lights' af op Tidal"

"Volgende nummer"

"Herhalen"

"Pauzeren"

"Radio afspelen"

"Volume verhogen"

Navigatie

"Navigatiegeluid dempen"

"Ga naar [adres]"

"Rijd mij naar een ziekenhuis"

"Zoek een koffieshop voor me"

"Sluit de navigatie af"

"Zoek een oplaadstation"

"Ik heb een Power Swap-station nodig"

"Navigatiegeluid dempen"

Telefoon

"Oproep aannemen".

"Weiger de oproep"

"Bel [contactnaam]"

"Bel terug"

Overige

"Systeemgeluid dempen"

"Jezelf dempen"

"Dempen annuleren"

"Bluetooth inschakelen"

"Neem een foto"

"Verhoog de helderheid van het centrale scherm"

Snelle toegang

U kunt op Snelle toegang in het App Center van het middendisplay tikken om diverse boordtoepassingen vrij te combineren om scenariomodi aan te passen. U kunt ook naar de "Square"-interface gaan om de aanbevolen sjabloon Snelle toegang te gebruiken.

Aanpassingen voor Snelle toegang zijn momenteel beschikbaar voor het volgende: Reguliere instellingen zoals tijd, media, weer, cabinecomfort, rijden, opladen, portieren, ramen, stoelen, verlichting, systeeminstellingen, toepassingen enz. U kunt ook aangepaste scenariomodi met uw vrienden delen.

Navigatie

U kunt uw navigatieroute selecteren op de navigatie-interface op de hoofdpagina van het middendisplay. Als u eerder een navigatieroute hebt gezonden vanuit uw NIO-app, wordt de geselecteerde navigatieroute automatisch weergegeven zodra het middendisplay wordt ingeschakeld.

Tik op GUM249926 om navigatieopties in te stellen, zoals de routevoorkeuren, navigatiebegeleidingsstem en kaartweergavemodus.

Media

U kunt op het middendisplay vanaf de hoofdinterface naar de interface voor media gaan om het programma voor het luisteren naar muziek te selecteren:

  • Selecteer "Tidal" om uw favoriete muziek te ontdekken en ernaar te luisteren. U kunt dit tevens gebruiken om een bibliotheek van uw favoriete songs of albums op te bouwen.

  • Selecteer "Spotify" om uw favoriete muziek en podcasts te beluisteren en aan uw bibliotheek toe te voegen.

  • Steek een USB-stick in de USB-poort in uw auto om de muziek op de USB-stick af te spelen.

  • Nadat een mobiel apparaat aangesloten op de Bluetooth van uw auto, kunt u "Bluetooth-muziek" selecteren om de muziek vanaf het mobiele apparaat af te spelen.

U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan, op Geluid tikken om het volumeniveau van mediamuziek aan te passen; selecteer Geluidsmodus om de geluidseffecten in het interieur aan te passen, en indien nodig (bijv. wanneer kinderen op de achterbank slapen) de dempingsfunctie achteraan te activeren.

Kennisgeving inzake handelsmerken en licenties

Dolby, Dolby Atmos en het dubbele-D-symbool zijn gedeponeerde handelsmerken van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Vervaardigd onder licentie van Dolby Laboratories. Vertrouwelijke ongepubliceerde werken. Copyright © 2012-2024 Dolby Laboratories. Alle rechten voorbehouden.

Foto's

Foto's of video's die u tijdens uw reizen hebt gemaakt, worden opgeslagen in de app Foto's in het App Center, waar u ze kunt bekijken, bewerken of exporteren.

In de auto kunt u ook NOMI activeren en een selfie voor uzelf nemen.

Telefoon

Wanneer de Bluetooth op uw mobiele telefoon met succes is gekoppeld aan de Bluetooth van uw auto, kan de telefoonfunctie van de boord-Bluetooth worden gebruikt, nadat uw auto is gemachtigd op uw mobiele telefoon, om de contacten en recente gesprekken in uw mobiele telefoon te synchroniseren. U kunt naar de interface Telefoon op de hoofdinterface of in het applicatiecentrum op het middendisplay gaan.

Wanneer de contacten en recente gesprekken in uw mobiele telefoon zijn gesynchroniseerd met uw auto, kunt u een bepaald contact of recent gesprek kiezen of rechtstreeks een telefoonnummer invoeren om te telefoneren. U kunt tijdens het gesprek omschakelen tussen de privémodus en handsfree modus.

U kunt uw recente gesprekken bekijken, of overschakelen naar andere Bluetooth-telefoons of uw gespreksgeschiedenis verbergen in de interface voor nummers kiezen.

Verbinding maken met mobiele apparaten

U kunt uw auto verbinden met mobiele apparaten (zoals smartphones en tablets, sommige Bluetooth-gamepads enz.) via Bluetooth of draadloze hotspots. Na uw bevestiging kan het middendisplay de entertainmentfuncties (zoals telefooncontacten, muziek, games enz.) in het mobiele apparaat synchroniseren, voor een betere infotainmentbeleving in de auto.

Wanneer u hetzelfde mobiele apparaat de volgende keer met de auto verbindt, kan de synchronisatie met het middendisplay automatisch plaatsvinden zonder dat u dit opnieuw moet bevestigen.

Tik op het pictogram voor Bluetooth/Draadloze hotspot bovenaan het middendisplay om de Bluetooth-verbinding of draadloze hotspot te selecteren waarmee u verbinding wilt maken:
  1. Schakel de Bluetooth- of Wi-Fi-functie in op uw mobiele apparaat (smartphone of tablet).

  2. Schakel de Bluetooth-functie of de draadloze-hotspotfunctie in op het middendisplay.

  3. Selecteer het mobiele apparaat waarmee u verbinding wilt maken op de huidige interface van het middendisplay en koppel het handmatig met de auto om de verbinding tot stand te brengen.

U kunt ook de draadloze oplader op de middenconsole gebruiken om met slechts één tik snel verbinding met een Bluetooth- en draadloze hotspot te maken (alleen bij sommige modellen mobiele telefoons):
  1. Schakel NFC en Bluetooth/Wi-Fi in op de telefoon.

  2. Leg uw telefoon op de draadloze oplader op de middenconsole.

    GUM249931
  3. Open de Bluetooth- of hotspot-interface op het middendisplay en selecteer "Verbinden via NFC op telefoon".

    Opmerking 进行蓝牙或热点连接过程中请勿移开手机。

    Verplaats of verwijder uw telefoon niet tijdens het Bluetooth- of hotspotverbindingsproces.

Tide-modus

Tide is een wellness-app voor slaap, meditatie, ontspanning en focus.

Tide bevat drie modi: Dutjesmodus, meditatiemodus en ademhalingsmodus.

Dutjesmodus

U of gemachtigde gebruikers kunnen naar de interface Tide > Dutje in het App Center gaan om het geluidsscenario en de waarschuwingstijd voor het dutje in te stellen en onder de bijbehorende account op te slaan.

  • Op tijd: Stel een slaaptimer in en u wordt op de ingestelde tijd gewekt. Daarna kunt u ervoor kiezen om het dutje voort te zetten of te beëindigen.

  • Op laadlimiet: Als de auto in de DC-laadmodus staat, kunt u het dutje zo instellen dat het stopt wanneer het laden een ingestelde waarde binnen het bereik van de laadlimiet bereikt.

  • GUM249934 Meer instellingen, waaronder: volume en timer van het slaapbevorderend geluid, waarschuwingsgeluid en -volume en schakelaar voor herstellen van de zitpositie na het dutje.

  • GUM249935 Stel een slaapbevorderend geluidsscenario in.

Eenmaal in de dutjesmodus gaat de interieurverlichting uit, worden de ruiten gesloten en de portieren vergrendeld. De airco stelt automatisch de juiste temperatuur voor uw dutje in en de luchtzuivering wordt automatisch ingeschakeld. Als u voorin zit, wordt de stoel automatisch in de ruststand gezet, of in de standaardstand als er geen ruststand is ingesteld. NOMI gaat naar de modus Niet storen om uw eigen ruimte voor ontspannen te creëren. Nadat het dutje is afgelopen, keert de auto terug naar de instelling van vóór het dutje.

Opgelet 小憩模式
  • Controleer alvorens naar de dutje-modus te gaan, of de auto in parkeerstand (P) staat en niet in Power Swap-modus.

  • Sluit om de veiligheid te garanderen, alle portieren en de achterklep voordat u de dutje-modus opstart.

  • Een eventuele storing in het aircosysteem heeft invloed op het effect van het dutje.

  • Controleer zodra een dutje is begonnen en wanneer de voorstoelen achterwaarts worden geplaatst, de ruimte voor de achterpassagiers. Als de voorpassagiersstoel in maximale slaapstand staat, wordt hij niet automatisch verzet als het dutje is begonnen.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat het resterende rijbereik ten minste 60 kilometer bedraagt. Als het resterende rijbereik minder dan 30 kilometer is, wordt het tijdalarm automatisch geactiveerd; als de lader is losgekoppeld of als er een oplaadstoring is opgetreden, wordt het oplaadalarm automatisch geactiveerd om u te waarschuwen voor het accuniveau van de auto.

  • Het voertuig verlaat in bepaalde situaties automatisch de dutje-modus; bijvoorbeeld wanneer het voertuig niet in parkeerstand (P) staat, de accu dreigt te ontbranden, tijdens systeemupdates, wanneer het voertuig naar de Power Swap-modus gaat, vergrendeld is en in slaapstand staat, de airco uitvalt en van account wordt gewisseld. Op zo'n moment kunnen de stoelen niet automatisch terugkeren naar hun stand van vóór het dutje.

Stand Meditatie

U of gemachtigde gebruikers kunnen naar de interface Tide > Meditatie in het App Center gaan om het geluidsscenario en het volume voor meditatie in te stellen en onder de bijbehorende account op te slaan.

Eenmaal in de meditatiemodus gaat de interieurverlichting uit, worden de ruiten gesloten en de portieren vergrendeld. De airco stelt automatisch de juiste temperatuur voor uw meditatie in en de luchtzuivering wordt automatisch ingeschakeld. NOMI gaat naar de modus Niet storen in om een meeslepende en rustige ervaring van binnenuit voor u te creëren. Nadat de meditatie is afgelopen, keert de auto terug naar de instelling van vóór de meditatie.

Opgelet 冥想与呼吸
  • Verzeker u ervan dat de auto in de parkeerstand staat en niet in de Power Swap-modus.

  • Sluit om de veiligheid te garanderen, alle portieren en de achterklep voordat u de modus opstart.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat het resterende rijbereik ten minste 30 kilometer bedraagt.

  • De auto verlaat automatisch de huidige modus in bepaalde situaties, zoals wanneer de auto in een andere stand dan parkeren staat, het risico van een accubrand bestaat, software-updates beschikbaar zijn, de auto in de Power Swap-modus staat, de auto vergrendeld is en in de slaapstand staat, en de auto tussen accounts wisselt.

Ademen

U of gemachtigde gebruikers kunnen naar de interface Tide > Ademen in het App Center gaan om het ademscenario en geluidsscenario en het volume voor ademen in te stellen en onder de bijbehorende account op te slaan.

Opgelet 冥想与呼吸
  • Verzeker u ervan dat de auto in de parkeerstand staat en niet in de Power Swap-modus.

  • Sluit om de veiligheid te garanderen, alle portieren en de achterklep voordat u de modus opstart.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat het resterende rijbereik ten minste 30 kilometer bedraagt.

  • De auto verlaat automatisch de huidige modus in bepaalde situaties, zoals wanneer de auto in een andere stand dan parkeren staat, het risico van een accubrand bestaat, software-updates beschikbaar zijn, de auto in de Power Swap-modus staat, de auto vergrendeld is en in de slaapstand staat, en de auto tussen accounts wisselt.

Controlelampjes op het instrumentenpaneel

Als de volgende controlelampjes niet gaan branden of uit gaan zoals ze normaal zouden doen, neemt u voor hulp onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

Controlelampjes

Beschrijving

GUM249985

Controlelampje voor de regeling van het automatisch grootlicht en dimlicht

GUM249986

Controlelampje voor het grootlicht

GUM249987

Controlelampje voor de automatisch parkeerrem

GUM249988

Controlelampje voor de positieverlichting

GUM249989

Controlelampje voor het dimlicht

GUM249990

Controlelampje voor de mistlampen voor

GUM249991

Controlelampje voor 'auto is gebruiksklaar'

GUM249992

Controlelampje voor de richtingaanwijzers links

GUM249993

Controlelampje voor de richtingaanwijzers rechts

GUM249994

Controlelampje voor het starten van de automatische ruitenwissers

GUM249995

Controlelampje voor de mistlampen achter

GUM249996

Controlelampje voor met ijs en sneeuw bedekt wegdek

GUM249997

Controlelampje voor uitgeschakeld geluidssignaal van de voetgangerswaarschuwing

GUM249998

Controlelampje voor storing in parkeren

GUM249999

Controlelampje voor ingeschakeld elektronisch stabiliteitsregelsysteem

GUM250000

Controlelampje voor uitgeschakeld elektronisch stabiliteitsregelsysteem

GUM250001

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

GUM250002

Herinnering wegens overschrijding van de maximumsnelheid of storingslampje voor de snelheidsbegrenzingsmodus

GUM250003

Controlelampje voor de status van de aanhangwagenkoppeling

GUM250004

Storingslampje voor de slimme koplampen

GUM250005

Controlelampje voor storing in / start zelfinspectie van waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM250006

Controlelampje voor waarschuwing voor slaperigheid en afleiding als geen gezicht is gedetecteerd

GUM250007

Controlelampje voor uitgeschakelde rijstrookbewaking en -assistent

GUM250008

Controlelampje voor waarschuwing bij snelheidsoverschrijding uitgeschakeld

GUM250009

Waarschuwingslampje voor beperkt vermogen

GUM250010

Waarschuwingslampje voor een storing in het antiblokkeerremsysteem

GUM250011

Waarschuwingslampje voor het bandenspanningbewakingssysteem (TPMS)

GUM250012

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

GUM250013

Waarschuwingslampje voor uitgeschakeld/storing in de autonome noodstop (AEB) / waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW)

GUM250014

Controlelampje voor uitgeschakelde rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM250015

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM250016

Controlelampje voor de status van de herinnering voor handenvrij

GUM250017

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

GUM250018

Controlelampje voor de elektrische parkeerrem

GUM250019

Controlelampje voor de status van de waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM250020

Waarschuwingslampje voor een storing in het e-aandrijflijnsysteem

GUM250021

Waarschuwingslampje voor een storing in het remsysteem

GUM250022

Waarschuwingslampje voor de herinnering van niet-bevestigde veiligheidsgordel

GUM250024

Waarschuwingslampje voor een storing in de airbags

GUM250025

Waarschuwingslampje voor een storing in de aandrijfmotor

GUM250026

Waarschuwingslampje voor een storing in het opladen van de laagspanningsaccu

GUM250027

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

GUM250028

Waarschuwingslampje voor een te hoge temperatuur van de hoogspanningsaccu

GUM250029

Waarschuwingslampje voor een storing in de maximumsnelheidsfunctie

GUM250030

Waarschuwingslampje voor een storing in de adaptieve cruisecontrol

GUM250031

Waarschuwingslampje voor een storing in de elektrische aansluiting van de aanhangwagen

GUM250032

Waarschuwingslampje voor een storing in de dodehoekdetectie en de waarschuwing bij een rijstrookwisseling

GUM250033

Waarschuwingslampje voor een storing in de waarschuwing voor en hulp bij een botsing

GUM250034

Waarschuwingslampje voor een storing in de geavanceerde, schakelvrije parkeerassistent met fusion

GUM250035

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijhulpfunctie

GUM250036

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookbewaking en -assistent

GUM250037

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookassistent voor noodgevallen

Middendisplay

Middendisplay voorin

Wanneer u of een gemachtigde gebruiker inlogt, heeft het middendisplay naadloos toegang tot rijke en aangepaste inhoud, zoals muziek, navigatie, radio, enz. U kunt ook uw favoriete inhoud personaliseren en opslaan in uw account. De volgende keer dat u inlogt, wordt de opgeslagen inhoud automatisch geladen. Wanneer u wisselt tussen verschillende accounts, geeft de auto de gepersonaliseerde inhoud weer, die in de overeenkomstige account is opgeslagen.

U hebt via de hoofdinterface toegang tot de gewenste functies (bijvoorbeeld media, navigatie). De volgende functies worden aangeboden op het middendisplay:

GUM250046
  1. Infobalk

    Toont alarmmeldingen, waarschuwingsmeldingen en -pictogrammen, enz.

    U kunt Bluetooth, netwerk, hotspot, draadloos opladen en slimme apparaten eenvoudig beheren op de infobalk.

  2. Functietegelmenu

    Houd ingedrukt om over te schakelen naar een andere functietegel, zoals muziek, weer, enz.

  3. Hoofdinterface

    Om terug te keren naar de hoofdinterface, tikt u op de knop op de hoofdpagina of veegt u met vier of vijf vingers naar binnen op een interface van het middendisplay.

  4. Instellingen van de auto

    Configureer de instellingen van veelgebruikte functies.

    U kunt ook naar rechts vegen op het middendisplay om de interface Snelle toegang te openen, waar u veelgebruikte functies kunt selecteren en snelkoppelingen kunt aanpassen.

  5. Interface voor klimaatregeling en comfortfuncties

    Voor snel instellen van de klimaatregeling, stoelen en comfortfuncties.

  6. Apps

    Hier kunt u verschillende apps selecteren, zoals Weer, Foto’s, enz.

  7. Volumeregeling

    Voor snel instellen van systeem- en mediavolume.

Om de machtigingen voor apps van derden te beheren en tevens om opslagruimte voor zowel het systeem als de apps te bekijken en leeg te maken, gaat u onderaan het middendisplay naar interface Instellingen en tikt u op Algemeen > Opslag en app-beheer.

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen, tik op Algemeen > Boordsysteem op stand-by en zet het systeem op stand-by nadat de auto is uitgeschakeld. Wanneer de auto weer wordt ingeschakeld, start het middendisplay snel op, klaar voor onmiddellijk gebruik zonder te hoeven wachten.

Gegevensrecorder gebeurtenissen (EDR)

De auto is uitgerust met een gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR). Het belangrijkste doel van de gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR) is om gegevens op te nemen van sommige botsingen of de omstandigheden die lijken op een botsing, zoals het opblazen van een airbag of een botsing met een obstakel op de weg. Deze gegevens kunnen helpen om de operationele status van de voertuigsystemen te controleren.

De EDR van deze auto kan tijdelijk of permanent technische informatie opslaan, zoals de status van de auto, gebeurtenissen en storingen. De technische informatie bevat doorgaans de volgende statusinformatie van componenten, modules, systemen en omgevingen:
  • Informatie over de status van de auto en zijn componenten, zoals rijsnelheid, acceleratie en voertuigidentificatiecode.

  • Status van de werking van belangrijke systeemcomponenten, zoals de gordelsluitingen van de veiligheidsgordels.

  • De reactie van de auto onder speciale omstandigheden, zoals het opblazen van airbags en het ingrijpen van het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP).

  • Gegevens gedurende een periode voorafgaande aan en volgend op een botsing, zoals het remmen, accelereren en sturen, het tijdstip van de botsing, informatie over het in werking treden van de beschermingsinrichtingen voor de inzittenden, informatie over de status van de veiligheidsgordel, enz.

In de EDR worden de gegevens van de rijsnelheid aangeleverd door de regeleenheid voor de remmen.

Deze gegevens helpen om de omstandigheden waaronder een botsing of letsel is opgetreden beter te begrijpen.

Deze gegevens zijn uitsluitend van natuurlijke attributen die worden gebruikt om storingen te identificeren en elimineren en om de functies van de auto te optimaliseren. De bewegingskarakteristieken van de weggedeelten waarover is gereden, kunnen echter niet worden gecreëerd op basis van deze gegevens.

Deze technische parameters en overige informatie met betrekking tot de auto, zoals ongevallenrapporten, schade aan de auto, bewijsmaterialen, enz. (waarbij mogelijk professioneel personeel moet worden ingeschakeld), worden gelezen met behulp van OBD of ACM in een NIO Service Center.

Derden met gespecialiseerde apparatuur, zoals wetshandhavingsinstanties, kunnen deze ook technische gegevens openen en lezen mits ze gemachtigd zijn voor toegang tot de EDR.

Als de EDR onvoldoende ruimte heeft om een gebeurtenis op te slaan, zullen eerder ontgrendelde gebeurtenisgegevens worden overgeschreven met de gegevens van de huidige gebeurtenis. Dit overschrijven zal echter in chronologische volgorde plaatsvinden. De gegevens van een vergrendelde gebeurtenis zullen niet worden overschreven door de gegevens van latere gebeurtenissen.

Opmerking EDR数据中记录的时间为世界标准时间(UTC)

De EDR-gegevens zijn gebaseerd op de gecoördineerde universele tijd (UTC), en de bijbehorende regionale tijd moet worden omgezet op basis van de tijdzone (regionale tijd = UTC-tijd + tijdzone-verrekeningen). Als de geregistreerde UTC-tijd bijvoorbeeld 6:00 is, dan is de overeenkomstige lokale tijd in Beijing (UTC+8 uur), en dus 14:00 (6+8).

Opmerking NIO在未经车主允许的情况下不会将数据记录系统的信息透露给第三方人员使用。

NIO zal de informatie in het gegevensregistratiesysteem niet aan personeel van derden bekendmaken zonder toestemming van de eigenaar.

Systeemupdate

Het is mogelijk op uw auto op afstand te upgraden Wanneer de auto is verbonden met het internet, kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Algemeen > Systeemupdate tikken om de systeemsoftware van de auto te upgraden. U kunt ook de NIO-app gebruiken om de auto vanaf afstand te upgraden en uw voertuigfuncties up-to-date te houden.

Als een systeemupdate beschikbaar is voor uw auto, ontvangt u op tijd een melding. U kunt de upgrade onmiddellijk starten of plannen op een later tijdstip. Als u ervoor kiest om de upgrade in te plannen, begint uw auto automatisch met de update op het opgegeven tijdstip.

Tijdens het upgraden geeft het middendisplay de tijdsduur weer die nodig is om de procedure te voltooien (welke afhankelijk is van de grootte van het upgradepakket).

Opgelet 车辆在充电过程中时请勿执行系统升级。
  • De systeemupdatefunctie is alleen beschikbaar in het eigenaarsaccount.

  • De systeemupdate moet worden uitgevoerd terwijl de auto in de parkeerstand (P) staat en is verbonden met het netwerk.

  • Het systeemupdateproces verbruikt een bepaalde hoeveelheid energie. Zorg er daarom voor dat het accuniveau van de auto hoger is dan 20% en plan uw trip dienovereenkomstig voordat u de update start.

  • Als de auto wordt opgeladen tijdens het systeemupdateproces, wordt het opladen automatisch onderbroken. Nadat de systeemupdate is voltooid, kunt u het oplaadproces handmatig hervatten.

  • Tijdens het systeemupdateproces kun u de auto alleen van buitenaf ontgrendelen/vergrendelen, maar er niet mee rijden.

  • De systeemupdate kan bepaalde functies toevoegen of bijwerken, of de manier wijzigen waarop u deze doorgaans gebruikt. Na het voltooien van de systeemupdate, leest u de instructies zorgvuldig door om de inhoud van de update te begrijpen. Als u niet bekend bent met de bijgewerkte functies, dient u voorzichtig te zijn en verkeerd gebruik of onbedoelde bedieningen te vermijden die letsel of schade aan eigendommen kunnen veroorzaken.

  • Als de systeemupdate niet start of niet lukt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

  • Breng zelf geen wijzigingen aan in onderdelen of software van de auto, om te voorkomen dat systeemupdates mislukken, wat kan leiden tot letsel of schade aan eigendommen.

Alle instellingen resetten

Voordat u uw auto verkoopt of laat slopen, moet u alle instellingen voor uw voertuiggegevens resetten.

Ga naar Instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik op Algemeen > Alle instellingen resetten, wis de gegevens over het autogebruik en reset ze naar de standaardwaarden.

U moet o.a. de volgende gegevens wissen: Voertuiginstellingen (zoals stoelinstellingen, zijspiegelinstellingen en airco enz.), rij-instellingen (zoals ADAS-instellingen en rijmodus enz.), NOMI-instellingen, systeeminstellingen (zoals de tijd en datum), navigatie-instellingen, media-afspeellijsten, foto's, video's enz.

Opgelet 恢复出厂设置
  • Alle instellingen resetten is alleen toegankelijk voor de hoofdgebruiker en moet worden uitgevoerd terwijl de auto niet rijdt.

  • Tijdens het resetten worden instrumentenpaneel en middendisplay donker en knipperen ze. Rijd op dit moment niet met de auto omdat dit onverwachte gevolgen kan hebben.

  • Na de reset wordt de auto teruggezet in de inactieve status en moet hij opnieuw worden ingeschakeld voordat hij kan worden gebruikt.

  • Alle applicatiegegevens en systeeminstellingen worden teruggesteld na een reset. Alle afbeeldingen en video's die in deze auto zijn opgeslagen, worden verwijderd. Wij adviseren gebruikers vooraf een back-up te maken van alle benodigde bestanden. U kunt Foto's openen vanuit het applicatiecentrum op het middendisplay, de bestanden kiezen die u wilt bewaren en vervolgens tikken op Exporteren naar USB-station.

  • Alle instellingen resetten verwijdert niet de persoonlijke cloudgegevens van de gebruiker, zoals: voorkeuren voor het rijden, vaak gekozen bestemmingen in de Navigatie, muziekafspeellijsten, enz.

Basisbedieningen

De auto starten

Zodra de auto ontgrendeld is, gaat deze naar de status "Gereed om te rijden" (contact Aan) wanneer er aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  2. Het bestuurdersportier is gesloten of het rempedaal is ingetrapt.

Wanneer u op de bestuurdersstoel zit en de auto een geldige sleutel detecteert, trapt u het rempedaal in en zet u de versnellingshefboom in de gewenste stand om de auto te starten. Op dit moment geeft het digitale instrumentenpaneel GUM250047 weer, wat aangeeft dat de auto klaar is om stroom te leveren.

Waarschuwing 请妥善管理好车辆智能钥匙/NFC卡片和手机App
  • Beheer uw smart key, NFC-kaart en NIO-app naar behoren, en laat personen die niet kunnen of mogen rijden niet op de bestuurdersstoel plaatsnemen.

  • Wanneer de auto wordt gestart, kan een kleine vertraging optreden in de verlichting van het middendisplay of het instrumentenpaneel. Wacht tot het scherm een zelfcontrole heeft afgerond, alvorens te schakelen, met de auto te rijden of andere bedieningen uit te voeren, om letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Opmerking 当发生碰撞时,撞击力会通过加速踏板传递至小腿,对驾驶员造成伤害。
  • Bij een aanrijding wordt de impact via het gaspedaal doorgegeven aan de kuit, waardoor de bestuurder letsel oploopt. Om de veiligheid van de bestuurder te beschermen, heeft het gaspedaal een ingebouwde breuklijn om de kracht te begrenzen.

  • Wanneer een ongeval gebeurt en het gaspedaal wordt blootgesteld aan een grote, zijdelingse, externe kracht kan door het ontwerp van de groef het gaspedaal breken om het been van de bestuurder te beschermen.

Schakelen

Wanneer de auto stilstaat, trapt u het rempedaal in om te schakelen. Na het schakelen geeft het digitale instrumentenpaneel de momenteel ingeschakelde versnelling van de auto weer. Als het schakelen niet lukt, probeer dan opnieuw te schakelen.

GUM250050
U kunt de P-R-D-schakelhendel gebruiken om het schakelen te bedienen, inclusief:
  • Rijden (D): gebruikt in de normale rijmodus.

  • Achteruitrijstand (R): kan alleen worden geselecteerd terwijl de auto geparkeerd staat.

  • Parkeerstand (P): voorkomt wegrollen terwijl de auto geparkeerd staat.

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Geluid > Schakelgeluid om het geluidssignaal en de waarschuwingen in of uit te schakelen.

De auto kan onder specifieke omstandigheden in de neutraalstand (N) worden gezet, zoals wanneer de auto wordt geduwd of in een automatische wasstraat.

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Neutraalstand (N) om de neutraalstand (N) in of uit te schakelen.

Opgelet 换挡后务必通过数字仪表确认挡位,如果数字仪表显示挡位和预期不一致,要重新确认挡位或重新换挡。

Controleer na het schakelen altijd de versnellingsstand op het digitale instrumentenpaneel. Als het digitale instrumentenpaneel een andere versnelling aangeeft dan de bedoeling is, controleer dan opnieuw de versnellingsstand of schakel opnieuw.

Opgelet 只有在停车状态且踩下制动踏板时,才能挂入驻车挡(P挡)。

Parkeerstand (P) kan alleen worden ingeschakeld wanneer de auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.

Waarschuwing 在离开车辆前或坡道上,请确保已挂入驻车挡(P挡)。如果没有任何挡位显示,则车辆可能会自行移动。

Zorg er voordat u uitstapt of wanneer u de auto op een helling parkeert altijd voor dat de auto in parkeerstand (P) staat. Als de versnellingsstand niet op het display verschijnt, kan de auto mogelijk onverwacht in beweging komen.

Elektrische parkeerrem

Bij inschakelen van de parkeerstand (P) verschijnt op het digitale instrumentenpaneel GUM250055 om aan te geven dat de elektrische parkeerrem is aangetrokken.

Als de auto vanaf de buitenkant wordt vergrendeld, wordt de voeding van de auto automatisch uitgeschakeld en worden het middendisplay en digitale instrumentenpaneel tegelijkertijd uitgeschakeld.

GUM250058

U kunt de auto op de volgende manieren in de parkeerstand (P) zetten:

  • Druk op de knop voor de parkeerstand (P) op de zijkant van de schakelhendel op de middenconsole.

  • Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijden en parkeren > EPB om te parkeren.

Wanneer het digitaal instrumentenpaneeldisplay GUM250063 weergeeft, betekent dit dat het remsysteem defect is. Rijd voorzichtig en neem contact op met het NIO Service Center voor onderhoud.

Functie-instellingen

Autohold

Autohold dient om de auto in stilstand te houden tijdens tijdelijk parkeren terwijl het rempedaal is losgelaten.

Wanneer u tijdens het rijden het rempedaal intrapt tot de auto tot stilstand komt, zal door het verder intrappen van het rempedaal de Autohold-functie worden ingeschakeld.

Op het digitale instrumentenpaneel wordt het pictogram GUM250064 weergegeven wanneer de Autohold-functie is geactiveerd. Na inschakelen, kunt u het gaspedaal of het rempedaal intrappen om Autohold te deactiveren.

In een noodgeval kunt u ook het rempedaal helemaal intrappen om Autohold in te schakelen.

U kunt Autohold ook inschakelen wanneer u hellingopwaarts parkeert zodat het remsysteem voldoende remkracht zal leveren om de auto in stilstand te houden al naargelang de hellingshoek van de weg.

Opgelet 坡度不得超过20%。

Het hellingspercentage mag niet meer dan 20% bedragen (ongeveer 11°).

Slimme soepele stop

Slimme soepele stop is standaard ingeschakeld.

Wanneer u vertraagt en remt in scenario's zoals files of stoppen voor een rood licht (met een rijsnelheid van minder dan 80 km/u), vermindert de auto het pingelen en schokken van de remmen, terwijl de nodige remafstand behouden blijft.

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen, tik op Rijden en parkeren > Slimme soepele stop en schakel deze functie handmatig uit.

Noodstop

In het geval het rempedaal defect raakt, kunt u de noodstop activeren door op de knop voor de parkeerstand (P) te drukken, waarna de auto onder normale omstandigheden met volle remkracht zal vertragen om tot stilstand te komen.

  • Houd de knop voor de parkeerstand (P) ingedrukt om de noodstop te activeren.

  • Laat de knop voor de parkeerstand (P) los of trap het gaspedaal in om de noodstop te deactiveren. Om de noodstop weer te activeren, met u opnieuw op de knop drukken.

Opgelet 只有遇到制动踏板失灵或卡滞等紧急情况,才需要激活应急制动功能。

De noodstopfunctie mag alleen worden geactiveerd in noodsituaties, zoals wanneer het rempedaal defect is of blijft hangen.

Waarschuwing 当行驶在弯道较大、路面不平或冬季结冰积雪道路时,激活应急制动功能可能会导致车辆甩尾或侧滑,请谨慎驾驶。

Bij het rijden door een scherpe bocht, op een oneffen wegdek of in de winter op een weg met ijzel of sneeuw, kan het activeren van de noodstopfunctie ertoe leiden dat uw auto aan de achterkant uitbreekt of gaat slippen. Rijd voorzichtig.

Hellingwegrijhulp

De hellingwegrijhulp (HSA) voorkomt dat uw auto achteruit rolt wanneer u hellingopwaarts wegrijdt.

Wanneer u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatst, wordt de druk op het rempedaal in het remsysteem gedurende maximaal 2 seconden vastgehouden. Het tijdelijke remeffect verdwijnt 2 seconden later of wanneer u het gaspedaal intrapt.

Kennisgeving optrekken voorligger

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijhulp/slim rijden > Kennisgeving optrekken voorligger om de functie in of uit te schakelen.

Als deze functie is ingeschakeld in de handmatige rijmodus en u niet volgt nadat de voorligger is gestart, wordt u hieraan herinnerd.

Waarschuwing 起步提醒功能仅供参考,无法替代您的目视检查。您必须时刻关注交通状况及道路环境,在适宜且安全的车速范围内驾驶,并且符合现行交通法律法规。

De Kennisgeving optrekken dient uitsluitend als referentie en is geen vervanging van uw visuele waarneming. U moet zich altijd bewust zijn van de verkeersomstandigheden en de wegomgeving, binnen een geschikt en veilig snelheidsbereik rijden en de geldende verkeerswetten en -regels naleven.

Dodehoekbeeld weergeven

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Dodehoekbeeld weergeven om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden er door activeren van de richtingaanwijzer links of rechts met de hendel beelden van de betreffende kant op het middendisplay weergegeven. Deze functie helpt dode hoeken bij het afslaan te elimineren en geeft de nodige veiligheidswaarschuwingen om de risico's tijdens het rijden te beperken. Als er een obstakel in de buurt aan de betreffende kant verschijnt, verschijnt er een rode waarschuwing aan de kant van het obstakel in het beeldvenster, waardoor de waarschuwing beter zichtbaar wordt.

Het beeldvenster wordt gesloten wanneer de richtingaanwijzer wordt uitgeschakeld of wanneer u op de knop Sluiten in de linkerbovenhoek van het middendisplay tikt.

Rijmodus

De auto heeft vijf basisrijmodi: Sport+, Sport, Comfort, Eco en Aangepast. U kunt de instellingen voor Acceleratie, Regeneratief remmen, Stuurkracht en Klimaatregeling met behulp van deze modi wijzigen.

  • Sport+: Onder normale omstandigheden biedt deze modus het meeste vermogen met een gevoelige pedaalrespons.

  • Sport: Deze modus is geschikt voor dagelijks rijden met een matige pedaalrespons en voldoende vermogen.

  • Comfort: Deze modus is ideaal voor dagelijkse ritten met een geleidelijke acceleratierespons en soepele acceleratie.

  • ECO: Onder normale omstandigheden wordt de auto aangedreven door één enkele motor en reageert het gaspedaal matig. In situaties, zoals plotseling accelereren of slippen, grijpen beide motoren normaal in.

  • Aangepast: Pas u rijmodus aan uw voorkeuren aan.

De verschillende rijmodi komen overeen met verschillende rijeigenschappen, -ervaringen en -sensaties. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Rijmodus om te selecteren.

Sport+

Sport

Comfort

ECO

Aangepast

Acceleratie

4 s

5,9 s

7,9 s

9,9 s

4 s, 5,9 s, 7,9 s, 9,9 s, 12,9 s

Regeneratief remmen

Standaard

Standaard

Standaard

Hoog

Laag, standaard, hoog

Stuurkracht

Normaal

Standaard

Comfort

Comfort

Stevig, Standaard, Comfort

Klimaatregeling

Standaard

Standaard

Standaard

ECO

Standaard, ECO

In de rijmodus ECO geeft het systeem prioriteit aan energie-efficiëntie. In dit geval werkt de airco minder in vergelijking met de andere modi. Pas de temperatuur zo nodig handmatig aan.

Scenariohulp

Sneeuwmodus

De sneeuwmodus is ontworpen voor besneeuwde wegen en andere ondergronden met weinig grip, zoals nat gras.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Sneeuwmodus om deze modus in of uit te schakelen.

Nadat de modus is geactiveerd, blijft de auto in 4WD met vermogen dat gelijkmatig is verdeeld over de voor- en achterwielen, een soepelere gasrespons, extreem laag regeneratief remmen en , allemaal bedoeld om de rijstabiliteit te verbeteren en slippen of vast komen te zitten te voorkomen.

Opgelet 雪地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,缓踩加速和制动踏板,控制车速。并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。

De Sneeuw-modus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Rijd desondanks voorzichtig en trap gaspedaal en rempedaal voorzichtig in om uw rijsnelheid onder controle te houden. Let op vreemde voorwerpen in de buurt van uw auto om schade te voorkomen.

Watermodus

De Watermodus is geschikt voor glad, hard asfalt of omstandigheden met verzadigd, glad zand en modder, maar ook voor ondergelopen wegen.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Watermodus om deze modus in of uit te schakelen.

Nadat de modus is geactiveerd, blijft de auto in 4WD met vermogen gelijkmatig verdeeld over de voor- en achterwielen, extreem laag regeneratief remmen, om de rijstabiliteit en het rijcomfort te verbeteren.

Opgelet 湿地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,缓踩加速和制动踏板,控制车速。并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。
  • De Nat-modus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Rijd desondanks voorzichtig en trap gaspedaal en rempedaal voorzichtig in om uw rijsnelheid onder controle te houden. Let op vreemde voorwerpen in de buurt van uw auto om schade te voorkomen.

  • Rijd niet met de auto op modderige of drassige wegen, om te voorkomen dat u vast komt te zitten of strandt.

Zandmodus

De Zandmodus is geschikt voor verzadigde, harde wegdekken, wegdekken bestaande uit zandgrond, en woestijnen.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Zandmodus om deze modus in of uit te schakelen.

Wanneer de modus is geactiveerd, blijft de auto in 4WD, maar met een agressievere krachtoverbrenging naar de achterwielen. , waardoor er iets zijwaartse slip mogelijk is om de wendbaarheid van de auto te verbeteren.

Opgelet 沙地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。
  • Gebruik de zandmodus niet voor plezierritten door mul zand

  • Rijd niet met de auto op zachte woestijnbodem of zandstranden om te voorkomen dat u vast komt te zitten.

  • De zandmodus van de auto kan uw veiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en let goed op of er voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

  • Rijd niet harder dan 80 km/u op zand om kantelen of schade aan het voertuig te voorkomen.

  • Verlaag de bandenspanning indien nodig voor meer grip.

Wasmodus

Het activeren van de Wasmodus kan de kans op beschadiging van de auto-onderdelen door verkeerde bediening tijdens het wassen van de auto verkleinen.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Wasmodus.

Zodra de Wasmodus is ingeschakeld, worden de ruiten, de zijspiegels, het glazen dak* en de spoiler* gesloten of ingeklapt. Functies zoals de schopsensor van de achterklep, de automatische ruitenwissersensor, het naar buiten bewegen van de verzonken portierhendels, het naar binnen bewegen van de portierhendels, en de laadpoort aanraken om deze te openen*, worden uitgeschakeld. Bovendien worden de Vergrendelen bij verlaten, Ontgrendelen bij naderen en Automatisch ontwasemen uitgeschakeld, terwijl de airco overschakelt op recirculatie.

Functies gemarkeerd met een "*" verschillen per model. Raadpleeg de daadwerkelijke auto.

Bovenstaande instellingen kunnen ook handmatig worden gewijzigd tijdens het wasproces. De functies worden hersteld zodra u de Wasmodus verlaat. Bovendien kunt u op deze interface snel de zijspiegels verstellen en de Schoon-schermmodus in- en uitschakelen.

De Wasmodus wordt uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 15 km/u.

Opgelet 强烈建议您开启洗车模式

Voordat u de auto wast, adviseren wij u met klem om op het middendisplay de wasmodus in te schakelen, de portieren en ruiten snel te sluiten met één aanraking, en de detectiefunctie uit te schakelen om onnodige verliezen te voorkomen.

Opgelet 车辆进行自动洗车前,请在中控屏应用程序中心,点击。

Voordat uw auto in een automatische wasstraat wordt gewassen, dient u de neutraalstand (N) in te schakelen. Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik op Rijden > Aanhanger/Wasmodus.

Voordat uw auto in een automatische wasstraat wordt gewassen, dient u de neutraalstand (N) in te schakelen. Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik op Rijden en parkeren > Neutraalstand (N) en activeer vervolgens de wasmodus.

ECO+-modus

De ECO+-modus verlaagt het totale stroomverbruik van de auto door niet-essentiële functies uit te schakelen terwijl er minimaal aan de rijbehoeften wordt voldaan, waardoor er uiteindelijk accustroom wordt bespaard.

Wanneer de modus is ingeschakeld, wordt de maximumsnelheid van de auto beperkt en worden sommige energieverbruikende functies zoals Rijhulp, Comfort, Entertainment, Koeling en Verwarming uitgeschakeld of gedeactiveerd om het resterende rijbereik van de auto te vergroten.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > ECO+-modus om deze modus in te schakelen of af te sluiten. Als u deze modus uitschakelt, keert de auto terug naar de vorige gewone rijmodus.

U kunt ook overschakelen naar de standaardrijmodus door op de knop Rijmodus op de middenconsole te drukken.

Aanhangwagenmodus

De Aanhangwagenmodus detecteert automatisch dat een aanhanger is aangekoppeld en past de instellingen aan, zoals de rijhoogte, de hoek van de zijspiegel, de rijhulpfuncties en de veiligheidsfuncties, in overeenstemming met het scenario voor het trekken van een aanhanger.

Zet voordat u met een aanhanger gaat rijden de auto in de parkeerstand (P), ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Trekhaak om de trekhaak uit te schuiven.

Wanneer een aanhanger wordt getrokken, moet de aanhangwagenmodus altijd actief zijn. Wanneer u de kabelboom van de aanhanger aansluit, schakelt de auto de aanhangwagenmodus in nadat u hebt bevestigd. De Aanhangwagenmodus wordt uitgeschakeld zodra de kabelboom van de aanhanger wordt losgekoppeld.

Om de aanhangwagenmodus in te schakelen of af te sluiten, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Aanhangwagenmodus. Een van de volgende controlelampjes gaat op dat moment op het digitale instrumentenpaneel branden:

Vervolgens verschijnt het pictogram op het digitale instrumentenpaneel.Beschrijving
GUM250067De auto heeft gedetecteerd dat de verlichting van de aanhanger is aangesloten, maar de aanhangwagenmodus is niet geactiveerd. Mogelijk is er al een accessoire op de auto aangesloten.
GUM250068De auto heeft een defecte elektrische verbinding met de aanhangerverlichting gedetecteerd. Een deel van of alle verlichting van de aanhanger kan defect zijn. Voor uw veiligheid moet u zo snel mogelijk stoppen en de bedrading of aansluiting van de verlichting van de aanhanger op storingen controleren. Als het probleem is opgelost, maar het rode pictogram nog steeds wordt weergegeven, moet u de Aanhangwagenmodus uitschakelen en daarna weer inschakelen.
Waarschuwing 拖车前,务必检查拖车模式是否已启用。
  • Controleer voordat u een aanhanger gaat trekken altijd of de aanhangwagenmodus is ingeschakeld.

  • In geen geval mag de aanhangwagenmodus worden afgesloten tijdens het trekken van een aanhanger. Dit kan leiden tot ernstig letsel en zelfs tot overlijden.

Opmerking 启用拖挂模式时,部分辅助驾驶功能以及脚踢传感器、便利进出、超声波传感器功能可能不可用。
  • Wanneer de aanhangwagenmodus is ingeschakeld, zijn sommige rijhulpfuncties en de schopsensor, eenvoudig instappen en uitstappen en de ultrasoonsensor mogelijk niet beschikbaar.

  • Bij het monteren van de trekhaak kan het achterste sleepoog niet worden gebruikt.

Modus met één pedaal

De modus met één pedaal is een functie van de boordassistent waarmee u alleen met behulp van het gaspedaal kunt accelereren, vertragen en stoppen. Wanneer u het gaspedaal intrapt, gaat de auto versnellen en wanneer u het gaspedaal loslaat, gaat de auto remmen. De remkracht verandert lineair afhankelijk van de mate waarin het gaspedaal wordt losgelaten.

De Modus met één pedaal is standaard uitgeschakeld. Wanneer de auto in de parkeerstand (P) staat, kunt u deze modus activeren of deactiveren door via de bedieningsbalk onder het middendisplay naar de pagina Instellingen te gaan en Rijden en parkeren>Modus met één pedaal te selecteren, of door op de fysieke knop Rijmodus op de middenconsole te drukken om naar de interface Rijmodus te gaan.

Zodra de Modus met één pedaal is ingeschakeld, kan het niveau van regeneratief remmen alleen op 'Standaard' of 'Hoog' worden ingesteld.

Opgelet NT2_EU_单踏板模式
  • Wanneer de één-pedaalmodus geactiveerd is, kunt u nog steeds remmen met het conventionele rempedaal.

  • De één-pedaalmodus en de speciale modi zoals Sneeuw-modus, Nat-modus, Zand-modus, etc. sluiten elkaar uit, wat wil zeggen dat ze niet tegelijkertijd ingeschakeld kunnen zijn.

Huisdiermodus

Wanneer de auto voldoende accustroom heeft of wordt opgeladen, het hoogspanningssysteem en de airco normaal functioneren en de versnelling in de parkeerstand (P) staat, kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan. Tik op Rijden en parkeren > Huisdiermodus om de modus in of uit te schakelen. Wanneer u uw huisdier tijdelijk in de auto moet achterlaten, kan het inschakelen van deze modus de veiligheid van het huisdier en de auto waarborgen.

De huisdiermodus wordt standaard vóór elke rit uitgeschakeld. Wanneer de huisdiermodus is ingeschakeld, wordt de modus automatisch geactiveerd wanneer u de auto vergrendelt:
  • De airco gaat naar de automatische modus (de interieurtemperatuur is standaard 22 °C, wat handmatig kan worden aangepast) en op het middendisplay verschijnen de huidige interieurtemperatuur en aanverwante prompts;

  • De ruiten, koplampen en andere systemen gaan automatisch uit;

  • De helderheid van het instrumentenpaneel en wordt ingesteld op het laagste niveau, terwijl de helderheid van het middendisplay wordt ingesteld op 50%;

  • De kindersloten van de achterportieren en de ruiten ervan zijn ingeschakeld;

  • NOMI voice wake-up, deur- en ruitknoppen en andere functies zijn uitgeschakeld;

  • Sommige functies voor afstandsbediening van de auto in de NIO-app zijn uitgeschakeld.

Zodra de modus is geactiveerd, kunt u ook op afstand de huidige status van de auto bekijken of de modus via de NIO-app uitschakelen.

Opgelet 宠物模式
  • De huisdiermodus dient allen te worden ingeschakeld voor het tijdelijk plaatsen van huisdieren. Laat kinderen niet alleen achter in uw auto.

  • Het is niet mogelijk om de huisdiermodus tegelijkertijd te activeren met andere modi, zoals de stroombehoudende modus of de kampeermodus.

  • Nadat de Huisdiermodus is geactiveerd, zijn de Guardian modus en de realtime surroundweergave tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de Huisdiermodus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de huisdiermodus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupdate en schakelbedieningen worden uitgevoerd.

  • Nadat de huisdiermodus is ingeschakeld, ontvangt u elke twee uur in uw NIO-app een melding dat uw huisdieren in uw auto zitten. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt u gewaarschuwd met een bericht. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de huisdiermodus automatisch verlaten en worden de ruiten geopend in de ventilatiemodus.

  • Als het hoogspanningssysteem of het aircosysteem van uw auto een afwijking vertoont, wordt de huisdiermodus automatisch verlaten en worden de ruiten geopend in de ventilatiemodus.

Stroombehoudende modus

Wanneer de auto voldoende accustroom heeft of wordt opgeladen, het hoogspanningssysteem en de airco normaal functioneren en de versnelling in de parkeerstand (P) staat, kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan. Tik op Rijden en parkeren > Stroombehoudende modus om de modus in of uit te schakelen. Wanneer u de auto tijdelijk moet verlaten (zoals voor het ontbijt of andere kortetermijnscenario's), kunt u door inschakelen van deze modus de stabiliteit van de huidige omgeving in de auto behouden.

De stroombehoudende modus wordt vóór elke rit standaard op uit gezet. U kunt de duur van de modus instellen en de auto gaat automatisch uit de modus zodra de ingestelde tijd is bereikt.

Wanneer de stroombehoudende modus is ingeschakeld, wordt de modus automatisch geactiveerd wanneer u de auto vergrendelt:
  • NOMI voice wake-up, stuurwielknoppen en andere functies zijn uitgeschakeld;

  • Sommige functies voor afstandsbediening van de auto in de NIO-app zijn uitgeschakeld;

  • De verlichting, airco, stoelen, ruitenwissers en andere functies blijven in hun ingestelde status. Het systeem kan ook de status voordat u uitstapt opslaan en deze automatisch herstellen zodra de modus is afgesloten.

Wanneer deze modus is ingeschakeld, kunt u ook op afstand de huidige status van de auto bekijken of de modus via de NIO-app uitschakelen.

Opgelet 离车不下电模式
  • De stroombehoudende modus is alleen ontworpen om een stabiel klimaat in het interieur te handhaven bij tijdelijk verlaten van de auto. Laat kinderen en huisdieren niet alleen achter in de auto.

  • Het is niet mogelijk om de stroombehoudende modus tegelijkertijd te activeren met andere modi, zoals de huisdiermodus of de kampeermodus.

  • Nadat de stroombehoudende modus is geactiveerd, zijn de voogdmodus en de realtime surroundweergave tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de stroombehoudende modus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de stroombehoudende modus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupdate en schakelbedieningen worden uitgevoerd.

  • Als de huidige resterende actieradius van uw auto minder dan 10 kilometer is, wordt de stroombehoudende modus automatisch verlaten.

  • Als het hoogspanningssysteem of het aircosysteem van uw auto een afwijking vertoont, wordt de stroombehoudende modus automatisch verlaten.

Kampeermodus

Wanneer de auto voldoende accustroom heeft of wordt opgeladen, het hoogspanningssysteem en de airco normaal functioneren en de versnelling in de parkeerstand (P) staat, kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan. Tik op Rijden en parkeren > Kampeermodus aan om de modus in of uit te schakelen. Wanneer u langere tijd in de auto moet blijven (zoals kamperen in de buitenlucht), biedt het inschakelen van deze modus een veilige en comfortabele kampeerervaring.

De kampeermodus wordt vóór elke rit standaard op uit gezet. Zodra de kampeermodus is ingeschakeld:
  • De auto blijft ingeschakeld;

  • De airco is ingeschakeld, met de interieurtemperatuur standaard ingesteld op 25°C, luchtcirculatie ingeschakeld en de luchtzuivering ingesteld op stille modus;

  • De schermen in de auto worden uitgeschakeld met een vertraging die gebaseerd is op de eerdere instellingen;

  • De ruiten, koplampen en andere systemen gaan automatisch uit;

  • NOMI gaat naar de modus 'Niet storen';

  • Sommige functies voor afstandsbediening van de auto in de NIO-app zijn uitgeschakeld.

Wanneer deze modus is ingeschakeld, kunt u ook op afstand de huidige status van de auto bekijken of de modus via de NIO-app uitschakelen.

Opgelet 露营模式
  • Het is niet mogelijk om de kampeermodus tegelijkertijd te activeren met andere modi, zoals de huisdiermodus of de stroombehoudende modus.

  • Wanneer de kampeermodus is ingeschakeld, wordt de schopsensor van de achterklep automatisch uitgeschakeld.

  • Wanneer de kampeermodus is ingeschakeld en de auto is vergrendeld, en iemand een portier van binnenuit opent en de auto verlaat, zal op het middendisplay de waarschuwing worden weergegeven dat de auto is ontgrendeld.

  • Nadat de kampeermodus is ingeschakeld, zijn de Guardian modus en de realtime surroundweergave tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de kampeermodus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de kampeermodus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupdate en schakelbedieningen worden uitgevoerd, en worden de functies van ontgrendelen bij naderen en vergrendelen bij verlaten tijdelijk uitgeschakeld. Deze worden hervat nadat de kampeermodus is verlaten.

  • Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt u gewaarschuwd met een bericht. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de kampeermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend in de ventilatiemodus.

  • Als het hoogspanningssysteem of het aircosysteem van uw auto een afwijking vertoont, wordt de kampeermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend in de ventilatiemodus.

Digitale videorecorder (DVR)

De DVR bevindt zich boven de voorruit van de auto om videobeelden van de rijdende auto op te nemen. Deze kan niet alleen video's opnemen van onverwachte verkeersincidenten als bewijsmateriaal voor de latere afhandeling van ongelukken, maar ook tijdens de rit landschappen vastleggen die u zelf mooi vindt.

GUM250075
U kunt onderaan het middendisplay naar Instellingen gaan en op Beveiliging en privacy > Veiligheid > DVR tikken om deze functie in of uit te schakelen. Wanneer de DVR is uitgeschakeld, wordt deze niet meer standaard ingeschakeld wanneer de auto wordt gestart, maar de functies voor noodopnamen en opnemen met één druk op de knop blijven beschikbaar.
  • Wanneer de functie is ingeschakeld, verschijnt op de statusbalk bovenaan het middendisplay het pictogram GUM250080;

  • Wanneer de functie is uitgeschakeld, verschijnt op de statusbalk bovenaan het middendisplay het pictogram GUM250081;

  • Wanneer er een defect optreedt, verschijnt op de statusbalk bovenaan het middendisplay het pictogram GUM250082;

De opnamehoek van een digitale videorecorder heeft naast de hoofdkijkhoek tevens de voor-, achter-, linker-, rechter- en surroundweergavehoeken die gelijktijdige opnamen en real-time voorbeeldweergave ondersteunen. U kunt op de statusbalk bovenaan het middendisplay op het pictogram DVR tikken om de weergavemodus te wijzigen.
  • Hoofdkijkhoek: Deze modus neemt alleen de hoofdkijkhoek van de camera op die een maximale resolutie van 3840x1696 pixels ondersteunt en een herhalingsfrequentie van 30 frames per seconde heeft.

  • Multi-hoek: Deze modus neemt alle kijkhoeken van de camera op met vier 360-gradencamera's die een maximale resolutie van 1280×1000 pixels ondersteunen en een herhalingsfrequentie van 30 frames per seconde hebben.

Opgelet 行车记录仪注意事项
  • De DVR is standaard uitgeschakeld wanneer u zich voor de eerste keer aanmeldt bij het voertuigaccount.

  • De DVR werkt niet meer als de auto is uitgeschakeld.

  • Als het voertuig gedurende de video-opname tijdens het rijden per ongeluk wordt uitgeschakeld (zoals bij een ernstige aanrijding), wordt de video die wordt opgenomen mogelijk niet op tijd opgeslagen, wat resulteert in ontbrekende beelden of mislukte video-opnames bij noodsituaties.

Lusopname

Wanneer de DVR is ingeschakeld, wordt de camera automatisch ingeschakeld en blijft deze lusvideo-opnamen maken totdat de video-opname wordt beëindigd.

De langste continue lusopnametijd voor de hoofdhoekmodus van een DVR is ongeveer 10 uur en 5,7 uur voor de modus met vijf hoeken. Wanneer de betreffende tijdsduur wordt overschreden, wordt het originele videobestand overschreven.

De inhoud van de lusopname wordt opgeslagen in de map Apps Foto's > DVR > Lusopname. Als u specifieke videobestanden moet opslaan, gebruikt u een USB-stick of andere opslagapparaten.

Noodopname

De functie Noodopname is standaard ingeschakeld. Als de autonome noodstop wordt geactiveerd of de airbag wordt opgeblazen, zal de DVR automatisch video's van de noodgevallen gaan opnemen en opslaan.

Deze functie neemt video's op gedurende 30 seconden vóór en 60 seconden na de noodsituatie, die worden opgeslagen in de map Apps Album > DVR > Noodsituaties. Als u specifieke videobestanden moet opslaan, gebruikt u een USB-stick of andere opslagapparaten.

Opgelet 紧急视频的存储空间不会被循环覆盖,存储空间存满后需要进行手动清理,否则将影响视频录制功能。

De opslagruimte voor video's van noodsituaties wordt niet cyclisch overschreven. Wanneer de opslagruimte vol is, is handmatig verwijderen vereist; anders wordt de video-opnamefunctie belemmerd.

Opnemen met één druk op de knop

U kunt de functie Snel opnemen gebruiken om de lopende gebeurtenissen snel op te nemen en op te slaan.

Veeg op het middendisplay in de hoofdinterface naar rechts om naar de interface Snelle toegang te gaan en tik op Snel opnemen om de opname te starten. Het pictogram GUM250083 verschijnt op de statusbalk bovenaan het middendisplay.

Deze functie zal gedurende 30 seconden vóór en 60 seconden na de gebeurtenis video opnemen en synthetiseren De inhoud van de opname wordt opgeslagen in de map Apps Album > DVR > Snelle opname. Als u specifieke videobestanden moet opslaan, gebruikt u een USB-stick of andere opslagapparaten.

Geluidssignaal van de voetgangerswaarschuwing

Als uw auto met lage snelheid rijdt (doorgaans lager dan 30 km/u), brengt deze een geluid voort om andere weggebruikers in de omgeving te waarschuwen.

GUM250118

Veiligheidsgordels

Gordelinstructies

Alle zitplaatsen zijn met veiligheidsgordels uitgerust.

De veiligheidsgordel is een van de belangrijkste manieren om de passagiers te beschermen bij een ongeval. Het gebruik van veiligheidsgordels in combinatie met airbags kan de kans op ernstig letsel bij een aanrijding verkleinen.

De auto is uitgerust met gordelspanners voor de voorstoelen en de buitenste zitplaatsen op de tweede rij. Bij een ernstige botsing trekken deze gordelspanners de gordel automatisch strak om het doorhangen te verminderen. Bovendien zijn ze zodanig ontworpen dat ze overmatige spankracht voorkomen, waardoor de kans op secundair letsel door te strak trekken wordt geminimaliseerd.

Waarschuwing 不系安全带或未正确佩戴安全带可能带来严重的人员伤亡,请务必正确佩戴安全带。
  • Als de veiligheidsgordel niet of niet correct is bevestigd, kan dit leiden tot ernstig letsel of overlijden. Maak uw veiligheidsgordel altijd correct vast.

  • Maak uw veiligheidsgordel niet los terwijl de auto rijdt. Anders kan er bij een ongeval ernstig letsel ontstaan.

  • Houd de veiligheidsgordel schoon en voorkom dat vreemde voorwerpen in de gordelsluiting terecht komen. Anders sluit de veiligheidsgordel mogelijk niet goed.

  • Controleer voor gebruik de veiligheidsgordel en het bevestigingsmechanisme zorgvuldig op beschadigingen of slijtage. Als er een beschadiging wordt aangetroffen, gebruik de veiligheidsgordel dan niet meer en vervang hem onmiddellijk.

  • Onder geen beding mag u een veiligheidsgordel zelf proberen te repareren, te demonteren of te monteren.

  • Deel niet één veiligheidsgordel met een andere persoon (zoals met een kind op schoot). Hierdoor kunnen passagiers bij een ongeval secundair letsel oplopen.

  • Een veiligheidsgordel die opgerekt of vervormd is als gevolg van een ongeval biedt geen veiligheid meer. Zelfs als het oppervlak onbeschadigd lijkt, moet hij onmiddellijk worden vervangen.

  • Als de gordelspanner tijdens een ongeval is geactiveerd, moet hij onmiddellijk worden vervangen. Na bepaalde ongevallen wordt, ook als de gordelspanner niet in werking is getreden, aanbevolen om toch naar een NIO Service Center te gaan voor inspectie en zo nodig vervanging.

  • Kantel de rugleuning van de stoel niet te ver. Anders wordt de beschermende werking van de veiligheidsgordel aanzienlijk verminderd.

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel voor:
  • Wanneer de bestuurder op de bestuurdersstoel zit (met het portier gesloten of het rempedaal ingetrapt) of rijdt, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel GUM250119 op het digitale instrumentenpaneel branden wanneer de voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, om hen erop te attenderen de veiligheidsgordel te bevestigen.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 22 km/u en de veiligheidsgordel van de voorpassagier nog steeds niet is bevestigd, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel knipperen en klinkt het waarschuwingsgeluid. Nadat de veiligheidsgordel is bevestigd, stoppen het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel en het waarschuwingsgeluid.

  • Als de veiligheidsgordel van de voorpassagier niet wordt bevestigd, blijft het waarschuwingslampje continu branden en stopt het waarschuwingsgeluid na 95 seconden. Als de auto echter vertraagt en vervolgens weer naar meer dan 22 km/u accelereert, klinkt het waarschuwingssignaal opnieuw.

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel achter:
  • Wanneer de bestuurder op de bestuurdersstoel zit (met het bestuurdersportier gesloten of het rempedaal ingetrapt) of rijdt, en een achterpassagier zijn/haar veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, gaat op het digitale instrumentenpaneel het bijbehorende waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel GUM250120 branden om de hem/haar eraan te herinneren zijn/haar veiligheidsgordel onmiddellijk te bevestigen.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 22 km/u en een van de achterpassagiers zijn/haar veiligheidsgordel afdoet, activeert het digitale instrumentenpaneel een waarschuwingslampje en een waarschuwingsgeluid. Het waarschuwingslampje en het waarschuwingsgeluid.gaan uit zodra alle passagiers hun veiligheidsgordel hebben bevestigd.

  • Als de veiligheidsgordel van de achterpassagier niet wordt bevestigd, blijft het waarschuwingslampje continu branden en stopt het waarschuwingsgeluid na 33 seconden. Als de auto echter vertraagt en vervolgens weer naar meer dan 22 km/u accelereert, klinkt het waarschuwingssignaal opnieuw.

Waarschuwing 若安全带未系报警功能异常,请勿使用相关座椅,并请立即联系服务中心检查安全带功能。

Als de waarschuwing voor niet-bevestigde veiligheidsgordel niet goed werkt, mag u de desbetreffende stoel niet gebruiken en dient u onmiddellijk contact op te nemen met het NIO Service Center voor inspectie.

Dragen van de veiligheidsgordels

Gebruik de veiligheidsgordels correct als volgt:
GUM191140
  1. Trek de veiligheidsgordel bij de gordeltong gelijkmatig over uw lichaam. Zorg ervoor dat de schouderriem over de schouder loopt, terwijl de heupgordel over het bekken wordt geplaatst. Plaats de veiligheidsgordel nooit over de hals of de buik. Steek de gordeltong in de gesp, tot u een klik hoort die aangeeft dat de gordel vastzit.

    GUM228632
  2. Druk op de knop en schuif de gordel omhoog of omlaag om de hoogte correct aan te passen. Laat de knop los zodra de hoogte van de gordel correct is afgesteld. Om te controleren of de gordel goed vastzit in de gesp, moet u stevig trekken aan het schoudergedeelte van de gordel.

Als u de veiligheidsgordel wilt losmaken, drukt u op de rode knop van de gordelsluiting zodat de tong eruit los komt. De veiligheidsgordel kan nu met de hand worden verwijderd. De gesp gaat automatisch terug in de bovenste bevestiging van de veiligheidsgordel.

Waarschuwing 正确佩戴安全带
  • Voor een maximale bescherming door de veiligheidsgordel moet u de rugleuning en hoofdsteun van de stoel goed afstellen voordat u de veiligheidsgordel omdoet.

  • Als een veiligheidsgordel te los of te strak wordt gedragen of gedraaid zit, kan dat bij een ongeval tot letsel leiden.

  • Zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel gelijkmatig over de borst en zo laag mogelijk over de heup dragen. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel plat en dicht tegen het lichaam ligt om straktrekken tijdens een ongeval te voorkomen, wat ernstige schade kan toebrengen aan zowel de vrouw als de foetus.

GUM228521

Airbags

Instructies voor airbags

Airbags zijn een aanvullend veiligheidssysteem dat in combinatie met de veiligheidsgordels werkt. Airbags worden bij ernstige ongevallen snel geactiveerd om het hoofd en de borstkas van passagiers te beschermen en de mate van letsel te beperken. Ze voorkomen echter geen letsel aan ledematen of schaafwonden en blauwe plekken. De airbags moeten daarom altijd samen met de veiligheidsgordel worden gebruikt om maximale bescherming te bieden.

Uw auto is uitgerust met botsingssensoren. Bij een frontale aanrijding of aanrijding van opzij waarbij aan de voorwaarden wordt voldaan (afhankelijk van het type, de hoek en het voorwerp van de aanrijding) om het airbagsysteem te activeren, zullen de airbags worden geactiveerd vanaf de positie die overeenkomt met de aanrijding. De gasgenerator in de airbag ontsteekt en laat met hoge druk een gas vrij dat de afdekkap van de airbag met kracht opent. De airbag vult zich met gas en vormt zo een beschermlaag die de passagiers beschermt zodat het risico van (dodelijk) letsel wordt beperkt.

De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags en zij-airbags van de voorste zitrij. De plaatsen waar zich een airbag bevindt zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG" om u aan de locaties ervan te herinneren.

  • De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags van de voorste zitrij, die zich respectievelijk in de bekleding van het stuurwiel en bij het instrumentenpaneel aan de voorpassagierskant bevinden.

  • De zijairbags bestaan uit de zijairbags van de voorste zitrij (aan beide zijkanten van de bestuurdersstoel en aan de buitenkant van de voorpassagiersstoel) en de gordijnairbags (aan beide zijden in de dakhemel boven de portieren, van de A-stijl tot de C-stijl).

GUM191141GUM191142
  1. Frontale airbag aan de bestuurderskant

  2. Frontale airbag aan de passagierskant

  3. Zijairbag voorstoelen

  4. Gordijnairbags

  5. Middenairbag voorste zitrij

Waarschuwing 安全气囊警告-轿车
  • Airbags zijn een extra veiligheidssysteem en kunnen geen vervanging zijn van de bescherming die veiligheidsgordels bieden. Ze kunnen passagiers alleen een optimale bescherming bieden als ze worden gebruikt in combinatie met veiligheidsgordels. Daarom moeten alle passagiers in de auto hun veiligheidsgordel dragen en een juiste zithouding aanhouden.

  • De bestuurder moet tijdens het rijden ten minste 25 centimeter tussen borst en stuurwiel aanhouden om rechtstreeks letsel door het opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Kinderen mogen niet op de voorpassagiersstoel zitten, behalve wanneer de airbag van die stoel is uitgeschakeld. Kinderen kunnen zwaar letsel oplopen door de grote kracht die wordt uitgeoefend wanneer de airbag wordt opgeblazen tijdens een aanrijding.

  • Plaats geen spullen op de voorpassagiersstoel. Deze voorwerpen kunnen tijdens een noodstop in de opblaaszone van de airbag terechtkomen, waardoor letselgevaar bij activering van de airbag toeneemt.

  • De airbag kan slechts één keer worden geactiveerd. Vervang de airbag als deze eerder is geactiveerd. Ga zo snel mogelijk naar het NIO Service Center om het airbagsysteem te inspecteren en zo nodig te vervangen om er zeker van te zijn dat het airbagsysteem normaal functioneert, ook als de airbag niet werd opgeblazen tijdens sommige aanrijdingen.

  • Als de afdekkap van de airbag gebarsten of beschadigd is, mag u niet rijden en moet u onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center voor hulp.

  • Ga naar het NIO Service Center om het airbagsysteem van uw auto te vervangen als het niet is geactiveerd binnen tien jaar na de productiedatum. In het geval het airbagsysteem werd aangepast, moet alle relevante documentatie worden bewaard en bij de overdracht van uw auto aan de nieuwe eigenaar worden overhandigd. Wanneer een airbag wordt vervangen, mag u nooit een airbag gebruiken die verwijderd of gerecycled is uit een gebruikt voertuig.

  • Onbevoegd demonteren en monteren van componenten van airbags, waaronder de stickers van airbags, is ten strengste verboden.

  • Wanneer een airbag wordt opgeblazen, worden rook en poeder gegenereerd, die beide niet giftig zijn, maar desondanks ongemak kunnen veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat de stoelhoezen de beschermende werking van de airbags nadelig beïnvloeden, mag u geen stoelhoezen aanbrengen aan de zijkant van de voorstoelen waar de airbags zich bevinden.

  • Plaats geen voorwerpen binnen de opblaaszone van de gordijnairbag (bijvoorbeeld op carrosseriestijlen, dak of handgrepen). Passagiers mogen niet tegen het portier leunen om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Hang geen zware voorwerpen (zoals kledinghangers, fruit of glazen flessen) aan de kledinghaak naast het portier, om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Zet geen lichaamsdelen, zoals voeten of knieën, op of nabij de afdekkap van de airbag om de correcte werking van de airbag te garanderen en letsel tijdens het opblazen te voorkomen. Plaats of bevestig ook geen voorwerpen op de afdekkap van de airbag.

  • Plak of plaats geen voorwerpen op de bekleding van het stuurwiel en breng hier geen wijzigingen in aan, om letsel bij opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Plaats, hang of monteer geen voorwerpen boven of nabij het instrumentenpaneel aan de kant van de voorpassagier, om letsel bij opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Breng geen wijzigingen aan in het dak van uw auto, om te voorkomen dat correcte werking van de gordijnairbags wordt verstoord en er letsel ontstaat bij opblazen van de airbags.

  • Plaats of hang geen zware of scherpe voorwerpen aan de zonneklep aan de kant van de voorpassagier om letsel veroorzaakt door het opblazen van de frontaal airbag gemonteerd in het dak aan de kant van de voorpassagier te voorkomen.

  • De rook en het stof die vrijkomen tijdens het snelle opblazen van airbags kunnen irritatie, brandwonden en verbranding van huid en ogen veroorzaken. Bovendien kunnen de vezels van de airbag die vrijkomen tijdens het opblazen van de airbag schaafwonden en irritatie van de huid veroorzaken.

Voorwaarden voor het activeren van de airbags

De airbags kunnen in de volgende omstandigheden worden geactiveerd:
GUM228401
  1. Frontale aanrijding met hoge snelheid tegen een muur of voertuig.

  2. Impact met hard wegdek

  3. In een diepe greppel terechtkomen.

  4. Een aanrijding vanaf de zijkant door een voertuig dat met hoge snelheid rijdt.

  5. Met een harde klap op de weg landen.

Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen bij sommige aanrijdingen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende situaties. Gebruik de veiligheidsgordels op de juiste wijze voor bescherming:

GUM236609 GUM228400
  1. Aanrijding tegen een boom, pilaar of ander smal object.

  2. Aanrijding van achteren door een voertuig.

  3. Zijdelings omslaan.

  4. Aanrijding met of botsing tegen de achterkant van een vrachtwagen.

  5. Aanrijding met een voertuig vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  6. Aanrijding tegen een muur vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  7. Zijdelingse aanrijding met een pilaar.

  8. Zijdelingse aanrijding aan de voorzijde van de auto bij een bepaalde hoek.

  9. Zijdelingse aanrijding op de carrosserie van de auto bij een bepaalde hoek.

  10. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

  11. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

Waarschuwingslampje voor de airbags

Het waarschuwingslampje voor de airbags dat de status van de airbags aangeeft, wordt op het digitale instrumentenpaneel GUM168560 weergegeven. Als dit waarschuwingslampje blijft branden nadat het digitale instrumentenpaneel is opgestart, gebruik de auto dan niet en neem onmiddellijk contact op met het NIO-servicecentrum.

De voorpassagiersairbag uitschakelen

Aangezien de airbag snel en met veel kracht wordt opgeblazen wanneer deze wordt geactiveerd, moet de voorpassagier omwille van de veiligheid een afstand van minimaal 25 cm tot de voorpassagiersairbag aanhouden.

Als er speciale omstandigheden zijn (bijv. passagiers met speciale medische behoeften) waarbij de airbag voorpassagier moet worden uitgeschakeld, kunt u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan, tikt u op Beveiliging en privacy > Beveiliging > Airbag voorpassagier en schakelt u de airbag voorpassagier uit. Op dat moment geven het pictogram GUM169076 en de tekst bovenaan het middendisplay aan dat de airbag voorpassagier is uitgeschakeld, om ernstig letsel bij de passagier op de eerste rij zitplaatsen te voorkomen.

Opgelet 副驾安全气囊禁用

Wanneer de airbag van de voorpassagier wordt gedeactiveerd, keert deze niet automatisch terug naar de normale werkingsstatus. Activeer daarom na afloop van uw rit de airbag van de voorpassagier weer, om zo de veiligheid te waarborgen.

Veiligheidsmaatregelen na activering van airbags

Wanneer de auto betrokken is bij een aanrijding en de airbags zijn geactiveerd, voert de auto automatisch een aantal veiligheidsmaatregelen uit om de passagiers in de auto te beschermen:
  • De hoogspanningsvoeding wordt onderbroken om de passagiers te beschermen.

  • Alle portieren worden ontgrendeld zodat de passagiers in de auto of reddingsmedewerkers de portieren kunnen openen.

  • Open de ruiten, opdat de passagiers niet opgesloten zitten in de auto in het geval de auto in het water terechtkomt.

  • Schakel de stuurwiel- en stoelgeheugenfunctie uit om te voorkomen dat passagiers bekneld raken.

  • De alarmknipperlichten worden ingeschakeld om de positie van de auto aan te geven en achterliggers te waarschuwen.

  • De leeslampen worden ingeschakeld om reddingswerkers in het donker te helpen.

Kindersloten

De kindersloten zijn standaard uitgeschakeld en moeten handmatig worden ingeschakeld. U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren tikken om de instellingen voor de kindersloten te bekijken.

Kindersloten handmatig activeren of deactiveren

Tik op de bijbehorende knop Kinderslot portier/ruit achter. AAN betekent dat deze functie is ingeschakeld en UIT betekent dat deze is uitgeschakeld.

Wanneer een kinderslot voor portieren/ruiten is ingeschakeld en een passagier probeert het portier of de ruit van binnenuit te openen, wordt een pop-upvenster weergegeven op het middendisplay.

U kunt nog steeds een portier van buitenaf openen, zelfs als het kinderslot is ingeschakeld.

Opgelet 儿童锁开启时,请勿单独将儿童留在车内,以免造成意外伤害。
  • Laat kinderen niet alleen in de auto wanneer het kinderslot is ingeschakeld, om onbedoeld letsel te voorkomen.

  • Zorg er bij het inschakelen van het kinderslot voor dat dit correct gebeurt, om een falende werking te voorkomen.

Als het kinderslot van een portier/ruit niet kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld, wordt een pop-upvenster weergegeven op het middendisplay. Herhaal de bovenstaande stappen totdat het wel lukt.

Kinderzitje

Wanneer een kind jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5 meter in uw auto meerijdt, gebruik dan altijd een kinderzitje of zitverhoger voor het kind. Laat het kind in het kinderzitje of op de zitverhoger zitten en neem het kind niet op schoot; alleen dan wordt het kind goed beschermd.

Alleen kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor kinderen en die aan de relevante regelgeving of normen voldoen, mogen worden gebruikt. Bij de aanschaf van een kinderzitje, controleert u de markeringen op het kinderzitje zorgvuldig om er zeker van te zijn dat het aan de regels voldoet.

Wanneer u een kinderzitje bevestigt en gebruikt, volg de relevante wet- en regelgeving, de instructies van de fabrikant van het kinderzitje en de instructies voor de veiligheid van kinderen in de Gebruikershandleiding.

Belangrijke instructies voor het gebruik van kinderzitjes

Als kinderzitjes op de juiste manier worden gebruikt, neemt de kans op letsel bij kinderen af en wordt de ernst van letsel bij ongevallen beperkt. Let goed op het volgende bij het gebruik van kinderzitjes:
  • Het wordt niet aangeraden om een kinderzitje op de middelste zitplaats van de achterste zitrij aan te brengen.

  • Wanneer u een kinderzitje met bevestiging door middel van de veiligheidsgordel op de voorpassagiersstoel bevestigt, moet u de voorpassagiersstoel in de hoogste stand zetten.

  • Kinderen moeten in een kinderzitje goed rechtop zitten en de veiligheidsgordel moet onder het rijden altijd bevestigd zijn.

  • Laat uw kinderen nooit zonder goede bescherming in de auto meerijden.

  • Een kinderzitje mag niet door twee of meer kinderen tegelijkertijd worden gebruikt.

  • U mag geen kinderen vasthouden of dragen tijdens het rijden in de auto.

  • Houd harde of scherpe voorwerpen uit de buurt van het kinderzitje omdat deze een risico op letsel kunnen vormen tijdens een ongeval.

  • Als een naar achteren gericht kinderzitje op de achterste zitrij van uw auto wordt bevestigd, moet u zo nodig de stoel ervoor verstellen. Bij een naar voren gericht kinderzitje op de achterstoel kunt u de hoogte van de hoofdsteun van de stoel aanpassen.

  • Kinderen moeten altijd onder toezicht van een volwassene staan als ze in het kinderzitje zitten. Laat kinderen nooit zonder toezicht achter in de auto.

  • Het is verboden om kinderen op stoelen te laten staan of knielen terwijl de auto rijdt. Bij een ongeval kunnen kinderen omhoog worden geslingerd en dit kan leiden tot letsel of de dood van de kinderen zelf en andere inzittenden in de auto.

  • De instructies van de fabrikant van het kinderzitje voor juist gebruik van de veiligheidsgordel moeten in acht worden genomen. Als de veiligheidsgordels goed zijn bevestigd, kan het kinderzitje een optimale bescherming bieden.

  • Bij een aanrijding of noodstop kan een onjuist aangebracht of niet goed vastgezet kinderzitje bewegen en letsel veroorzaken bij andere passagiers in de auto. Dus ook als het kinderzitje niet in gebruik is, moet het goed in uw auto zijn aangebracht en bevestigd.

  • Wanneer een kind in het kinderzitje zit, is het belangrijk om te voorkomen dat het met zijn hoofd of lichaam tegen het portier, de zijkant van de stoel, de carrosseriestijl of de onderkant de dakbalk leunt. Bij een ongeval worden de zijairbags of gordijnairbags in die gebieden geactiveerd, waardoor de kans op letsel bij het kind toeneemt.

Categorieën van kinderzitjes

Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruikt die zijn goedgekeurd en die geschikt zijn voor het kind. Kinderen die langer dan 1,5 meter zijn, mogen de veiligheidsgordel gebruiken, net als volwassenen. Als er een kinderzitje moet worden gebruikt, moet het aan de relevante regelgeving of normen voldoen.

Tabel 1. Tabel kinderbeveiligingssystemen
StoelpositieBestuurder1e zitrij passagier2e zitrij links2e zitrij midden2e zitrij rechts
Passagiersairbag UITPassagiersairbag AAN
Zitpositie geschikt voor universeel met gordel (ja/nee)n.v.t.Ja (*a)NeeJaJa (*b)Ja
'i-Size'-zitpositie (ja/nee)n.v.t.NeeNeeJaNeeJa
Zitpositie geschikt voor zijdelingse bevestiging (L1/L2)*n.v.t.NeeNeeNeeNeeNee
Grootste geschikte naar achteren gerichte bevestiging (R1/ R2X/ R2/ R3)*n.v.t.NeeNeeR1/R2X/R2/R3NeeR1/R2X/R2/R3
Grootste geschikte voren gerichte bevestiging (F1/ F2X /F2/ F3)*n.v.t.NeeNeeF2X/F2/F3NeeF2X/F2/F3
Grootste geschikte bevestiging zitverhoger (B2/B3)*n.v.t.NeeNeeB2/B3NeeB2/B3
Geschikt voor steunpootn.v.t.JaNeeJaNeeJa

Opmerking:

*De categorie van het kinderzitje is gedefinieerd volgens de norm ECE R16/R44/R129. De categorie van het kinderzitje vindt u in de specificaties ervan. Het kinderzitje moet geschikt zijn voor de leeftijd, het gewicht en de grootte van het kind.

(a) Als het absoluut noodzakelijk is dat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, mag u zeker niet vergeten om de voorpassagiersairbag uit te schakelen. Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste stand voordat u er een universeel kinderbeveiligingssysteem op bevestigt.

(b) Het is verboden om een kinderzitje met een apart basisonderstel of een steunpoot te plaatsen op de middelste zitplaats van de 2e rij.

Tabel 2. Door NIO aanbevolen kinderzitjes
GroepFabrikantModelBevestiging
0 & 0+BesafeiZi Combi X4 ISOfixISOFIX-bevestiging met steunpoot, naar achteren gericht
Tot 13 kg
I
9–18 kg
IICybexSolutionZ i-FixISOFIX met gordelbevestiging, naar voren gericht
15-25 kg
IIIOssanOMHOOGMet veiligheidsgordel, voorwaarts gericht
22-36 kg

NIO adviseert uw kinderen in een geschikt en passend kinderbeveiligingssysteem op de 2e zitrij links of rechts te plaatsen. Het kinderbeveiligingssysteem moet in de auto bevestigd zijn met ISOFIX, met een steunpoot of met de veiligheidsgordel. Voor de beste bescherming van uw jongere kinderen, met een gewicht lager dan 18 kg, gebruikt u een aanbevolen achterwaarts gericht kinderbeveiligingssysteem.

Aanbevolen Q10 kinderbeveiligingssysteem: Cybex Solution Z i-Fix

Aanbevolen Q10 kinderbeveiligingssysteem: Osann Up

Het juiste kinderzitje kiezen

Er is een waarschuwingslabel voor de airbag van de voorste zitrij op de zonneklep aan de passagierszijde voorin aangebracht:

Gebruik nooit een naar achteren gericht kinderzitje op een zitplaats die wordt beschermd door een actieve airbag ervoor, om dodelijk of ernstig letsel voor het kind te voorkomen.

GUM220858

Kinderen moeten in een kinderzitje zitten of de veiligheidsgordel gebruiken op een van de buitenste zitplaatsen afhankelijk van de leeftijd, de lengte en het gewicht van het kind.

  • Voor kinderen lichter dan 13 kg moet een gekanteld kinderzitje worden gebruikt. Deze moeten zo mogelijk naar achteren gericht op een van de zitplaatsen van de achterste zitrij worden bevestigd.

  • Voor kinderen met een gewicht van 9-18 kg moeten er kinderzitjes met een veiligheidsplatform of vijfpuntsgordel worden gebruikt. Wij adviseren om deze naar achteren gericht op de achterste zitrij te bevestigen.

  • Voor kinderen van 15-25 kg moeten er naar voren gerichte kinderzitjes worden gebruikt. Deze moeten op de achterste zitrij op zitplaatsen voorzien van veiligheidsgordels worden bevestigd.

  • Voor kinderen met een gewicht van 22-36 kg en een lengte van maximaal 1,5 meter moeten er zittingverhogers worden gebruikt. Deze moeten op de achterste zitrij op zitplaatsen voorzien van veiligheidsgordels worden bevestigd.

Waarschuwing 安全带上部必须从肩部通过且紧贴上身,不得紧贴颈部;安全带下部必须从髋部通过且紧贴下身,不得紧贴腹部。

Het bovenste deel van de veiligheidsgordel moet over de schouder lopen en goed aansluiten op het bovenlichaam, waarbij de nek wordt vermeden. Het onderste deel moet over de heupen lopen en goed aansluiten op het onderlichaam, waarbij de buik wordt vermeden.

Een kinderzitje bevestigen

Als er een kinderzitje moet worden geïnstalleerd, moet u eerst de instructies voor het kinderzitje zorgvuldig lezen om te bevestigen dat het in uw auto kan worden geïnstalleerd. Als zowel de veiligheidsgordel als de ISOFIX-verankering kunnen worden gebruikt om het kinderzitje te bevestigen volgens de bevestigingsmethode van het kinderzitje, adviseren wij de ISOFIX-verankering te gebruiken.

  • Bevestiging met de veiligheidsgordel van de auto

    Bevestig het kinderzitje op de achterste zitrij, trek de veiligheidsgordel door het kinderzitje en steek de tong in de gordelsluiting. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel recht is aangebracht en niet gedraaid. Trek aan de veiligheidsgordel om te controleren of deze er niet uit kan worden getrokken.

    GUM228454
  • Bevestiging met ISOFIX-verankering

    Beide buitenste zitplaatsen van de achterste zitrij van uw auto zijn voorzien van ISOFIX-verankeringen geschikt voor het bevestigen van kinderzitjes. De ISOFIX-verankering is verborgen onder het klepje tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel. Open het klepje, steek het in de ruimte tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel en gebruik daarna de ISOFIX-verankering om het kinderzitje te bevestigen.

    1. Til het klepje tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel omhoog en steek het onderste gedeelte van het kinderzitje in de haak in de ISOFIX-verankering totdat u een klik hoort.

      GUM228455
    2. Rijg de bovenste bevestigingsriem van het kinderzitje onder de hoofdsteun van de stoel en verbind deze aan de haak in de veiligheidsvoorziening op de achterkant van de achterbank.

      GUM228456
    3. Trek stevig aan het kinderzitje om te controleren of het veilig is bevestigd.

Waarschuwing 固定装置仅用于安装ISOFIX接口儿童座椅,非儿童座椅物件禁止连接此固定装置,以免造成人身伤害。安装和拆卸安全座椅请按照座椅说明书及车辆指导操作,未正确操作将可能造成儿童或其他乘客受伤。
  • Het bevestigingssysteem wordt alleen gebruikt voor het installeren van een ISOFIX-compatibel kinderzitje. Om letsel te voorkomen mag u op deze punten geen andere voorwerpen aansluiten.

  • Volg bij het installeren of verwijderen van het kinderzitje de instructies geleverd bij het zitje en bij de auto. Onjuiste installatie of verwijdering kan leiden tot letsel bij kinderen of andere passagiers.

Multi Collision Braking (MCB)

Multi Collision Braking (MCB) is standaard op de ET5 Touring.

Bij bepaalde soorten botsingen activeert het voertuig de remmen om een secundaire aanrijding te helpen voorkomen of de gevolgen ervan te beperken. Om een secundaire botsing te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken, worden de remmen automatisch geactiveerd om de auto tot stilstand te brengen. De remlichten en de alarmknipperlichten worden geactiveerd, en de knipperlichten blijven werken nadat de auto tot stilstand is gekomen. Dan wordt ook de elektrische handrem automatisch aangetrokken.

In een situatie waarin het niet wenselijk is om de auto tot stilstand te brengen, kunt u deze functie annuleren door het gaspedaal in te trappen.

Deze functie kan alleen in werking treden als het remsysteem na de primaire botsing voldoende intact is.

Snelheidslimietmodus

De Snelheidslimietmodus zorgt voor veiligheid door de maximale rijsnelheid van uw auto te beperken.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Rijden en parkeren > Snelheidslimietmodus om de maximale rijsnelheid van uw auto in te stellen en deze functie in of uit te schakelen.

Nadat de functie is ingeschakeld, houdt u de knoppen op het middendisplay ingedrukt om de snelheidslimiet snel/continu aan te passen.

Opgelet 限速模式开启后,车速达到设定值将不再上升;
  • Wanneer de snelheidslimietmodus is geactiveerd, kan de snelheidslimiet worden ingesteld tussen 30 en 180 km/u en zal de auto de ingestelde snelheid niet overschrijden;

  • Wanneer de rijhulpfunctie is geactiveerd, wordt de snelheidslimietmodus automatisch gedeactiveerd en niet opnieuw geactiveerd nadat de rijhulpfunctie is uitgeschakeld;

  • De snelheidslimietmodus kan alleen worden ingeschakeld wanneer de rijhulpfunctie is uitgeschakeld;

  • Door het gaspedaal volledig of snel in te trappen, kunt u de snelheidslimietmodus tijdelijk opheffen. Als de rijsnelheid onder de ingestelde waarde zakt, wordt de snelheidslimietmodus weer geactiveerd.

Kindaanwezigheidsdetectie

Als extra functie voor de veiligheid van kinderen kan Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) gebruikers er effectief aan herinneren wanneer kinderen alleen in de auto zijn achtergelaten, waardoor de kans afneemt dat door het achterlaten van kinderen in de auto een ongeval plaatsvind.

De camera's en andere sensoren in de auto detecteren de aanwezigheid van kinderen nadat de gebruiker de auto heeft vergrendeld. Als een kind alleen wordt gelaten in de auto, zal de auto de gebruiker hieraan herinneren door middel van knipperende waarschuwingsknipperlichten, hoorbare waarschuwingen, berichten in de NIO-app, enz.

GUM250177

Ga naar op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Veiligheid > Aanwezigheidsdetectie kind om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt in het geval van een hardwarestoring (waaronder een camera in de auto, millimetergolfradar, airconditioning, enz.) het statuspictogram GUM250181 bovenaan het middendisplay weergegeven en worden bijbehorende meldingen weergegeven wanneer op het pictogram wordt getikt.

Wanneer de camera volledig afgedekt is, wordt bovenaan het middendisplay het statuspictogram GUM250182 weergegeven en worden bijbehorende meldingen weergegeven wanneer op het pictogram wordt getikt.

Opgelet 儿童遗留检测
  • Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) is een extra veiligheidsfunctie, maar lacunes en valse waarschuwingen zijn niet uit te sluiten. Daarom worden gebruikers niet aangemoedigd om kinderen zonder toezicht in de auto achter te laten.

  • Ga na ontvangst van meldingen zo snel mogelijk terug naar het voertuig om de kinderen te controleren en ongelukken te voorkomen.

Alcoholslot

Het alcoholslot verhoogt de verkeersveiligheid door te voorkomen dat iemand met een alcoholgehalte hoger dan een ingestelde limiet met een gemotoriseerd voertuig gaat rijden.

Voordat u het slot inbouwt, moet u rekening houden met de volgende veiligheidsrisico's en -punten:

  • De auto staat in de versnelling P, schakel de hoogspanning uit (om het hoogspanningscircuit te onderbreken, ontkoppel de stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen los onder de motorkap en nabij het koelvloeistofreservoir en ontkoppel vervolgens de kabel van de minpool van de 12V-accu).

  • De verantwoordelijkheid voor een veilige montage rust bij de monteur van het alcoholslot.

De stekker van het alcoholslot bevindt zich onder de stoel rechtsvoor. Het alcoholslot wordt als volgt aangesloten:

  1. Zet de rechterstoel in de voorste en bovenste stand.

  2. Til de mat en het klepje van het alcoholslot op en trek de stekker van het alcoholslot eruit.

    GUM250183
  3. Sluit de stekker van het alcoholslot en de handset van het alcoholslot aan.

  4. Monteer de handset van het alcoholslot en de regeleenheid van het alcoholslot onder het vak in de console.

Opmerking 酒精锁说明

Na de installatie van het alcoholslot, wordt er vanuit de wagen zelf geen visuele of hoorbare aanduiding gegeven. De aanwijzingen voor de bediening worden weergegeven op de handset van het alcoholslot.

Waarschuwing 请勿自行拆卸酒精锁设备。如需要拆卸,请联系蔚来汽车服务中心。

Verwijder het alcoholslot niet zelf. Als het alcoholslot moet worden verwijderd, neemt u contact op met het NIO Service Center.

Het aansluitschema van het alcoholslot is als volgt:

Functie

Kabel of pen

Positie van aansluiting

1

Accutoevoer (KL30), ononderbroken

In geval van 12V nominaal vereist het alcoholslot het volgende:

Grijze kabel

Pen 1

0,5 mm²

In het middelste elektrische vak van het instrumentenpaneel onder het voetpedaal van de voorpassagier

2

Massa

Zwarte kabel

Pen 2

0,5 mm²

Onder de voorstoel rechts

3c

Aansluiting gegevensbus

Aansluiting op een interne gegevensbus van de auto voor het uitwisselen van informatie tussen de auto en het alcoholslot.

Wit-rode kabel

Pen 4

0,35 mm²

Onder de voorstoel rechts

Waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW)

Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant (FCW) geeft een visuele en akoestische waarschuwing als het systeem een potentieel aanrijdingsgevaar detecteert met een voertuig, motorfiets, fiets of voetganger vóór uw rijdende auto.

GUM225263

Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant werkt bij snelheden hoger dan 4 km/u bij vooruit rijden, en is niet beperkt tot een specifiek wegtype.

Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant inschakelen/uitschakelen

Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het centrale bedieningsscherm en tik opRijhulp > Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkantom deze functie in of uit te schakelen.

Om de gevoeligheid van de waarschuwingstijd aan te passen, opent u de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het centrale bedieningsscherm, tikt u opRijhulp > Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant > Tijdstip en kiest u uit de drie mogelijke niveaus van FCW-gevoeligheid: vroeg, gemiddeld, laat.

Houd er rekening mee dat het uitschakelen van het Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant ook leidt tot het uitschakelen van Autonome noodstop (AEB).

FCW wordt automatisch opnieuw geactiveerd wanneer de auto weer wordt gestart.

Weergave in het instrumentenpaneel

GUM192037

De Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD) toont een visuele waarschuwing wanneer het Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant wordt geactiveerd. De ESD dient alleen ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven.

Als de gebruiker het Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant uitschakelt, wordt tegelijkertijd ook de functie Autonome noodstop uitgeschakeld en verschijnt het volgende specifieke pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM245760

Beoogd gebruik

FCW is een veiligheidshulpfunctie en kan frontale aanrijdingen helpen voorkomen door de bestuurder te waarschuwen. FCW kan alleen hulp bieden bij voorwaartse beweging, d.w.z. wanneer uw auto vooruit rijdt.

FCW reageert mogelijk niet in alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden. Het is alleen bedoeld als referentie en kan de aandacht en het beoordelingsvermogen van de bestuurder niet vervangen. Vertrouw niet alleen op de FCW-functie. Wanneer aanrijdingsgevaar wordt waargenomen, wacht dan niet met handelen tot het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant wordt geactiveerd.

Van de bestuurder wordt verwacht dat deze reageert op de waarschuwing en op de rem trapt. Na activering van de FCW kan, afhankelijk van de situatie en het resterende aanrijdingsrisico, de autonome noodstopfunctie worden geactiveerd, ook als de bestuurder de rem na de FCW-waarschuwing intrapt.

De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor veilig rijden en moet de toepasselijke verkeerswetten en -regels naleven.

Bepaalde situaties kunnen van invloed zijn op de prestaties van sensoren en de hulp van FCW beperken, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • De stand van de sensoren is veranderd

  • De sensoren zijn afgedekt of geblokkeerd

  • Plotselinge veranderingen in helderheid van de omgeving, zoals bij tunnelingangen, -uitgangen, direct zonlicht, schaduw op omringende objecten, andere lichtbronnen

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Oververhitting van de sensoren veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

Let op

Wanneer het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant is uitgeschakeld, geeft de auto geen waarschuwingen meer bij mogelijke frontale aanrijdingen. Als de FCW-functie is uitgeschakeld, is ook de functie Autonoom noodstopsysteem uitgeschakeld, waardoor het systeem niet automatisch zal remmen, ook niet als er een mogelijke aanrijding wordt gedetecteerd. Aanbevolen wordt om de FCW-functie niet uit te schakelen.

Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer het systeem van de auto weer wordt gestart.

Activering van FCW kan worden vertraagd of beperkt in bepaalde omstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Stilstaande of langzame voorliggers die met hoge snelheid worden genaderd;

  • Tegemoetkomende weggebruikers met een zeer hoge snelheid;

  • Weggebruikers die plotseling direct voor u invoegen of sterk vertragen;

  • Voertuigen/motorfietsen/fietsen met een ongebruikelijk ontwerp;

  • Gedeeltelijk bedekte voetgangers of fietsen;

  • Voetgangers met onvoldoende lengte, dieren, objecten van de weginfrastructuur (palen, barrières, kegels);

De prestaties van FCW kunnen worden beïnvloed als het object zich voor uw auto op een potentieel botstraject bevindt, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Object in de dode hoeken van de sensoren;

  • Uw voertuig nadert of rijdt op een weg met een bocht of helling;

  • Wanneer het contactpunt slechts gedeeltelijk is, d.w.z. wanneer de andere weggebruiker slechts gedeeltelijk uw rijstrook kruist;

  • Plotseling veranderen van rijstrook, hetzij door de gebruiker, hetzij door andere weggebruikers die dezelfde rijstrook oprijden of verlaten;

De volgende acties van de bestuurder kunnen ertoe leiden dat het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant geen waarschuwing geeft, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Wanneer de bestuurder al aan het remmen is;

  • Wanneer de bestuurder het gaspedaal diep of plotseling intrapt;

  • Wanneer de bestuurder een plotselinge stuurbeweging maakt;

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de goede werking van de FCW. Veel factoren kunnen de FCW verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA)

Als het systeem tijdens het rijden met lage snelheden een mogelijk aanrijdingsrisico met een kruisend voertuig aan de voorkant detecteert, kan de functie Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) de bestuurder waarschuwen door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen.

GUM224949

FCTA inschakelen/uitschakelen

Ga naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk onder het centrale regelscherm en klik opRijhulp > Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant om deze functie in of uit te schakelen.

Als FCTA wordt geactiveerd, verschijnen er rode markeringen in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD).

GUM239142
Opgelet 仪表屏动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿完全依赖仪表屏显示的内容。

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom voor uw omgevingsbewustzijn niet alleen op de weergave van de dynamische omgevingssimulatie.

Als de Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) niet beschikbaar is door een systeemfout, verschijnt er een specifiek pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM252331
Waarschuwing 前侧来车预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。
  • De FCTA is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor elke verkeers-, weers- en wegsituatie. Het kan door allerlei factoren tekortschieten of ongeschikt of te laat zijn.

  • De FCTA dient uitsluitend als referentie en is geen vervanging van uw visuele waarneming. U dient altijd te letten op de verkeers- en wegomstandigheden en op basis van de veiligheid van de situatie bepalen of u de FCTA wilt gebruiken.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

Gebruiksvoorwaarden voor de FCTA:

  • De rijsnelheid is hoger dan 0 km/u en lager dan 15 km/u.

  • De snelheid van een kruisend voertuig aan de voorkant ligt binnen een bepaald bereik van de normale rijsnelheid.

  • De laterale radar voorop de auto werkt normaal en het detectiebereik is onbelemmerd.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Uw auto staat in de vooruitrijstand (D).

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen de radardetectiewerking negatief beïnvloeden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Verkeerd geplaatste, beschadigde of geblokkeerde radar, afgedekt met modder, ijs, sneeuw, metalen plaatjes, tape, labels, bladeren, enz.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

De FCTA reageert mogelijk niet op doelen in de dode hoeken van de sensor. Het kan geen zijwaartse voertuigen vóór uw auto detecteren dwars door obstakels of geparkeerde voertuigen heen.

De FCTA kan geen kruisende voertuigen aan de voorkant detecteren in situaties inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Het voertuig is geparkeerd in de binnenste positie.

  • De parkeerplaats ligt onder een hoek.

Sommige van de onderstaande doelen geven mogelijk geen reactie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Motorfietsen, fietsen, driewielers

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

  • Tegemoetkomende voertuigen / voertuigen die in dezelfde richting rijden

  • Stilstaande voorwerpen

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het FCTA-systeem. Veel factoren kunnen het FCTA-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant (RCTA)

Als het systeem tijdens het achteruitrijden mogelijk aanrijdingsrisico met een kruisend voertuig aan de achterkant detecteert, kan de functie Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA) de bestuurder waarschuwen door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen, en zo nodig zelfs het waarschuwen van de bestuurder versterken door kort te remmen.

GUM224935

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant (RCTA) inschakelen/uitschakelen

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk vanaf het middendisplay en klikt u opRijhulp > Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkantom deze functie in of uit te schakelen.

Om te kiezen of u alleen een waarschuwing wilt ontvangen of het systeem ook wilt laten remmen, gaat u naarRijhulp> Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant > Hulpniveau:

  • Waarschuwing: Bij snelheden van 1 tot 15 km/h waarschuwt het systeem de bestuurder met visuele en auditieve signalen als het een potentieel aanrijdingsrisico detecteert met kruisend verkeer aan achterzijde.

  • Waarschuwing + remmen: Bij snelheden van 1 tot 15 km/u geeft het systeem, wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, visuele en auditieve waarschuwingen en kan het indien nodig kort actief remmen, hoewel het niet kan garanderen dat het voertuig volledig tot stilstand komt.

Weergave in het instrumentenpaneel

Als RCTA wordt geactiveerd, verschijnen er rode markeringen in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD).

GUM182913
Opgelet 仪表屏动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿完全依赖仪表屏显示的内容。

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom voor uw omgevingsbewustzijn niet alleen op de weergave van de dynamische omgevingssimulatie.

Als de Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) niet beschikbaar is door een systeemfout, verschijnt er een specifiek pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM252331
Opgelet 后侧来车预警警告
  • RCTA is een veiligheidshulpfunctie die kan helpen bij het voorkomen van aanrijdingen aan achterzijde met kruisend verkeer.

  • Waarschuwing kruisend verkeer achter en Remmen reageert mogelijk niet op alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden. Het is alleen bedoeld als referentie en kan de aandacht en het beoordelingsvermogen van de bestuurder niet vervangen. Vertrouw niet alleen op de RCTA-functie. Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

  • De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor veilig rijden en moet de toepasselijke verkeerswetten en -regels naleven.

Gebruiksvoorwaarden voor de RCTA:

  • De rijsnelheid van een kruisend voertuig aan de achterkant ligt tussen 5 km/u en 60 km/u.

  • De laterale radar achterop de auto werkt normaal en het detectiebereik is onbelemmerd.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Alle portieren zijn gesloten.

  • De schakelhendel van uw auto staat in de R-stand.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen de radardetectiewerking negatief beïnvloeden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Verkeerd geplaatste, beschadigde of geblokkeerde radar, afgedekt met modder, ijs, sneeuw, metalen plaatjes, tape, labels, bladeren, enz.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

RCTA reageert niet op doelen in de dode hoeken van de sensor. Het kan geen zijwaartse voertuigen vóór uw auto detecteren dwars door obstakels of geparkeerde voertuigen heen.

RCTA kan geen kruisend voertuig aan de achterkant detecteren in situaties waaronder, maar niet beperkt tot:
  • Het voertuig is geparkeerd in de binnenste positie.

  • De parkeerplaats ligt onder een hoek.

Sommige van de onderstaande doelen geven mogelijk geen reactie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Motorfietsen, fietsen, driewielers

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

  • Tegemoetkomende voertuigen / voertuigen die in dezelfde richting rijden

  • Stilstaande voorwerpen

De volgende acties van de bestuurder kunnen ertoe leiden dat RCTA geen waarschuwing geeft en remt, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Wanneer de bestuurder al aan het remmen is

  • Wanneer de bestuurder het gaspedaal diep of plotseling intrapt

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het RCTA-systeem. Veel factoren kunnen het RCTA-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Autonome noodstop (AEB)

Als het systeem vaststelt dat een aanrijding met een ander voertuig, voetganger, fietser of motorrijder dreigt, wordt de functie autonome noodstop (AEB) geactiveerd. Er zal een noodstop worden uitgevoerd om het voertuig af te remmen, met als doel de impact van de aanrijding zo klein mogelijk te houden.

GUM225264
  • Voor voertuigen, voetgangers, fietsers of motorrijders die voor u rijden of uw pad kruisen wanneer u vooruit rijdt, werkt AEB bij snelheden tussen ongeveer 4 en 150 km/u.

  • Bij voetgangers achter u, werkt AEB bij snelheden tussen ongeveer 4 en 15 km/u.

Als de AEB wordt geactiveerd, wordt de rijsnelheid verlaagd met maximaal 60 km/u om een mogelijke botsing af te zwakken. Bijvoorbeeld, als de AEB wordt geactiveerd bij 90 km/u, wordt het remmen afgebroken wanneer de snelheid is verlaagd tot 30 km/u.

Net als FCW is AEB niet beperkt tot een specifiek wegtype. De geometrie van de weg evenals externe factoren, zoals het tijdstip van de dag of het weer, kunnen echter van invloed zijn.

Wanneer de AEB wordt geactiveerd, toont de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) een beeldwaarschuwing en worden de remlichten ingeschakeld.

Autonome noodstop inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface voor instellingen en tik op Rijhulp > Autonome noodstop om deze functie in of uit te schakelen.

Weergave in het instrumentenpaneel

Wanneer AEB wordt geactiveerd, wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven in het instrumentenpaneel.

Als AEB door de gebruiker is uitgeschakeld of niet beschikbaar is vanwege een systeemstoring, verschijnt er een specifiek pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM252356

Beoogd gebruik

  • AEB is een veiligheidshulpfunctie die voornamelijk assisteert wanneer de auto vooruit rijdt, door te helpen om aanrijdingen aan voor-, zij- of achterkant te beperken of te voorkomen. Bij achteruitrijden kan het systeem alleen op voetgangers reageren.

  • De prestaties van AEB kunnen worden beïnvloed door bepaalde omstandigheden, die verband houden met alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden. Deze veiligheidsvoorziening voor rijassistentie kan de aandacht en het beoordelingsvermogen van de bestuurder niet vervangen. Vertrouw niet alleen op de AEB-functie, anders kan er persoonlijk letsel of schade aan het voertuig ontstaan. Wanneer gevaar wordt gedetecteerd, wacht dan niet met handelen tot de AEB wordt geactiveerd.

Opgelet 当自动紧急制动关闭后,车辆即使检测到可能的碰撞,也不会执行制动。建议您不要关闭该功能。
  • Als AEB is uitgeschakeld, remt de auto niet zelf, ook niet als een dreigende aanrijding wordt gedetecteerd. Het wordt aanbevolen om de functie niet uit te schakelen.

  • Deze functie wordt automatisch geactiveerd wanneer het systeem van de auto opnieuw wordt gestart.

Werkingsscenario's

De AEB-functie waarschuwt voor een mogelijk aanrijdingsrisico met voertuigen of motorrijders en kan in de volgende situaties remmen:
  • Aanrijding van achteren: Wanneer de gebruiker vooruit rijdt, kan het systeem worden geactiveerd om een aanrijding met een voorliggend voertuig (of motor) te vermijden of te beperken.

  • Keren met tegemoetkomend verkeer: Wanneer de gebruiker over de tegemoetkomende rijstrook draait, kan het systeem in werking treden om de aanrijding met een tegemoetkomend voertuig (of motor) te vermijden of te beperken.

  • Oversteken op kruispunten: Wanneer de gebruiker vooruit rijdt, kan het systeem in werking treden om een aanrijding met een ander voertuig (of motorfiets) dat oversteekt op kruispunten en splitsingen te vermijden of te beperken.

  • Aankomend verkeer: Wanneer de gebruiker vooruit rijdt, kan het systeem worden geactiveerd om een aanrijding met een tegemoetkomend voertuig (of motor) dat op dezelfde rijstrook nadert, te vermijden of te beperken.

De AEB-functie waarschuwt voor een mogelijk aanrijdingsrisico met kwetsbare weggebruikers (voetgangers of fietsers) en kan in de volgende situaties remmen bij snelheden die gebruikelijk zijn in steden:
  • Vooruit rijden richting kwetsbare weggebruiker in lengterichting: Wanneer de gebruiker vooruit rijdt, kan het systeem worden geactiveerd om een aanrijding met een kwetsbare weggebruiker (voetganger of fietser) die in lengterichting op dezelfde rijstrook rijdt, te vermijden of te beperken.

  • Vooruit rijden richting kruisende kwetsbare weggebruiker: Wanneer de gebruiker vooruit rijdt, kan het systeem worden geactiveerd om een aanrijding met een kwetsbare weggebruiker (voetganger of fietser) die oversteekt te vermijden of te beperken.

  • Draaien richting kwetsbare weggebruikers: Wanneer de gebruiker draait, kan het systeem worden geactiveerd om een aanrijding met een kwetsbare weggebruiker (voetganger of fietser) die oversteekt te vermijden of te beperken.

  • Achteruit rijden richting overstekende voetganger: Wanneer de gebruiker achteruit rijdt met een snelheid tussen 4 en 15 km/u, kan het systeem in werking treden om een aanrijding met een voetganger die vanaf achter oversteekt te vermijden of te beperken.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Zodra AEB is gedeactiveerd, zal de functie de status aangeven, maar geen waarschuwingen voor mogelijke aanrijdingen en ook niet remmen. Aanbevolen wordt om de AEB-functie niet uit te schakelen. AEB wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer het systeem van de auto weer wordt gestart.

AEB kan valse activeringen of vertraagde reacties vertonen in bepaalde omstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Stilstaande of langzame voorliggers die met hoge snelheid worden genaderd

  • Tegemoetkomende weggebruikers met een zeer hoge snelheid

  • Weggebruikers die plotseling direct voor u invoegen of sterk vertragen

  • Voertuigen/motorfietsen/fietsen met een ongebruikelijk ontwerp

  • Gedeeltelijk bedekte voetgangers of fietsen

  • Voetgangers met onvoldoende lengte

Bepaalde situaties kunnen leiden tot verminderde sensorprestaties en de AEB-functie beperken of belemmeren, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Sensorpositie wordt beïnvloed; ze zijn afgedekt of geblokkeerd

  • Veranderingen in omgevingstemperatuur of helderheid, zoals bij tunnelingangen, -uitgangen of direct licht

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

AEB werkt in bepaalde situaties mogelijk niet optimaal als het doelwit zich niet recht voor de auto bevindt, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Doel onjuist geselecteerd of gemist wanneer het voertuig in een bocht rijdt

  • Het doel kan verloren gaan of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt

  • Wanneer een voertuig uit de naastgelegen rijstrook u afsnijdt en gedeeltelijk voor uw auto gaat rijden (vooral grote voertuigen zoals bussen en vrachtwagens)

  • Tijdens situaties van plotseling in- of uitvoegen door de bestuurder of door andere voertuigen die voor u rijden

AEB werkt mogelijk niet optimaal als gevolg van bijzondere of gecompliceerde wegomstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg

  • Complexe en diverse verkeersomstandigheden, zoals drukke kruispunten, snelwegen en wegen met filevorming

  • Slingerende wegen of scherpe bochten

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag

  • Hobbelige wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, scooters of dieren

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera en een verkeerde werking van de AEB. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

De AEB reageert alleen op voertuigen die in dezelfde richting rijden en die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:
  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières (verkeerskegels, enz.)

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

De volgende acties van de bestuurder kunnen ertoe leiden dat AEB geen waarschuwing geeft, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Wanneer de bestuurder al aan het remmen is

  • Wanneer de bestuurder het gaspedaal diep of plotseling intrapt

  • Wanneer de bestuurder een plotselinge stuurbeweging maakt

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het AEB-systeem. Veel factoren kunnen het AEB-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing rijstrookbewaking (LDW)

De rijstrookbewaking (LDW) helpt het risico te verkleinen dat u onbedoeld van uw rijstrook afwijkt, door visuele en auditieve waarschuwingen en stuurwieltrillingen te genereren wanneer uw auto de niet-autonome neiging heeft om naar een naastgelegen rijstrook af te wijken of op het punt staat om rijstrookmarkeringen te overschrijden.

GUM250233

Rijstrookbewaking inschakelen/uitschakelen

Ga naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk vanaf het middendisplay, klik opRijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent > Assistentieniveau: Waarschuwingom deze functie in of uit te schakelen.

Eenmaal ingeschakeld, kunt u de waarschuwingsmethoden en de gevoeligheid instellen:

  • Klik opRijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent > Type waarschuwing om het waarschuwingstype voor deze functie in te stellen. Er zijn drie mogelijke combinaties van LDW-waarschuwingstypes: visueel + audio, visueel + trilling, visueel + audio + trilling.

  • Klik opRijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent > Gevoeligheid om de gevoeligheid van het waarschuwingstijdstip voor deze functie in te stellen. Er zijn drie mogelijke niveaus van LDW-gevoeligheid: laag, gemiddeld, hoog.

Stel de waarschuwingsmethoden en gevoeligheid zorgvuldig in zodat ze overeenkomen met uw rijgewoonten.

LDW wordt automatisch opnieuw geactiveerd wanneer de auto weer wordt gestart.

Weergave in het instrumentenpaneel

De status van LDW wordt aangegeven door het LDW-statuspictogram ① dat linksonder op het scherm wordt weergegeven, en door het markeren van de rijstrookmarkeringen ② in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD).

GUM252337
LDW Actief:
  • Het LDW-statuspictogram is volledig wit voor Donkere modus/Automatische modus 's nachts (zwart voor Automatische modus overdag).

  • Gedetecteerde aangrenzende rijstrookmarkeringen zijn wit in de ESD voor Donkere modus/Automatische modus 's nachts (zwart voor Automatische modus overdag).

GUM252340
LDW Stand-by (ingeschakeld, maar nog niet actief):
  • Het LDW-statuspictogram is grijs voor zowel Donkere modus als Automatische modus.

  • Aangrenzende rijstrookmarkeringen zijn grijs in de ESD voor zowel Donkere modus als Automatische modus.

GUM252341
LDW-waarschuwing:
  • Bij het LDW-statuspictogram is de bijbehorende kantstreep rood gemarkeerd om de veroorzakende rijstrookmarkering aan te geven.

  • De veroorzakende rijstrookmarkering is rood gemarkeerd in de ESD.

GUM252344
LDW is Uitgeschakeld:
  • Als de LDW door de gebruiker is uitgeschakeld, verschijnt er een specifiek geel pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

    GUM252351
  • Als de LDW niet beschikbaar is door een systeemfout, verschijnt er een specifiek rood pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

    GUM252352
Opgelet 仪表屏显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿完全依赖于仪表屏的显示内容。

Het instrumentenpaneel dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom niet uitsluitend op het display.

Beoogd gebruik
  • LDW is een veiligheidshulpfunctie die de bestuurder kan waarschuwen voor het mogelijk verlaten van de rijstrook. Het systeem kan ook een passende visuele, geluids- en trilwaarschuwing geven om de bestuurder te waarschuwen als het voertuig te dicht bij de rijstrookmarkeringen (doorgetrokken of onderbroken streep) rijdt.

  • LDW reageert mogelijk niet op alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden. Het is alleen bedoeld als referentie en kan de aandacht en het beoordelingsvermogen van de bestuurder niet vervangen. Vertrouw niet alleen op de LDW-functie. Activeer om veiligheidsredenen de LDW nooit opzettelijk of actief om de functie te testen. Als er een gevaarlijke situatie wordt waargenomen, wacht dan niet met handelen totdat LDW ingrijpt.

  • Deze functie wordt ingeschakeld wanneer het systeem van de auto opnieuw wordt gestart.

  • De rijstrookbewaking geeft geen waarschuwingen en grijpt niet in wanneer de richtingaanwijzer is geactiveerd en de auto opzettelijk naar de betreffende kant afwijkt.

Gebruiksvoorwaarden van de LDW:

  • De rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u.

  • De auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • De auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant.

  • HD-camera's werken normaal en bieden helder zicht.

  • Geen onderdelen van het LDW-systeem zijn defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op zijn stoel en de veiligheidsgordel is vastgemaakt.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • De auto staat in versnellingsstand D

    • Antiblokkeerremsysteem, tractiecontrolesysteem en stabiliteitscontrolesysteem zijn niet geactiveerd.

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet handmatig uitgeschakeld.

Opgelet 请您务必审慎设置提醒方式与灵敏度,确保该等设置符合您的驾驶习惯。 当转向灯打开,爱车向相应一侧偏离时,车道偏离预警系统不会提醒或控制。
  • Stel de waarschuwingstypen en gevoeligheid zorgvuldig in zodat ze overeenkomen met uw rijgewoonten.

  • Inschakeling van LDWA op het middendisplay betekent niet dat de functie geactiveerd is. De functionaliteit wordt alleen automatisch geactiveerd als aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan.

  • Wanneer de LDWA-functie is uitgeschakeld, biedt de auto geen hulp bij het aanhouden van de rijstrook en geeft hij geen waarschuwingen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook. De Rijstrookassistent voor noodgevallen is ook uitgeschakeld.

  • Wanneer de LDWA-functie de besturing actief regelt, zal het stuurwiel overeenkomstig draaien. U kunt de controle over de auto overnemen door handmatig aan het stuurwiel te draaien.

  • De LDWA geeft geen waarschuwingen en grijpt niet in wanneer de richtingaanwijzer is geactiveerd en de auto opzettelijk naar de desbetreffende kant afwijkt.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

LDW kan alleen via waarschuwingen enige assistentie bieden, maar kan de rijsnelheid niet regelen en het voertuig niet besturen.

De rijstrookbewaking detecteert mogelijk geen wegranden, dus het is belangrijk om voorzichtig te rijden en altijd binnen de rijstrook te blijven.

De volgende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de LDW niet werkt zoals bedoeld of automatisch wordt geannuleerd wanneer het voertuig afwijkt richting rijstrookmarkeringen. Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Onduidelijke, versleten, ontbrekende, overlappende of speciale rijstrookmarkeringen, zoals bij wegwerkzaamheden

  • Complexe rijstrookmarkeringen en verkeersomstandigheden, zoals drukke kruispunten, op- en afritten van snelwegen en overvolle wegen

  • Rijstrookmarkeringen die worden verborgen door schaduwen van andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen, of in- en uitgangen van tunnels

  • Rijstrookmarkeringen kunnen onjuist worden geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts

  • De aanwezigheid van obstakels zoals afrasteringen, vangrails, verkeerskegels of palen langs de weg kan verhinderen dat de LDW reageert

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal

  • Wegen zonder middenstreep

  • Bij het rijden in scherpe bochten, op hellingen omhoog of omlaag, op een hobbelige ondergrond, op plekken die onder water staan, kronkelwegen, of op met ijs of sneeuw bedekte wegen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het LDW-systeem en zelfs tot automatische uitschakeling door een camerafout. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het LDW-systeem. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Rijstrookassistent (LKA)

Wanneer uw auto een aangrenzende rijstrook nadert of uit de huidige rijstrook begint af te wijken, zal de rijstrookassistent (LKA) een enkele stuurinterventie uitvoeren om de bestuurder tijdelijk te helpen, door de rijrichting van de auto terug naar de rijstrook te brengen en de bestuurder visueel en auditief te waarschuwen.

GUM225855
Samen met de korte stuurcorrectie heeft LKA twee waarschuwingsniveaus:
  • Eerste waarschuwingsniveau: bestaat uit een korte akoestische waarschuwing en gele markeringen in het instrumentenpaneel

  • Tweede waarschuwingsniveau: bestaat uit een luidere akoestische waarschuwing en rode markeringen in het instrumentenpaneel

Het LKA-systeem omvat:

  • Waarschuwing: Wanneer het voertuig onbedoeld naar een andere rijstrook afwijkt of een rijstrookmarkering dreigt te overschrijden, geeft LKA passende visuele en auditieve waarschuwingen en trilt het stuurwiel

  • Waarschuwing en stuurcorrectie: Wanneer het rijdende voertuig de neiging heeft om naar een aangrenzende rijstrook af te wijken of op het punt staat om rijstrookmarkeringen te overschrijden, voert de LKA een lichte stuurcorrectie op het stuurwiel uit om de kans op rijstrookafwijking te verkleinen. Als de auto te veel afwijkt van de rijstrook, kan de LKA passende visuele en auditieve waarschuwingen geven

Rijstrookassistent (LKA) inschakelen/uitschakelen

Ga naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk vanaf het middendisplay, klik opRijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent > Assistentieniveau: Waarschuwing en Rijstrookcorrectieom deze functie in of uit te schakelen. Indien ingeschakeld, kunt u de gevoeligheid aanpassen.

Ga naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk onder het centrale bedieningsscherm en klik opRijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent > Gevoeligheid om de gevoeligheid van het waarschuwingstijdstip voor deze functie in te stellen. Er zijn drie mogelijke niveaus van LKA-gevoeligheid: laag, gemiddeld, hoog.

Opgelet 请您务必审慎设置提醒方式与灵敏度,确保该等设置符合您的驾驶习惯。

Stel de waarschuwingsmethoden en gevoeligheid zorgvuldig in zodat ze overeenkomen met uw rijgewoonten.

Als LKA door de gebruiker is uitgeschakeld, wordt LDW automatisch geactiveerd wanneer het voertuig opnieuw wordt gestart.

Weergave in het instrumentenpaneel

De status van LKA wordt aangegeven door het LKA-statuspictogram ① dat linksonder op het scherm wordt weergegeven, en door het markeren van de rijstrookmarkeringen ② in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD).

GUM252337
LKA Actief:
  • Het LKA-statuspictogram is volledig wit voor Donkere modus/Automatische modus 's nachts (zwart voor Automatische modus overdag).

  • Gedetecteerde aangrenzende rijstrookmarkeringen zijn wit in de ESD voor Donkere modus/Automatische modus 's nachts (zwart voor Automatische modus overdag)

GUM252340
LKA Stand-by (ingeschakeld, maar nog niet actief):
  • LKA-statuspictogram is grijs voor zowel Donkere modus als Automatische modus.

  • Aangrenzende rijstrookmarkeringen zijn grijs in de ESD voor zowel Donkere modus als Automatische modus.

GUM252341
LKA-waarschuwing eerste niveau:
  • In het LKA-statuspictogram is de bijbehorende kantstreep geel gemarkeerd om de veroorzakende rijstrookmarkering aan te geven.

  • De veroorzakende rijstrookmarkering is geel gemarkeerd in de ESD.

GUM252359
LKA-waarschuwing tweede niveau:
  • In het LKA-statuspictogram is de bijbehorende kantstreep rood gemarkeerd om de veroorzakende rijstrookmarkering aan te geven.

  • De veroorzakende rijstrookmarkering is rood gemarkeerd in de ESD.

GUM252360
LKA is Uitgeschakeld:
  • Als de LKA door de gebruiker is uitgeschakeld, verschijnt er een specifiek geel pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

    GUM252351
  • Als de LKA niet beschikbaar is door een systeemfout, verschijnt er een specifiek rood pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

    GUM252352
Opgelet 仪表屏动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿完全依赖仪表屏显示的内容。

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom voor uw omgevingsbewustzijn niet alleen op de weergave van de dynamische omgevingssimulatie.

Beoogd gebruik
  • LKA is een veiligheidshulpfunctie en kan helpen voorkomen dat de rijstrook wordt verlaten wanneer de auto uit de rijstrook dreigt te raken in de richting van een doorgetrokken of onderbroken streep, door passende visuele en akoestische waarschuwingen te geven in combinatie met een stuurcorrectie om de auto terug naar de rijstrook te leiden.

  • LKA reageert mogelijk niet op alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden. Deze veiligheidsvoorziening voor rijassistentie kan de aandacht en het beoordelingsvermogen van de bestuurder niet vervangen. Vertrouw niet alleen op de LKA-functie. Activeer om veiligheidsredenen de LKA nooit opzettelijk of actief om de functie te testen. Als er een gevaarlijke situatie wordt waargenomen, wacht dan niet met handelen totdat LKA ingrijpt.

Werkingsvoorwaarden voor LKA:

  • De rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u.

  • De auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • De auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant.

  • HD-camera werkt normaal en biedt helder zicht.

  • Geen onderdelen van het LKA-systeem zijn defect.

  • De auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:
    • De bestuurder zit op zijn stoel en de veiligheidsgordel is vastgemaakt.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • De auto staat in versnellingsstand D

    • Antiblokkeerremsysteem, tractiecontrolesysteem en stabiliteitscontrolesysteem zijn niet geactiveerd.

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet handmatig uitgeschakeld.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De LKA kan slechts enige hulp bij het sturen bieden en kan niet de rijsnelheid regelen.

De LKA is niet bedoeld om de rijrichting van de auto continu te regelen, d.w.z. het systeem is niet in staat om de auto in het midden van de rijstrook te houden.

De LKA heeft een beperkte stuurkracht en kan slechts lichte hulp bij het sturen bieden om te voorkomen dat de auto volledig uit de rijstrook rijdt. U kunt daarom voor wat betreft het sturen niet op de LKA vertrouwen, en moet altijd voorbereid zijn om uw stuurinspanning te vergroten, met name in bochten.

Neem onmiddellijk het stuurwiel over als u wilt afslaan of omkeren, of over bochtige of kronkelende wegen rijdt.

De rijstrookassistent waarschuwt of reageert niet wanneer de richtingaanwijzers ingeschakeld zijn en de auto naar de betreffende kant afwijkt.

Wanneer u de rijstrookassistent gebruikt, dient u voorbereid te zijn om uw auto over te nemen als u het omringende verkeer, de wegomstandigheden of de auto ongeschikt vindt voor het gebruik ervan, of als er andere onveilige factoren zijn.

Onder de volgende omstandigheden kan de auto richting rijstrookmarkeringen afwijken en werkt de LKA mogelijk niet zoals bedoeld of wordt deze automatisch geannuleerd. Neem dus tijdig de controle over de rijrichting van de auto over. Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Onduidelijke, versleten, ontbrekende, overlappende of speciale rijstrookmarkeringen, zoals bij wegwerkzaamheden

  • Complexe rijstrookmarkeringen en verkeersomstandigheden, zoals drukke kruispunten, op- en afritten van snelwegen en overvolle wegen

  • Rijstrookmarkeringen die worden verborgen door schaduwen van andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen, of in- en uitgangen van tunnels

  • Rijstrookmarkeringen kunnen onjuist worden geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts

  • De aanwezigheid van obstakels zoals afrasteringen, vangrails, verkeerskegels of palen langs de weg kunnen verhinderen dat de LKA reageert

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal

  • Wegen zonder middenstreep

  • Bij het rijden in scherpe bochten, op hellingen omhoog of omlaag, op een hobbelige ondergrond, op plekken die onder water staan, kronkelwegen, of op met ijs of sneeuw bedekte wegen

Sommige situaties kunnen leiden tot een verkeerde werking van het LKA-systeem en zelfs tot automatische uitschakeling door een camerafout. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • De stand van de camera's is veranderd

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij tunnelingangen en -uitgangen, of fel licht storen het zicht van de camera

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Rijden op natte wegen

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het LKA-systeem. Veel factoren kunnen het LKA-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK)

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) kan een enkelvoudige stuurcorrectie uitvoeren om de bestuurder te helpen de positie van de auto te corrigeren om te voorkomen dat hij van zijn rijstrook of weg afwijkt of wanneer er een aanrijding dreigt met andere weggebruikers op een aangrenzende rijstrook. Als de rijsnelheid tussen 50 tot 130 km/u ligt, kan de ELK worden geactiveerd in de volgende vier noodsituaties:

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uitgeschakeld staat, wijkt uw auto onbedoeld af van zijn rijstrook richting wegrand

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uitgeschakeld staat en de rijstrookmarkering een doorgetrokken streep is, wijkt uw auto onbedoeld af van zijn rijstrook naar de kant van de doorgetrokken streep

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uitgeschakeld staat en er tegemoetkomend verkeer op een aangrenzende rijstrook is, wijkt uw auto onbedoeld af van zijn rijstrook naar de aangrenzende rijstrook waar een tegemoetkomend voertuig/motor zich bevindt

  • Terwijl er een voertuig/motor snel van achteren nadert op een aangrenzende rijstrook, wijkt uw auto onbedoeld af of gaat het van rijstrook wisselen naar de aangrenzende rijstrook waar de andere weggebruiker zich bevindt

GUM225368

Rijstrookassistent voor noodgevallen inschakelen/uitschakelen

GUM225411

Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het centrale bedieningsscherm en tik opRijhulp > Rijstrookassistent voor noodgevallenom deze functie in of uit te schakelen.

Weergave in het instrumentenpaneel

De status van ELK wordt aangegeven door het ELK-statuspictogram (1) dat linksonder op het scherm wordt weergegeven, en door het markeren van de rijstrookmarkeringen (2) in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD).

GUM246009
  • ELK Actief:

    (1) ELK-statuspictogram is volledig wit voor Donkere modus/Automatische Modus 's nachts (zwart voor Automatische modus overdag)

    (2) Gedetecteerde aangrenzende rijstrookmarkeringen zijn wit in de ESD voor Donkere modus/Automatische modus 's nachts (zwart voor Automatische modus overdag)

GUM246010
  • ELK enkelvoudige activering voor situaties met wegrand of doorgetrokken streep - niveau 1:

Tijdens activering van de ELK bij situaties met wegrand of doorgetrokken streep, wordt de overeenkomstige rijstrookmarkering geel weergegeven op het instrumentenpaneel, zowel in het statuspictogram als in de ESD:

(1) In het ELK-statuspictogram is de bijbehorende kantstreep geel gemarkeerd om de veroorzakende rijstrookmarkering aan te geven

(2) De veroorzakende rijstrookmarkering is geel gemarkeerd in de ESD

GUM246011
  • ELK achtereenvolgende activering voor situaties met enkelvoudige wegrand of doorgetrokken streep - niveau 2:

Als het voertuig de rand van de weg of een doorgetrokken streep in korte tijd herhaaldelijk nadert, wordt de overeenkomstige rijstrookmarkering in rood weergegeven op het instrumentenpaneel, zowel in het statuspictogram als in de ESD:

(1) In het ELK-statuspictogram is de bijbehorende kantstreep rood gemarkeerd om de veroorzakende rijstrookmarkering aan te geven

(2) De veroorzakende rijstrookmarkering is rood gemarkeerd in de ESD

GUM246012
  • ELK-activering in situaties met tegemoetkomend verkeer en inhalen:

Tijdens activering van de ELK in situaties met tegemoetkomend verkeer en inhalen, wordt de overeenkomstige rijstrookmarkering in rood weergegeven op het instrumentenpaneel.

(1) In het ELK-statuspictogram is de bijbehorende kantstreep rood gemarkeerd om de veroorzakende rijstrookmarkering aan te geven

(2) De veroorzakende rijstrookmarkering is rood gemarkeerd in de ESD

GUM246013
  • ELK is Uitgeschakeld:

(1) Het ELK-statuspictogram wordt niet weergegeven

Als ELK door de gebruiker is uitgeschakeld, verschijnt er een specifiek geel pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM246014

Als ELK niet beschikbaar is of als er een systeemstoring is, verschijnt er een specifiek rood pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM246015

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Beoogd gebruik

ELK is een veiligheidshulpfunctie en kan helpen voorkomen dat de auto van zijn rijstrook afwijkt of andere weggebruikers zijdelings aanrijdt. Het systeem kan ook een visuele en akoestische waarschuwing geven om de bestuurder te waarschuwen als het voertuig te dicht bij de rijstrookmarkering, de rand van de weg of nabijzijnde weggebruikers rijdt.

ELK reageert mogelijk niet op alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden. Het is een rijhulpfunctie, dus oplettendheid en veiligheid tijdens het rijden blijven te allen tijde de verantwoordelijkheid van de bestuurder. Als er een gevaarlijke situatie wordt waargenomen, wacht dan niet met handelen totdat ELK ingrijpt.

Werkingsvoorwaarden

Gebruiksvoorwaarden voor rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK):

  • De rijsnelheid ligt tussen 50 en 130 km/u

  • De auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen

  • De auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen

  • Sensoren zijn niet geblokkeerd of afgedekt, systeem werkt normaal

Werkingsscenario's

  1. ELK in geval van afwijken richting de wegrand: Als aan de werkingsvoorwaarden ervan wordt voldaan, kan de ELK een bepaalde mate van stuurcorrectie bieden als uw auto afwijkt van zijn rijstrook richting wegrand terwijl de richtingaanwijzer is uitgeschakeld.

  2. ELK bij afwijking richting doorgetrokken streep:Als aan de werkingsvoorwaarden ervan wordt voldaan, kan de ELK een bepaalde mate van stuurcorrectie bieden als uw auto onbedoeld afwijkt van zijn rijstrook richting doorgetrokken streep terwijl de richtingaanwijzer is uitgeschakeld.

  3. ELK bij tegemoetkomend verkeer:Wanneer aan de werkingsvoorwaarden is voldaan, kan ELK een bepaalde mate van stuurcorrectie bieden als uw voertuig onbedoeld van zijn rijstrook afwijkt richting aangrenzende rijstrook met tegemoetkomend voertuig/motor. Voor activering van ELK door het systeem moet de richtingaanwijzer uitgeschakeld en de rijstrookmarkering duidelijk zijn.

  4. ELK bij inhalend verkeer:Wanneer aan de werkingsvoorwaarden ervan is voldaan, kan ELK een bepaalde mate van stuurcorrectie bieden als uw voertuig van zijn rijstrook afwijkt of actief naar de naastgelegen rijstrook wisselt wanneer er een andere weggebruiker van achteren nadert en de rijstrookmarkeringen duidelijk zijn.

Opgelet ELK can be activated automatically in emergency situations when operating requirements are met. ELK only provides a limited single steering intervention and is not intended to maintain vehicle in the center of the lane.

ELK kan in noodsituaties automatisch worden geactiveerd als aan de werkingsvereisten wordt voldaan. ELK biedt slechts een beperkte enkelvoudige stuurinterventie en is niet bedoeld om de auto in het midden van de rijstrook te houden.

Tijdens een ELK-interventie kan de bestuurder de assistentie opheffen door handmatig aan het stuurwiel te draaien.

Deactivering van de ELK-functie is niet raadzaam.

ELK kan onbedoelde activeringen of vertraagde reacties vertonen in bepaalde omstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • Sensorpositie wordt beïnvloed; ze zijn afgedekt of geblokkeerd

  • De kwaliteit van weg- en rijstrookmarkeringen en/of de zichtbaarheid is slecht

  • Veranderingen in omgevingstemperatuur of helderheid, zoals bij tunnelingangen, -uitgangen of direct licht

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Grote objecten langs de weg, zoals metalen hekken, betonnen muren en andere soortgelijke objecten

Bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ELK-systeem. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Dodehoekdetectie (BSD)

Dodehoekdetectie (BSD) is een waarschuwingssysteem dat is ontworpen om uw veiligheid bij het wisselen van rijstrook te verbeteren door waarschuwingen te geven als andere weggebruikers in uw dode hoek worden gedetecteerd. Deze functie is alleen actief wanneer uw auto de snelheid van 15 km/u overschrijdt en vooruit rijdt. BSD kan voertuigen in aangrenzende rijstroken detecteren en een gebied tot 70 meter achter uw auto bewaken.

GUM224958

Dodehoekdetectie in-/uitschakelen

Om de dodehoekdetectie in of uit te schakelen, gaat u naar de interface voor instellingen in de bedieningsbalk vanaf het middendisplay, en tikt u opRijhulp > Dodehoekdetectie. U kunt ook uw waarschuwingstype aanpassen.

Dodehoekdetectie in-/uitschakelen

Na het inschakelen van BSD (dodehoekdetectie) op de instellingenpagina is er geen verdere actie van de bestuurder vereist. BSD wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto sneller rijdt dan 15 km/u.

BSD werkt niet wanneer de auto in achteruitrijstand (R) staat.

Soorten dodehoekdetectie en Weergave

Wanneer een voertuig in de dode hoek van de bestuurder wordt gedetecteerd of snel van achteren nadert, verschijnt er een markering in de zijspiegels. Als u de richtingaanwijzer voor die kant activeert, en afhankelijk van het geselecteerde waarschuwingstype, geeft het systeem de volgende waarschuwingen om te voorkomen dat u van rijstrook wisselt:

  • Visueel: Knipperend waarschuwingslampje in de zijspiegelGUM252364;

  • Visueel + Auditief: Er klinkt een geluidsalarm dat vergezeld gaat van het knipperende waarschuwingslampje in de zijspiegel.

  • Visueel + Trillen: Het stuur trilt, in combinatie met het knipperende waarschuwingslampje in de zijspiegel.

  • Visueel + Auditief + Trillen: Een geluidswaarschuwing, trilling op het stuurwiel en knipperend waarschuwingslampje in de zijspiegel worden allemaal tegelijk geactiveerd.

Weergave in het instrumentenpaneel

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) markeert ook vanuit welke richting het gedetecteerde voertuig nadert:

GUM182950

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom niet alleen op de ESD voor uw omgevingsbewustzijn.

Let op

In situaties met veel omgevingsgeluid, zoals wanneer het geluidssysteem in de auto te hard staat of er lawaai is buiten de auto, kan het waarschuwingsgeluid onhoorbaar zijn.

Bij rijden op wegen met scherpe bochten, brede rijstroken of een oneffen wegdek, kan de dodehoekdetectie u mogelijk niet waarschuwen voor voertuigen in aangrenzende rijstroken.

De dodehoekdetectie kan foutieve waarschuwingen geven in de volgende situaties:
  • Rijden dicht langs vangrails of hekwerken.

  • Rijden op of onder bruggen of tunnels.

  • Rijden langs struiken, bomen, enz.

  • Rijden op stadswegen of kruispunten met meerdere rijstroken.

  • De radars zijn achter de bumpers geïnstalleerd. Het is belangrijk om de bumpers schoon te houden en vrij van modder, ijs, metalen plaatjes, stickers, labels en vuil. Als u dit nalaat, dan kan dat de werking van de radar nadelig beïnvloeden.

  • Als deze functie niet naar behoren werkt als gevolg van een aanrijding, krassen, defecte radar of storing, neemt u zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Neem onmiddellijk contact op met NIO als de radar gedurende langere tijd defect is en er geen storingsgerelateerde waarschuwingen worden ontvangen.

  • Deze functie detecteert en waarschuwt u alleen voor voertuigen en grote motorfietsen of objecten. Er kunnen vertragingen of lacunes zijn, of zelfs gemiste detecties of waarschuwingen bij objecten zoals voetgangers of fietsen.

  • Deze functie waarschuwt u niet voor stilstaande objecten. Bepaalde metalen hekken, middenbermen of betonnen muren kunnen valse waarschuwingen veroorzaken.

  • Hevige regenval, sneeuw, mist en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren. Rijd voorzichtig en let goed op uw omgeving.

  • Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

  • De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor het veilig rijden en het naleven van de toepasselijke wetten en regels voor verkeersveiligheid.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het BSD-systeem. Veel factoren kunnen het BSD-systeem verstoren. Om ongevallen te voorkomen, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de omstandigheden van het verkeer, van de weg en van de auto. Rijd voorzichtig.

Dodehoekbeeld weergeven

Als u de linker of rechter richtingaanwijzer activeert, verschijnt er een cameraweergave op het middendisplay met informatie van de overeenkomstige camera's met surroundweergave aan beide zijden van het voertuig. Deze functie verbetert de zichtbaarheid van dode hoeken en kan potentiële gevaren tijdens het rijden helpen verminderen.

Wanneer de functie Dodehoekdetectie is ingeschakeld, worden aanvullende visuele waarschuwingen weergegeven in de dodehoek-cameraweergave.

GUM252367

Weergave dodehoekcamera in-/uitschakelen

Om de dodehoek-cameraweergave in of uit te schakelen, gaat u naar de interface voor instellingen onder in het middendisplay en tikt u op Rijhulp > Dodehoek-cameraweergave.

Dodehoek-cameraweergave activeren

Om Dodehoek-cameraweergave te activeren, dient u ervoor te zorgen dat deze is ingeschakeld op de instellingenpagina. Beweeg vervolgens de richtingaanwijzerhendel eenvoudigweg in de richting waarin u wilt wisselen.

Wanneer de functie Dodehoekdetectie is ingeschakeld, wordt hetzelfde waarschuwingslampje dat in de zijspiegels verschijnt, weergegeven in de dodehoek-cameraweergave.

Dodehoek-cameraweergave deactiveren

De dodehoek-cameraweergave wordt automatisch afgesloten zodra de richtingaanwijzer is uitgeschakeld.

Handmatig deactiveren is mogelijk door te tikken op de knop "Sluiten" linksboven in de dodehoek-cameraweergave.

Opgelet Even with Blind Spot Camera View, it is essential to drive with caution and to utilize both the rearview and side mirrors effectively.

Zelfs met dodehoek-cameraweergave is het essentieel om voorzichtig te rijden en zowel de achteruitkijkspiegel als de zijspiegels doelmatig te gebruiken.

Afgeraden wordt om deze functie te gebruiken onder extreme weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist of nevel) omdat hierdoor de camera's afgedekt kunnen raken en het zicht geblokkeerd kan zijn.

Waarschuwing portier open (DOW)

Wanneer u het portier van de auto opent, activeert het Waarschuwingssysteem portier open visuele en hoorbare waarschuwingen als er voertuigen, fietsers of voetgangers van achteren naderen die een aanrijdingsrisico kunnen vormen. Deze functie is alleen beschikbaar als de auto in rijstand (D) of achteruitrijstand (P) staat.

GUM224925

Waarschuwing portier open inschakelen/uitschakelen

Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het centrale bedieningsscherm en tik opRijhulp > Waarschuwing portier openom deze functie in of uit te schakelen.

Zodra DOW is gedeactiveerd, geeft het voertuig geen waarschuwingen meer voor doelen die snel van achteren naderen. De functie wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer het systeem van de auto weer wordt gestart.

Weergave DOW

Wanneer de functie Waarschuwing portier openen is geactiveerd, waarschuwt het systeem de bestuurder en passagiers om voorzichtig te zijn bij het openen van de portieren, en wel op de volgende manieren:
  • De sfeerverlichting wordt rood

  • Er verschijnt een pictogram in de zijspiegel

  • Er klinkt een waarschuwingsalarm

  • Er wordt een waarschuwingsbericht in het instrumentenpaneel weergegeven

De Dynamische omgevingssimulatie en weergave toont een visuele waarschuwing wanneer DOW wordt geactiveerd. De ESD dient alleen ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven.

Beoogd gebruik

DOW is een veiligheidshulpfunctie die kan helpen portierbotsingen te voorkomen met doelen die snel van achteren naderen. Het is operationeel voor voertuigportieren. Nadat de Waarschuwing portier open is ontvangen, moeten bestuurder en passagiers het portier even niet openen of controleren of het veilig is het portier te openen.

DOW kan niet in alle situaties correct waarschuwen en kan actieve observatie door bestuurder en passagiers en de functie van achteruitkijkspiegel en zijspiegels niet vervangen. Vertrouw niet alleen op de DOW-functie en houd bij het openen van de portieren rekening met de omgeving buiten het voertuig. Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

Let op

Sommige situaties kunnen leiden tot een radardetectiestoring en de werking van DOW beïnvloeden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, afgedekt met modder, ijs, sneeuw, metalen plaatjes, tape, labels, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een aanrijding, kras, enz.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

De hoorbare waarschuwing wordt mogelijk niet gehoord als het omgevingsgeluid te hard is. In een lichte omgeving, zoals overdag, is de waarschuwing van de rode omgevingsverlichting misschien niet gemakkelijk waarneembaar.

Bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de juiste werking van het DOW-systeem. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Geavanceerd bestuurdersbewakingssysteem (ADMS)

Het geavanceerde bestuurderbewakingssysteem (ADMS) is ontworpen om de rijveiligheid te verbeteren door de alertheid en vermoeidheid van de bestuurder te controleren terwijl het voertuig in beweging is, met behulp van een camera in het voertuig die op de stuurkolom is geplaatst.

GUM190821

WanneerWaarschuwing slaperigheid en/ofWaarschuwing afleiding zijn ingeschakeld in de instellingen en er aan bepaalde werkingsvoorwaarden wordt voldaan, detecteert het systeem tekenen van slaperigheid of afleiding bij de bestuurder en geeft het waarschuwingen van verschillende niveaus, waaronder tonen, waarschuwingsberichten op het instrumentenpaneel en NOMI-berichten (indien ingeschakeld).

Om uw veiligheid te garanderen, worden zowel Waarschuwing slaperigheid alsWaarschuwing afleiding automatisch geactiveerd wanneer Rijhulp is ingeschakeld in modus Adaptieve cruisecontrol (ACC) of Pilot Assist. De functies worden ook automatisch geactiveerd wanneer het voertuig opnieuw wordt gestart.

Waarschuwing bij slaperigheid in-/uitschakelen

Ga naar de interface voor instellingen in de bedieningsbalk vanaf het centrale bedieningsscherm, tik op Rijhulp > Waarschuwing slaperigheid en schakel deze functie in of uit. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de toestand van de bestuurder bewaakt wanneer de rijsnelheid hoger is dan circa 20 km/u.

GUM190822

Ga naar de interface voor instellingen in de bedieningsbalk vanaf het centrale bedieningsscherm, tik op Rijhulp > Waarschuwing bij slaperigheid en schakel deze functie in of uit. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de toestand van de bestuurder bewaakt wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u.

GUM190823

Weergave in het instrumentenpaneel

  • Waarschuwingsniveau 1 (met de functie Waarschuwing voor afleiding als voorbeeld)

    GUM233235
  • Waarschuwingsniveau 2 (met de functie Waarschuwing voor afleiding als voorbeeld)

    GUM233237
  • Wanneer de ADMS-camera is afgedekt of de gelaatstrekken van de bestuurder niet kan waarnemen, wordt rechts op het instrumentenpaneel een geel pictogram weergegeven. De Waarschuwing bij slaperigheid en Waarschuwing bij afleiding zijn in dit geval beperkt. Na het aanpassen van het stuurwiel of de stoelpositie moet het ADMS kort opnieuw worden gekalibreerd, waarbij mogelijk het pictogram wordt weergegeven. Als het pictogram na enkele minuten blijft branden, reinig dan de camera, pas uw rijpositie aan of neem contact op met het NIO Service Center voor assistentie.

    GUM233240
  • In geval van een ADMS-storing wordt een specifiek rood pictogram weergegeven aan de rechterkant van het instrumentenpaneel om aan te geven dat Waarschuwing bij slaperigheid en Waarschuwing bij afleiding niet beschikbaar zijn. Neem direct contact op met het NIO Service Center.

    GUM233238

Beoogd gebruik

Het geavanceerde bestuurderbewakingssysteem (ADMS) is ontworpen om veilig rijden te bevorderen door bewaking van de alertheid van de bestuurder. Het systeem wordt niet voor andere doeleinden gebruikt en voldoet aan de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens in het land waarin het wordt gebruikt.

Kenmerkende gebruikssituaties zijn onder andere:
  • Lange ritten of monotone wegen: dan is de kans op vermoeidheid of afleiding groter.

  • Complexe rijomstandigheden: in omgevingen die extra alertheid vereisen, zoals bij wegwerkzaamheden.

Wanneer eenWaarschuwing bij slaperigheidofWaarschuwing bij afleiding wordt weergegeven, moet de bestuurder zich onmiddellijk concentreren op het rijden en indien nodig een pauze nemen.

Als de bestuurder het voertuig niet overneemt na een alarm van niveau 2, wordt de actieve noodstop (EAS) geactiveerd volgens de normale werkingsvereisten van het systeem. Raadpleeg voor meer informatie de bijbehorende Gebruikershandleiding onderVeiligheidshulpfuncties > Actieve noodstop (EAS).

Het geavanceerde bestuurderbewakingssysteem kan niet onder alle omstandigheden werken en is alleen bedoeld als hulp bij het rijden. De bestuurder draagt altijd de verantwoordelijkheid voor veilig rijden.

Let op

De bestuurder is te allen tijde verantwoordelijk voor continue alertheid en veilig rijgedrag. Het ADMS is ontworpen om te helpen en waarschuwingen te geven, maar vervangt niet de noodzaak van actieve betrokkenheid en regelmatige pauzes.

Detectie van vermoeidheid of afleiding van de bestuurder kan in sommige omstandigheden worden beïnvloed, wat leidt tot gemiste waarschuwingen, tijdelijke onbeschikbaarheid of valse waarschuwingen. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Sterke lichtinterferentie, zoals bestuurders die in direct zonlicht kijken

  • Aanpassingen aan de stoelpositie of het stuur

  • Belemmeringen zoals zonnebrillen, hoeden of maskers die het gezicht of het hoofd gedeeltelijk bedekken

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ADMS. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto.

Noodstop (EAS)

De actieve noodstop (EAS) is een veiligheidsfunctie die ontworpen is om het voertuig veilig tot stilstand te brengen als het systeem waarneemt dat de bestuurder niet reageert en niet in staat is om het voertuig onder controle te houden.

Als de bestuurder het stuur gedurende langere tijd niet vasthoudt of zich niet op de weg concentreert, en nadat het systeem meerdere waarschuwingen heeft gegeven volgens respectievelijk de functiesWaarschuwing slaperigheid, Waarschuwing afleiding en Handen-op-het-stuur-detectie, wordt de EAS-functie geactiveerd, mits aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan.

Bij activering van EAS zal het voertuig:

  • Een visuele waarschuwing weergeven op het instrumentenpaneel

  • Een hoorbare waarschuwing afgeven

  • De alarmknipperlichten activeren

  • Beginnen met vertragen om het voertuig tot stilstand te brengen

  • Nadat het voertuig tot stilstand is gekomen, ontgrendelt het systeem de portieren en start het de noodoproep voor assistentie

Terwijl EAS actief is, kan de bestuurder dit op elk moment uitschakelen en opheffen om de controle over het voertuig weer over te nemen door het gas- of rempedaal in te trappen, aan het stuurwiel te draaien of de alarmknipperlichten uit te schakelen.

Weergave in het instrumentenpaneel

GUM191896

De Dynamische omgevingssimulatie en weergave dient uitsluitend ter illustratie en kan de echte verkeerssituatie niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de inhoud die wordt weergegeven in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave.

Beoogd gebruik

De EAS-functie is bedoeld om te helpen in kritieke situaties waarbij er een probleem is opgetreden met het reactievermogen van de bestuurder, en biedt zo een extra veiligheidslaag om mogelijke ongevallen te voorkomen.

Daarom is de functie voornamelijk ontworpen voor de volgende scenario's:

  • Langdurige inactiviteit: wanneer de bestuurder het stuur niet onder controle kan houden, vooral wanneer de rijhulpfuncties (ACC of Pilot assist) ingeschakeld zijn

  • Vermoeidheid en Afleiding: wanneer waarschuwingen van de systemen Waarschuwing bij slaperigheid of Waarschuwing bij afleiding zijn gegeven, maar de bestuurder nog steeds niet heeft gereageerd

Indien geactiveerd, brengt de actieve noodstop het voertuig soepel tot stilstand. Mogelijk is tijdens het proces een koersafwijking of aanrijding niet te vermijden. Vertrouw niet op deze functie en activeer deze niet opzettelijk.

Opgelet The operation of EAS cannot be guaranteed in every situation. To prevent accidents, be sure to always drive attentively and focus on traffic, road, and vehicle conditions.

De werking van het EAS kan niet in elke situatie worden gegarandeerd. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto.

Zodra ACC of Pilot Assist voor de derde keer in één rijcyclus wordt uitgeschakeld voor een EAS (actieve noodstop) omdat de bestuurder de handen niet op het stuur heeft, worden ACC en Pilot Assist vergrendeld zodat de bestuurder ze in dezelfde rijcyclus niet meer kan gebruiken. In een volgende rijcyclus is het systeem weer beschikbaar.

Vorige rij-instellingen

De functie Vorige rij-instellingen biedt een overzicht van de instellingen die tijdens eerdere ritten zijn aangepast, zodat u eenvoudig toegang hebt tot gewijzigde functie-instellingen. Hiermee kunt u snel de rij-instellingen van uw voorkeur opnieuw laden zonder het volledige instellingenmenu te hoeven doorzoeken.

Functies die kunnen worden weergegeven in de Vorige rij-instellingen zijn:

  • Rijmodus: Custom, Sport, Sport+, ECO, ECO+

  • Regeneratief remniveau voor rijmodus Comfort

  • Waarschuwing + Assistentie rijstrookbewaking

  • Noodrijstrook aanhouden

  • Dodehoekdetectie

  • Waarschuwing deur open

  • Waarschuwing voor te hoge snelheid

  • Waarschuwing voor slaperigheid

  • Waarschuwing voor afleiding

Vorige rij-instellingen inschakelen

Eerdere rij-instellingen zijn toegankelijk via het menu Snelle toegang.

Veeg van de linkerkant van het middendisplay naar rechts om het menu Snelle toegang te openen. Als een item van Vorige rij-instellingen nog niet in de lijst staat, tik dan op Aanpassen > Systeeminstellingen > Vorige rij-instellingen om het aan Snelle toegang toe te voegen.

De functie Vorige rij-instellingen vereist ten minste één voltooide rit om een interactief overzicht weer te geven. De instellingen die tijdens de voorgaande rit werden aangepast, worden weergegeven.

Voorgaande rij-instellingen kiezen

Tik op elke functie afzonderlijk en tik vervolgens op de knop "Bevestigen" om de wijzigingen toe te passen.

Houd er rekening mee dat de weergave alleen de instellingenconfiguratie van de voorgaande rit weergeeft. Wijzigingen tijdens de huidige rit aan instellingen die eerder niet werden gewijzigd, worden pas weergegeven bij de volgende rit.

Snelstartgids voor rijden met rijhulp

Een korte introductievideo over de beschikbare Rijhulpfuncties is toegankelijk wanneer de auto geparkeerd staat.

Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay, tik op Rijhulp en tik op Instructievideo rechtsboven op de pagina.

Houd er rekening mee dat het een video met geluid is.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) kan de buitenomgeving, die door de auto in real time wordt gemonitord, weergeven op het digitale instrumentenpaneel, inclusief verkeerselementen zoals rijstrookmarkeringen en verkeerslichten.

GUM245896

De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom niet alleen op de ESD voor uw omgevingsbewustzijn.

Weergegeven pictogram op het instrumentenpaneel

Beschrijving

GUM237506 GUM237505

Grijs

ACC beschikbaar maar niet geactiveerd

GUM239812 GUM239810

Blauw

ACC geactiveerd

GUM245906

Geel

Pilot Assist is beschikbaar, maar niet geactiveerd

GUM237504 GUM237507

Grijs

ACC activering mislukt

GUM239811 GUM237508

Blauw

Pilot Assist geactiveerd
GUM245905

Geel

Activering Pilot Assist is mislukt

Opgelet The ESD is intended for reference only and should not replace your visual inspection. Do not rely exclusively on the ESD while driving

De ESD is alleen bedoeld als referentie en is geen vervanging van uw visuele waarneming. Vertrouw tijdens het rijden niet uitsluitend op de ESD.

Vanwege het beperkte detectiebereik van de camera's en sensoren verbonden met de ESD en de mogelijke invloed van weg- en weersomstandigheden op de detectie, is voorzichtig rijden altijd een vereiste.

Opgelet ESD

Als rijhulpfunctie kan de ESD niet reageren op alle verkeers-, weers- of wegomstandigheden en kan hij ook niet in alle gevallen voertuigen detecteren. De werking ervan kan door verschillende factoren worden verminderd, waardoor de functie ondoelmatig, ongeschikt of te traag is.

U als bestuurder draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden en moet altijd de geldende verkeerswetten en -regels volgen.

De ESD detecteert voorwerpen, voertuigen, bestuurders of voetgangers niet altijd juist en geeft de omgeving niet altijd correct weer. Foutweergaves kunnen optreden. Bepaalde omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de ESD niet goed functioneert of beperkingen ondervindt, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • Verandering van de stand van de camera.

  • Geblokkeerde of vuile camera's.

    • Verminderd herkenningsvermogen in omstandigheden met weinig licht, zoals 's ochtends vroeg, in de schemering, 's nachts, in tunnels, enz.

    • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel.

    • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen.

    • Directe of indirecte blootstelling van de camera aan zonlicht.

    • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

    • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto.

    • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera.

    • Natte wegen.

    • Onscherpe of defecte camera's.

    • Wegen met scherpe bochten of in slechte staat.

    • Een soort voorwerp wordt verkeerd voorgesteld als een ander soort voorwerp.

    • Onjuiste weergave van de richting of afstand van het object.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de ESD. Tal van factoren kunnen de werking verstoren. Om ongevallen te voorkomen, dient u altijd alert te blijven en u te concentreren op de omstandigheden van het verkeer, van de weg en van de auto. Rijd voorzichtig.

Kennisgeving optrekken

Wanneer deze functie wordt geactiveerd in de handmatige rijmodus, geeft het systeem een waarschuwing als u de voorligger niet volgt zodra deze begint te rijden.

Kennisgeving optrekken in-/uitschakelen

Om Kennisgeving optrekken in of uit te schakelen, gaat u naar de interface voor instellingen onderin het middendisplay en tikt u op Rijhulp > Kennisgeving optrekken.

Opgelet Go Notifier

De Kennisgeving optrekken is alleen bedoeld als referentie en is geen vervanging van uw eigen visuele waarneming. Het is essentieel om alert te blijven op verkeers- en wegomstandigheden en om met veilige en gepaste snelheid te rijden in overeenstemming met de toepasselijke verkeerswetten en -regels.

De snelheidslimietinformatiefunctie (SLIF)

De snelheidslimietinformatiefunctie (SLIF) informeert de bestuurder over de huidige geldende snelheidslimiet tijdens het rijden op de openbare weg door deze weer te geven in het instrumentenpaneel. De functie doet dit door rekening te houden met zowel de input van de navigatiekaart als die van de camera-gebaseerde module verkeersbordenherkenning (TSR).

GUM190924

SLIF bevat de basisfunctie om de huidige geldige snelheidslimiet weer te geven, indien beschikbaar, maar ook de geavanceerde functie om voorwaardelijke snelheidslimieten te identificeren, indien van toepassing.

De functie maximumsnelheidsinformatie in-/uitschakelen

De functie maximumsnelheidsinformatie is altijd ingeschakeld en kan niet worden uitgeschakeld door de gebruiker.

Weergave in het instrumentenpaneel

SLIF wordt weergegeven aan de linkerkant van het instrumentenpaneel, naast de realtime rijsnelheid.

SLIF Basis

GUM252400

SLIF Geavanceerd geeft ook de voorwaarde weer die van toepassing is op de snelheidslimiet

GUM252401

Bij SLIF Basis wordt de wettelijke snelheidslimiet als volgt weergegeven.

  1. Wanneer het systeem een bepaalde wettelijke snelheidslimiet vaststelt, wordt deze als volgt weergegeven:

    GUM252419

    Rode cirkel met zwart lettertype: standaard weergave.

    GUM252420

    Rode cirkel met rood lettertype: huidige snelheid ligt boven de wettelijke snelheidslimiet.

  2. Wanneer het systeem vaststelt dat er geen wettelijke snelheidslimiet is, geeft het dit op de volgende manier weer:

    GUM252421

    Verkeersbord einde maximumsnelheid

Bij SLIF Advanced wordt de voorwaardelijke wettelijke snelheidslimiet als volgt weergegeven:

GUM252422 GUM252423

Weersafhankelijke snelheidslimieten, zoals bij regen en sneeuw.

GUM252425

Tijdsafhankelijke snelheidslimieten.

GUM252426

Snelheidslimieten bij gebruik van een aanhanger.

GUM252427

Als het vertrouwen in en de nauwkeurigheid van het snelheidsbord of de toestand ervan gebrekkig zijn, geeft SLIF dit aan door een grijs vraagteken toe te voegen aan de rechteronderkant van de weergegeven maximumsnelheidsinformatie

GUM252428

In geval van een storing in het SLIF-systeem, staat er een specifiek storingspictogram rechtsboven in het instrumentenpaneel

Als het voertuig is uitgerust met een HUD, wordt SLIF, naast in het instrumentenpaneel, ook daar weergegeven.

Beoogd gebruik

De functie maximumsnelheidsinformatie toont de huidige geldende snelheidslimiet in het instrumentenpaneel en kan aanvullende informatie geven voor bepaalde voorwaardelijke borden. Er wordt rekening gehouden met verkeersborden met aanvullende aanduidingen, bijvoorbeeld voor natte wegomstandigheden, en deze worden vergeleken met de boordgegevens van het voertuig, bijvoorbeeld het ruitenwissersignaal. Het verkeersbord en de bijbehorende aanvullende pictogrammen worden dan weergegeven in het instrumentenpaneel en de HUD, indien van toepassing, of worden genegeerd, afhankelijk van de situatie.Tijdelijke snelheidsbeperkingen kunnen ook worden weergegeven, bijvoorbeeld bij wegwerkzaamheden.

Wanneer de Aanhangwagenmodus is geactiveerd, zal de SLIF het gebruik van de aanhangwagen niet weergeven en de algemeen geldende snelheidslimiet weergeven, voor zover niet anders aangegeven door een weergegeven aanvullende voorwaarde.

Let op

De functie maximumsnelheidsinformatie is slechts een aanvulling op de visuele waarneming van de bestuurder en nooit een vervanging hiervan. Vertrouw nooit alleen op de SLIF-informatie die het systeem weergeeft.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het SLIF-systeem door een camerafout. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • De stand van de camera is veranderd

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij tunnelingangen en -uitgangen, of fel licht storen het zicht van de camera

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Rijden op natte wegen

In sommige situaties kan het SLIF-systeem verkeerde informatie weergeven door begrensde waarneming van de camera. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Verkeersborden worden geheel of gedeeltelijk afgedekt door voorwerpen, stickers of verf.

  • Verkeersborden wijken af van de norm.

  • Het voertuig bevindt zich te dicht op de voorligger en het gezichtsveld van de camera is beperkt.

  • Bij het inhalen van bussen of vrachtwagens met verkeersbordstickers op de achterkant.

  • Bij verkeersborden bestaande uit ledverlichting.

  • Als verkeersborden die van toepassing zijn op een parallelweg onbedoeld worden gedetecteerd.

In sommige situaties kan het SLIF-systeem verkeerde informatie weergeven door KAART-problemen. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Gebieden die niet zijn opgenomen in de kaartgegevens van het navigatiesysteem.

  • In het geval van ongeldige, verouderde of niet-beschikbare kaartgegevens van het navigatiesysteem.

  • Als er navigatieafwijkingen zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in de wegindeling bij wegwerkzaamheden.

Bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het SLIF-systeem. Voorkom snelheidsoverschrijdingen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Waarschuwing voor te hoge snelheid

De functie Waarschuwing voor te hoge snelheid waarschuwt de bestuurder wanneer hij boven de wettelijke snelheidslimiet rijdt, door het snelheidslimietteken in het instrumentenpaneel te laten knipperen en een waarschuwingsgeluid te laten horen.

Waarschuwing voor te hoge snelheid inschakelen/uitschakelen

Er zijn twee manieren om de waarschuwing voor te hoge snelheid in en uit te schakelen:
  • Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik opRijhulp > Waarschuwing voor te hoge snelheid om deze functie in of uit te schakelen.

  • Tik in de navigatieweergave op de Geluidsknop > Waarschuwing te hoge snelheid aan de linkerkant van het scherm om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing voor te hoge snelheid wordt automatisch opnieuw geactiveerd wanneer de auto weer wordt gestart.

Weergave in het instrumentenpaneel

Wanneer Waarschuwing voor te hoge snelheid actief is en de auto te snel rijdt, wordt de SLIF-informatie (maximumsnelheid) rood weergegeven en knippert deze in het instrumentenpaneel:

GUM245943

Als Waarschuwing voor te hoge snelheid door de gebruiker is uitgeschakeld, verschijnt er een specifiek geel pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM245944

Beoogd gebruik

De functie Waarschuwing voor te hoge snelheid helpt de bestuurder met visuele en auditieve waarschuwingen om snelheidsovertredingen te voorkomen. De functie regelt de rijsnelheid echter op geen enkele manier. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om zich aan de geldende verkeersregels te houden.

Opgelet Overspeed Alert is a subfunction of the Speed Limit Information System and may produce false warnings if the SLIF displayed value is inaccurate.Overspeed Alert is a useful aid but should not be solely relied upon. It is essential for the driver to remain attentive to road conditions and local traffic signs at all times.

Waarschuwing voor te hoge snelheid is een subfunctie van het systeem voor maximumsnelheidsinformatie (SLIF) en kan valse waarschuwingen geven als de weergegeven SLIF-waarde onnauwkeurig is.

Waarschuwing voor te hoge snelheid is een nuttig hulpmiddel, maar vertrouw nooit alleen hierop. Het is essentieel dat de bestuurder te allen tijde alert blijft op wegomstandigheden en plaatselijke verkeersborden.

Waarschuwing maximumsnelheid

De functie Waarschuwing maximumsnelheid geeft een zichtbare en hoorbare melding aan de bestuurder wanneer de maximumsnelheid op de weg wordt gewijzigd.

Waarschuwing maximumsnelheid in-/uitschakelen

Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik opRijhulp > Waarschuwing maximumsnelheid om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is uitgeschakeld, geeft het systeem geen akoestische melding, maar alleen een visuele aanduiding in het instrumentenpaneel.

Weergave in het instrumentenpaneel

Het pictogram van de Weergave maximumsnelheidsinformatie knippert eenmaal om aan te geven dat er een nieuwe snelheidslimiet op de weg is waargenomen.

Opgelet The Speed Limit Notification feature is a useful aid but should not be solely relied upon. It is essential for the driver to remain attentive to road conditions and local traffic signs at all times.

De functie Waarschuwing maximumsnelheid is een nuttig hulpmiddel, maar vertrouw nooit alleen hierop. Het is essentieel dat de bestuurder te allen tijde alert blijft op wegomstandigheden en plaatselijke verkeersborden.

Adaptieve cruisecontrole (ACC)

Adaptieve cruisecontrol (ACC) is een rijhulpfunctie die ontworpen is om een door de gebruiker bepaalde kruissnelheid aan te houden en tegelijkertijd een comfortabele afstand tot de voorligger te handhaven, door ze aan te passen aan de verkeersstroom.

Als er geen voorligger wordt gedetecteerd of als de voorligger sneller rijdt, handhaaft ACC de ingestelde kruissnelheid. Wanneer wordt gedetecteerd dat de voorligger met een lagere snelheid rijdt, past ACC automatisch de snelheid van de auto aan om de door de gebruiker ingestelde afstand te handhaven.

Om te helpen bij druk verkeer, stelt ACC de auto ook in staat zijn snelheid aan te passen en de voorligger te volgen, ook als deze volledig tot stilstand komt, en automatisch zijn voorwaartse beweging te hervatten als de voorligger versnelt.

ACC werkt niet op het stuurwiel en regelt niet de richting van het voertuig.

Om de veiligheid nog verder te verbeteren, wordt het geavanceerde bestuurderbewakingssysteem (ADMS) automatisch geactiveerd wanneer ACC wordt ingeschakeld, naast de functies Waarschuwing bij slaperigheid en Waarschuwing bij afleiding, die ook actief zijn bij handmatig besturen.

Raadpleeg voor meer informatie de bijbehorende Gebruikershandleiding onderVeiligheidshulpfuncties > Geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS).

GUM225367

Adaptieve cruisecontrol (ACC) inschakelen

Om ACC in te schakelen als uw Rijhulp-modus, gaat u naar de interface voor instellingen in de bedieningsbalk vanaf het middendisplay, tikt u opRijhulpen selecteert u Adaptieve cruisecontrol (ACC).

Als de Rijhulp-modus is geselecteerd, wordt de functie niet automatisch geactiveerd; raadpleeg onderstaande tekst over activeren en deactiveren.

Overzicht functieregeling

De functie kan worden geactiveerd en geregeld via de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel, zoals hieronder beschreven.

  • Middelste knop (kort indrukken): ACC activeren of ACC deactiveren

  • Middelste knop (lang indrukken): schakelen tussen Rijhulpmodi (ACC en Pilot Assist), ook wanneer de functies op dat moment niet actief zijn

  • Omhoog-knop: De kruissnelheid verhogen of de voorgaande kruissnelheid hervatten na deactivering

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

  • Linkerknop: de afstand tot het leidende voertuig verkleinen

  • Rechterknop: de afstand tot het leidende voertuig vergroten

GUM191172

Adaptieve cruisecontrol (ACC) activeren

Adaptieve cruisecontrol activeren

Na inschakeling in het centrale bedieningsscherm kan ACC worden geactiveerd door drukken op de middelste knop aan de linkerkant van het stuurwiel. Na activering stelt ACC automatisch de rijsnelheid van dat moment in als uw ingestelde kruissnelheid. De ingestelde kruissnelheid kan vervolgens worden aangepast zoals hieronder beschreven, in De ingestelde kruissnelheid van adaptieve cruisecontrol (ACC) aanpassen.

ACC kan worden geactiveerd bij een rijsnelheid van 0 tot 180 km/u:
  • Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/u, wordt de kruissnelheid ingesteld op 10 km/u.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u maar niet hoger is dan 180 km/u, wordt de huidige rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid.

ACC is een rijhulpfunctie en is mogelijk niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het is primair bedoeld om te assisteren tijdens lange ritten op droge en vlakke, gestandaardiseerde wegen, zoals autowegen, snelwegen en lange rechte wegen. De bestuurder moet er altijd voor zorgen dat de omstandigheden passend zijn, alvorens de functie te activeren; bijvoorbeeld niet bij hevige regen of ijzige wegen.

Adaptieve cruisecontrol (ACC) deactiveren

ACC kan altijd worden uitgeschakeld door de middelste knop op het stuurwiel in te drukken of door het rempedaal in te trappen. Na deactivering van ACC zal de functie de snelheid niet langer handhaven; gas- en rempedaal moeten weer worden gebruikt. Als de regeneratieve remfunctie is ingeschakeld, kan de auto sneller gaan vertragen als de bestuurder bij deactivatie van ACC het gaspedaal niet intrapt.

ACC kan automatisch worden gedeactiveerd als niet wordt voldaan aan een of meer van de werkingsvoorwaarden of als gevolg van onvoorziene omstandigheden. De bestuurder moet altijd de controle over het voertuig behouden en de aandacht bij verkeersomstandigheden en wegomgeving houden, zonder al te zeer te vertrouwen op de ACC-functie.

Adaptieve cruisecontrol (ACC) hervatten

ACC kan na deactivering worden hervat door op de omhoog-knop aan de linkerkant van het stuurwiel te drukken. Na hervatting zal ACC automatisch de kruissnelheid die vóór deactivering van de functie was ingesteld weer aanhouden. Als ACC wordt hervat terwijl het gaspedaal wordt ingedrukt, wordt de snelheid van dat moment ingesteld als kruissnelheid. De ingestelde kruissnelheid kan vervolgens worden aangepast zoals hieronder beschreven, in De ingestelde kruissnelheid van de adaptieve cruisecontrol (ACC) aanpassen.

ACC kan mogelijk niet in alle verkeersomstandigheden of wegsituaties aanrijdingen voorkomen. De bestuurder moet altijd de controle over de auto behouden en ervoor zorgen dat de rijomstandigheden passend zijn alvorens de functie te hervatten.

Adaptieve cruisecontrol (ACC) opheffen

Tijdens het rijden met ACC kan de bestuurder op elk moment het gaspedaal intrappen om de functie voor korte tijd op te heffen. Gedurende deze tijd zal ACC niet reageren op een leidend voertuig. Wanneer het gaspedaal wordt losgelaten, zal de auto geleidelijk terugkeren naar de kruissnelheid en het volgen weer hervatten.

ACC kan mogelijk niet in alle verkeersomstandigheden of wegsituaties aanrijdingen voorkomen. Als de bestuurder bijvoorbeeld de afstand tot het leidende voertuig verkleint door het gaspedaal in te trappen. De bestuurder moet altijd controleren of de rijomstandigheden passend zijn alvorens de functie te laten hervatten.

Pas de ingestelde kruissnelheid van de adaptieve cruisecontrol (ACC) aan

Zodra ACC is geactiveerd, kan de ingestelde kruissnelheid worden aangepast met de knoppen omhoog en omlaag aan de linkerkant van het stuurwiel. De ingestelde kruissnelheid wordt aangepast in stappen van 1 of 5 km/u door de bedieningsknoppen in te drukken of ingedrukt te houden, afhankelijk van de door de gebruiker in het middendisplay gekozen instellingen. De kruissnelheid kan niet worden aangepast met spraakbesturing via NOMI.

Het voertuig kan de kruissnelheid tijdelijk overschrijden door de wegomstandigheden, bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts wordt gereden. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig de geldende snelheidslimiet niet overschrijdt.

De minimum ingestelde kruissnelheid voor ACC is 10 km/u en de maximum ingestelde kruissnelheid is 180 km/u. Als ACC wordt geactiveerd bij een snelheid lager dan 10 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch op 10 km/u ingesteld. Het voertuig kan vertragen tot minder dan 10 km/u en volledig tot stilstand komen achter een voorligger.

De maximaal instelbare kruissnelheid is 180 km/u. De bestuurder kan de functie tijdelijk opheffen en met een hogere snelheid rijden door het gaspedaal in te trappen.

Om de instellingen voor Aanpassing kruissnelheid te wijzigen, gaat u naar de interface voor instellingen op het middendisplay naar Rijhulp>Aanpassing kruissnelheid, en selecteert u de gewenste optie:
  • Indrukken voor ±1 km/u, ingedrukt houden voor ±5 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u.

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap. Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 82 km/u is, houdt u aan de linkerkant van het stuurwiel de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

  • Indrukken voor ±5 km/u, ingedrukt houden voor ±1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap.

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u.

Bij het voor de eerste keer activeren van de functie, is de standaardoptie "Indrukken voor ±1 km/u en ingedrukt houden voor ±5 km/u".

Pas de volgafstand van de adaptieve cruisecontrol (ACC) aan

U kunt de volgafstand instellen op 5 verschillende niveaus met de rechter en de linkerknop aan de linkerkant van het stuurwiel:

  • Rechts-knop: de volgafstand vergroten

  • Links-knop: de volgafstand verkleinen

De maximale vertraging van ACC is beperkt en daarom moet de bestuurder de controle over het voertuig behouden en remmen wanneer dat nodig is. De door de gebruiker ingestelde afstand is mogelijk niet altijd gegarandeerd. Vertrouw daarom niet op ACC om uw auto af te remmen en aanrijdingen te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig voldoende afstand houdt tot het leidende voertuig, afhankelijk van de weg- en weersomstandigheden en de verkeersregels.

ACC om uw voertuig af te remmen en aanrijdingen te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig voldoende afstand houdt tot het leidende voertuig, afhankelijk van de weg- en weersomstandigheden en de verkeersregels.

Als de ingestelde volgafstand tot het leidende voertuig relatief kort is, kan de vertraging van ACC sterker zijn en ongemak veroorzaken.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

De Dynamische omgevingssimulatie en weergave geeft visuele feedback betreffende de functies en waarschuwingen van ACC. Als ACC actief is, wordt een lichtgrijze cirkel rondom de auto weergegeven.

GUM252378

De Dynamische simulatie en weergave (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Bovendien wordt de status van ACC aangegeven met een statusverklikker voor rijden met Rijhulp, die deel uitmaakt van het digitale instrumentenpaneel, met weergave rechts van de rijsnelheid. De ingestelde kruissnelheid wordt ook rechts van het statuspictogram voor de Rijhulp weergegeven.

Functie

Status actief

Te activeren

Verlies van zijdelingse controle

Activering mislukt

Pilot Assist

GUM239811 GUM239810GUM237504 GUM237505GUM237508GUM245961

Adaptieve Cruise Control

GUM239812 GUM239813GUM237506 GUM237507

Niet van toepassing

GUM245963

Subfuncties

Bij gebruik van ACC kunnen ook de volgende rijhulp-subfuncties worden geactiveerd: Voorspellende snelheidsregeling en Intelligente snelheidsassistent.

Beoogd gebruik

ACC is een rijhulpfunctie die ontworpen is om het rijgemak en rijcomfort te verbeteren tijdens lange afstanden op droge, gladde en gestandaardiseerde wegen, zoals autowegen en snelwegen.

Bij gebruik van ACC:
  • Houd te allen tijde de controle over het voertuig

  • Vertrouw niet alleen op het systeem, om mogelijke aanrijdingen te voorkomen

  • Blijf gefocust op het rijden en op de nabije omgeving

  • Als de rijomstandigheden niet meer geschikt zijn (bijv. slecht weer, direct zonlicht, slechte verlichting, aanwezigheid van voetgangers of geparkeerde voertuigen, wegwerkzaamheden, smalle wegen) deactiveer de functie dan

Werkingsvoorwaarden

ACC is mogelijk niet beschikbaar of biedt beperkte assistentie als niet aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan. Voorwaarden voor correcte werking van ACC:
  • HD-camera, LiDAR, en de radar functioneren correct, met een duidelijk gezichtsveld.

  • Er moet aan veiligheidsvoorwaarden zijn voldaan:

    • De bestuurder moet zitten met de handen aan het stuur.

    • De veiligheidsgordel moet zijn vastgemaakt.

    • Alle portieren moeten gesloten zijn.

    • Het voertuig moet in de rijstand (D) staan.

    • Het rempedaal mag niet ingetrapt zijn.

    • Antiblokkeerremsysteem, tractiecontrolesysteem en voertuigstabiliteitssysteem mogen niet geactiveerd zijn.

    • De stuurwielhoek mag niet te groot zijn.

Bij activering van ACC wordt het Geavanceerde bestuurderbewakingssysteem, inclusiefWaarschuwing slaperigheidenWaarschuwing afleiding, automatisch geactiveerd, mits aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan. Het is echter de verantwoordelijkheid van de bestuurder om tijdens het rijden alert te blijven, ongeacht de waarschuwingen van het voertuig.

Handen-op-het-stuur-detectie

Zodra ACC voor de derde keer in één rijcyclus wordt uitgeschakeld voor een EAS (actieve noodstop) omdat de bestuurder de handen niet op het stuur heeft, wordt ACC vergrendeld zodat de bestuurder deze in dezelfde rijcyclus niet meer kan gebruiken. In een volgende rijcyclus is het systeem weer beschikbaar.

Let op

ACC is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. De bestuurder moet altijd controleren of de omstandigheden passend zijn alvorens de functie te activeren.

ACC werkt niet op het stuurwiel en regelt niet de richting van het voertuig. De bestuurder is verantwoordelijk voor het besturen van het voertuig.

De maximale vertraging van ACC is beperkt tot minder dan de maximale vertraging die kan worden gevraagd tijdens een autonome noodstop (AEB) of handmatig rijden. Vertrouw daarom niet op ACC om uw auto af te remmen en aanrijdingen te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig voldoende afstand houdt tot het leidende voertuig, afhankelijk van de weg- en weersomstandigheden en de verkeersregels.

Alleen auto's die aan bepaalde voorwaarden voldoen, genereren een reactie van ACC. Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd, veroorzaken mogelijk geen reactie of kunnen leiden tot een valse rembediening. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
  • Voertuigen met een andere rijrichting dan ons voertuig

  • Voertuigen op nabijgelegen rijstroken

  • Voertuigen in dode hoeken van de sensoren

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Motorfietsen en driewielers

  • Fietsen

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Muren en barrières

  • Verkeerskegels of -bakens

  • Verkeersdrempels

  • Kuilen

  • Modder of water op de weg

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Sommige scenario's kunnen een late of verkeerde reactie van ACC veroorzaken, wat kan leiden tot onverwacht versnellen en vertragen van de auto. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
  • Bij rijden in regen, sneeuw, mist of nevel

  • Bij naderen of afslaan langs een weg kan het doel verkeerd worden geselecteerd of worden gemist

  • Bij het rijden op hellingen kan het doel uit het oog worden verloren of kan de afstand tot het doel verkeerd worden ingeschat

  • Wanneer een voertuig uit de naastgelegen rijstrook u afsnijdt en gedeeltelijk voor uw auto gaat rijden, wordt het doel mogelijk niet correct herkend

  • Wanneer uw auto plotseling direct aan de achterkant van een voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, wordt het doel mogelijk niet zodanig herkend dat er goed op wordt gereageerd

In bepaalde situaties is mogelijk niet voldoende remkracht beschikbaar. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
  • De remfunctie werkt niet volledig (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat zijn, enz.)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op speciale wegen (zoals hellingopwaarts en -afwaarts, wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

Wanneer u ACC gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken. ACC kan het voertuig versnellen of afremmen zonder dat de bestuurder het gas- en rempedaal bedient. U bent altijd zelf verantwoordelijk voor het aanhouden van een passende snelheid en afstand tot andere voertuigen en voor het naleven van de geldende verkeerswetten en -regels.

ACC werkt mogelijk niet goed of wordt onverwacht gedeactiveerd bij slecht weer, direct zonlicht, slechte verlichting, druk verkeer, ongebruikelijke wegomstandigheden of onvoorziene omstandigheden. Blijf u altijd bewust van de verkeers- en wegomstandigheden en wees bereid om handmatig in te grijpen als dat nodig is.

Bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van ACC. Veel factoren kunnen het ACC-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto.

Pilot Assist

Pilot Assist is een rijhulpfunctie die adaptieve cruisecontrol (ACC) combineert met rijstrookcentrering (LCC). De functie is ontworpen om de door de gebruiker ingestelde kruissnelheid en afstand tot voorliggers te helpen handhaven, deze aan te passen aan de verkeersstroom en te helpen bij het centreren op de rijstrook.

Als er geen voorligger wordt gedetecteerd of als de voorligger sneller rijdt, handhaaft Pilot Assist de ingestelde kruissnelheid. Wanneer wordt gedetecteerd dat de voorligger met een lagere snelheid rijdt, past Pilot Assist automatisch de snelheid van de auto aan om de door de gebruiker ingestelde afstand te handhaven.

Om te helpen bij druk verkeer, stelt Pilot Assist de auto ook in staat zijn snelheid aan te passen en de voorligger te volgen, ook als deze volledig tot stilstand komt, en automatisch zijn voorwaartse beweging te hervatten als de voorligger versnelt.

Om de veiligheid nog verder te verbeteren, wordt het geavanceerde bestuurderbewakingssysteem (ADMS) automatisch geactiveerd wanneer Pilot Assist wordt ingeschakeld, naast de functies Waarschuwing bij slaperigheid en Waarschuwing bij afleiding, die ook actief zijn bij handmatig besturen. Raadpleeg voor meer informatie de bijbehorende Gebruikershandleiding onderVeiligheidshulpfuncties > Geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS).

GUM225366

Pilot Assist inschakelen

Om Pilot Assist in te schakelen als uw Rijhulp-modus, gaat u naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk vanaf het centrale bedieningsscherm en klikt u opRijhulpen selecteert u Pilot Assist.

Als de Rijhulp-modus is geselecteerd, wordt de functie niet automatisch geactiveerd; raadpleeg onderstaande tekst over activeren en deactiveren.

Overzicht functieregeling

De functie kan worden geactiveerd en geregeld via de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel, zoals hieronder beschreven:
  • Middelste knop (kort indrukken): Pilot Assist activeren of deactiveren

  • Middelste knop (lang indrukken): schakelen tussen Rijhulpmodi (Pilot Assist en ACC), ook wanneer de functies op dat moment niet actief zijn

  • Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen of de voorgaande kruissnelheid hervatten na deactivering

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

  • Linkerknop: de afstand tot het leidende voertuig verkleinen

  • Rechterknop: de afstand tot het leidende voertuig vergroten

GUM191172

Na activering in het middendisplay kan Pilot Assist worden geactiveerd door drukken op de middelste knop aan de linkerkant van het stuurwiel. Na activering stelt Pilot Assist automatisch de rijsnelheid van dat moment in als uw ingestelde kruissnelheid en helpt bij het centreren, mits aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan. De ingestelde kruissnelheid kan vervolgens worden aangepast zoals hieronder beschreven, inDe ingestelde kruissnelheid van Pilot Assist aanpassen.

Als de rijstrookcentrering niet beschikbaar is na activering van Pilot Assist, helpt het systeem tijdelijk alleen bij de regeling in lengterichting (d.w.z. snelheid en afstand handhaven). De bestuurder krijgt een waarschuwingsbericht om de controle over het voertuig te houden.

Pilot Assist kan worden geactiveerd bij een rijsnelheid van 0 tot 180 km/u:
  • Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/u, wordt de kruissnelheid ingesteld op 10 km/u.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u maar niet hoger is dan 180 km/u, wordt de huidige rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid.

Pilot Assist is een rijhulpfunctie en is mogelijk niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het is primair bedoeld om te assisteren tijdens lange ritten op droge en vlakke, gestandaardiseerde wegen, zoals autowegen, snelwegen en lange rechte wegen. De bestuurder moet er altijd voor zorgen dat de omstandigheden passend zijn, alvorens de functie te activeren; bijvoorbeeld niet bij hevige regen of ijzige wegen.

Pilot Assist kan worden uitgeschakeld door op de middelste knop op het stuurwiel te drukken, door het rempedaal in te trappen of door fors aan het stuurwiel te draaien. Na deactivering van Pilot Assist zal de functie de snelheid niet langer handhaven en niet meer assisteren bij het centreren op de rijstrook; gas- en rempedaal moeten weer worden gebruikt. Als de regeneratieve remfunctie is ingeschakeld, kan de auto sneller gaan vertragen als de bestuurder het gaspedaal bij deactiveren van Pilot Assist niet intrapt.

Pilot Assist kan automatisch worden gedeactiveerd als niet wordt voldaan aan een of meer van de werkingsvoorwaarden of als gevolg van onvoorziene beperkende omstandigheden. De bestuurder moet altijd de controle over het voertuig behouden en de aandacht bij verkeersomstandigheden en wegomgeving houden, zonder al te zeer te vertrouwen op de Pilot Assist-functie.

Pilot Assist kan na deactivering worden hervat door op de omhoog-knop of de middelste knop aan de linkerkant van het stuurwiel te drukken. Wanneer de functie wordt hervat met de omhoog-knop, hervat Pilot Assist automatisch de kruissnelheid die vóór deactivering van de functie was ingesteld. Als Pilot Assist wordt hervat terwijl het gaspedaal wordt ingedrukt, wordt de snelheid van dat moment ingesteld als kruissnelheid. De ingestelde kruissnelheid kan vervolgens worden aangepast zoals hieronder beschreven in De ingestelde kruissnelheid van Pilot Assist aanpassen.

Mogelijk kan Pilot Assist niet in alle verkeersomstandigheden of wegsituaties aanrijdingen voorkomen of de auto op zijn rijstrook houden. De bestuurder moet altijd de controle over de auto behouden en ervoor zorgen dat de rijomstandigheden passend zijn alvorens de functie te hervatten.

Bij rijden met Pilot Assist kan de bestuurder zowel de assistentie in lengterichting als die in dwarsrichting opheffen.

De bestuurder kan op elk moment het gaspedaal intrappen om de assistentie in lengterichting voor korte tijd op te heffen. Gedurende deze tijd zal Pilot Assist niet reageren op een leidend voertuig. De rijstrookcentrering blijft actief en biedt assistentie in dwarsrichting zolang aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan. Wanneer het gaspedaal wordt losgelaten, keert de auto geleidelijk terug naar de kruissnelheid.

De bestuurder kan op elk moment aan het stuurwiel draaien om de assistentie in dwarsrichting voor korte tijd op te heffen. Gedurende deze tijd biedt Pilot Assist geen ondersteuning bij het centreren op de rijstrook. De assistentie in lengterichting blijft actief zolang aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan. Wanneer de bestuurder de kracht op het stuur loslaat, wordt de functie Rijstrookcentrering kortstondig hervat, zolang aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan.

Mogelijk kan Pilot Assist niet in alle verkeersomstandigheden of wegsituaties aanrijdingen voorkomen of de auto op zijn rijstrook houden. Als de bestuurder bijvoorbeeld de afstand tot het leidende voertuig verkleint door het gaspedaal in te trappen. De bestuurder moet altijd controleren of de rijomstandigheden passend zijn alvorens de functie te laten hervatten.

Zodra Pilot Assist is geactiveerd, kan de ingestelde kruissnelheid worden aangepast met de knoppen omhoog en omlaag aan de linkerkant van het stuurwiel. De ingestelde kruissnelheid wordt aangepast in stappen van 1 of 5 km/u door de bedieningsknoppen in te drukken of ingedrukt te houden, afhankelijk van de door de gebruiker gekozen instellingen. De kruissnelheid kan niet worden aangepast met spraakbesturing via NOMI.

Het voertuig kan de kruissnelheid tijdelijk overschrijden door de wegomstandigheden, bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts wordt gereden. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig de geldende snelheidslimiet niet overschrijdt.

De minimum ingestelde kruissnelheid voor Pilot Assist is 10 km/u en de maximum ingestelde kruissnelheid is 180 km/u. Als Pilot Assist wordt geactiveerd bij een snelheid lager dan 10 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch op 10 km/u ingesteld. Het voertuig kan vertragen tot minder dan 10 km/u en volledig tot stilstand komen achter een voorligger.

De maximaal instelbare kruissnelheid is 180 km/u. De bestuurder kan de functie tijdelijk opheffen en met een hogere snelheid rijden door het gaspedaal in te trappen.

Om de instellingen voor Aanpassing kruissnelheid te wijzigen, gaat u naar de interface voor instellingen op het middendisplay naar Rijhulp> Aanpassing kruissnelheid, en selecteert u de gewenste optie:
  • Indrukken voor ±1 km/u, ingedrukt houden voor ±5 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u.

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap. Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 82 km/u is, houdt u aan de linkerkant van het stuurwiel de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

  • Indrukken voor ±5 km/u, ingedrukt houden voor ±1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap.

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u.

Bij het voor de eerste keer activeren van de functie, is de standaardoptie indrukken voor ±1 km/u en ingedrukt houden voor ±5 km/u.

U kunt de volgafstand instellen op 5 verschillende niveaus met de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel:
  • Rechts-knop: de volgafstand vergroten

  • Links-knop: de volgafstand verkleinen

De maximale vertraging van Pilot Assist is beperkt en daarom moet de bestuurder de controle over het voertuig behouden en remmen wanneer dat nodig is. De door de gebruiker ingestelde afstand is mogelijk niet altijd gegarandeerd. Vertrouw daarom niet op Pilot Assist om uw auto af te remmen en aanrijdingen te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig voldoende afstand houdt tot het leidende voertuig, afhankelijk van de weg- en weersomstandigheden en de verkeersregels.

Als de ingestelde volgafstand tot het leidende voertuig relatief kort is, kan de vertraging van Pilot Assist sterker zijn en ongemak veroorzaken.

De Dynamische omgevingssimulatie en weergave geeft visuele feedback betreffende de functies en waarschuwingen van Pilot Assist.

Als Pilot Assist actief is, wordt er een blauwe cirkel rondom de auto weergegeven in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave, zoals hieronder geïllustreerd.

GUM252379

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Bovendien wordt de status van Pilot Assist aangegeven met een statusverklikker voor de Rijhulp, die deel uitmaakt van het digitale instrumentenpaneel, met weergave rechts van de rijsnelheid. De ingestelde kruissnelheid wordt ook rechts van het statuspictogram voor de Rijhulp weergegeven.

Functie

Status actief

Te activeren

Verlies van zijdelingse controle

Activering mislukt

Pilot Assist

GUM239811 GUM239810GUM237504 GUM237505GUM237508GUM232210

Adaptieve cruisecontrol (ACC)

GUM239812 GUM239813GUM237506 GUM237507

Niet van toepassing

GUM232207

Subfuncties

Bij gebruik van Pilot Assist kunnen ook de volgende rijhulp-subfuncties worden geactiveerd: Actieve rijstrookwisseling, Voorspellende snelheidsregeling, Intelligente snelheidsassistent.

Pilot Assist is een rijhulpfunctie die ontworpen is om het rijgemak en rijcomfort te verbeteren tijdens lange afstanden op droge, gladde en gestandaardiseerde wegen, zoals autowegen en snelwegen.

Bij gebruik van Pilot Assist:
  • Houd te allen tijde de controle over het voertuig

  • Houd het stuurwiel vast

  • Vertrouw niet alleen op het systeem, om mogelijke aanrijdingen te voorkomen

  • Blijf gefocust op het rijden en op de nabije omgeving

  • Als de rijomstandigheden niet meer geschikt zijn (bijv. slecht weer, direct zonlicht, slechte verlichting, aanwezigheid van voetgangers of geparkeerde voertuigen, wegwerkzaamheden, smalle wegen) deactiveer de functie dan

Werkingsvoorwaarden

Pilot Assist is mogelijk niet beschikbaar of biedt beperkte assistentie als niet aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan. Voorwaarden voor correcte werking van Pilot Assist:
  • HD-camera, LiDAR en de radar moeten correct functioneren, met een duidelijk gezichtsveld

  • Er moet aan veiligheidsvoorwaarden zijn voldaan:

    • De bestuurder moet zitten met de handen aan het stuur

    • De veiligheidsgordel moet zijn vastgemaakt

    • Alle portieren moeten gesloten zijn

    • Het voertuig moet in de rijstand (D) staan

    • Het rempedaal mag niet ingetrapt zijn

    • Antiblokkeerremsysteem, tractiecontrolesysteem en voertuigstabiliteitssysteem mogen niet geactiveerd zijn

    • De stuurwielhoek mag niet te groot zijn

Bij activering van Pilot Assist wordt het Geavanceerde bestuurderbewakingssysteem, inclusief Waarschuwing bij slaperigheid en Waarschuwing bij afleiding, automatisch geactiveerd, mits aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan. Het is echter de verantwoordelijkheid van de bestuurder om tijdens het rijden alert te blijven, ongeacht de waarschuwingen van het voertuig.

Handen-op-het-stuur-detectie

Zodra Pilot Assist voor de derde keer in één rijcyclus wordt uitgeschakeld voor een EAS (actieve noodstop) omdat de bestuurder de handen niet op het stuur heeft, wordt Pilot Assist vergrendeld zodat de bestuurder deze in dezelfde rijcyclus niet meer kan gebruiken. In een volgende rijcyclus is het systeem weer beschikbaar.

Let op

Pilot Assist is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. De bestuurder moet altijd controleren of de omstandigheden passend zijn alvorens de functie te activeren.

De maximale vertraging van Pilot Assist is beperkt tot minder dan de maximale vertraging die kan worden gevraagd tijdens een autonome noodstop (AEB) of handmatig rijden. Vertrouw daarom niet op Pilot Assist om uw auto af te remmen en aanrijdingen te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat het voertuig voldoende afstand houdt tot het leidende voertuig, afhankelijk van de weg- en weersomstandigheden en de verkeersregels.

Alleen voertuigen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, genereren een reactie van Pilot Assist. Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd, veroorzaken mogelijk geen reactie of kunnen leiden tot een valse rembediening. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
  • Voertuigen met een andere rijrichting dan ons voertuig

  • Voertuigen op nabijgelegen rijstroken

  • Voertuigen in dode hoeken van de sensoren

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Motorfietsen en driewielers

  • Fietsen

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Muren en barrières

  • Verkeerskegels of -bakens

  • Verkeersdrempels

  • Kuilen

  • Modder of water op de weg

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Sommige scenario's kunnen een late of verkeerde reactie van Pilot Assist veroorzaken, wat kan leiden tot onverwacht versnellen, vertragen of sturen van de auto. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
  • Bij rijden in regen, sneeuw, mist of nevel

  • Bij naderen of afslaan langs een weg kan het doel verkeerd worden geselecteerd of worden gemist

  • Bij het rijden op hellingen kan het doel uit het oog worden verloren of kan de afstand tot het doel verkeerd worden ingeschat

  • Wanneer een voertuig uit de naastgelegen rijstrook u afsnijdt en gedeeltelijk voor uw auto gaat rijden, wordt het doel mogelijk niet correct herkend

  • Wanneer uw auto plotseling direct aan de achterkant van een voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, wordt het doel mogelijk niet zodanig herkend dat er goed op wordt gereageerd

  • Wanneer u op wegen zonder middenberm rijdt

In bepaalde situaties is mogelijk niet voldoende remkracht beschikbaar. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
  • De remfunctie werkt niet volledig (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat zijn, enz.)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op speciale wegen (zoals hellingopwaarts en -afwaarts, wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

Wanneer u Pilot Assist gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken. Pilot Assist kan gas geven, remmen en sturen zonder dat de bestuurder het gaspedaal, rempedaal en stuurwiel bedient. U bent altijd zelf verantwoordelijk voor het aanhouden van een passende snelheid en afstand tot andere voertuigen en voor het naleven van de geldende verkeerswetten en -regels.

Pilot Assist werkt mogelijk niet goed of wordt onverwacht gedeactiveerd bij slecht weer, direct zonlicht, slechte verlichting, druk verkeer, ongebruikelijke wegomstandigheden of onvoorziene omstandigheden. Blijf u altijd bewust van de verkeers- en wegomstandigheden en wees bereid om handmatig in te grijpen als dat nodig is.

Bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van Pilot Assist. Veel factoren kunnen het Pilot Assist-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto.

Automatisch van rijstrook wisselen (ALC)

Actieve rijstrookwisseling (ALC) is een subfunctie van Pilot Assist en assisteert de bestuurder bij het wisselen van rijstrook op snelwegen bij snelheden tussen 60 en 130 km/u. Eenmaal ingeschakeld, zal het systeem de rijstrookwisseling voltooien nadat de bestuurder de richtingaanwijzer heeft geactiveerd en wanneer aan specifieke omgevings- en wegomstandigheden wordt voldaan. ALC kan slechts één rijstrookwisseling per keer uitvoeren.

GUM225843

ALC is ontworpen voor snelwegen. De rijstrook waar men op rijdt en die waar men naartoe wil moeten goed verlicht zijn, duidelijke rijstrookmarkeringen hebben en voldoende ruimte bieden om veilig van rijstrook te kunnen wisselen.

Actieve rijstrookwisseling (ALC) inschakelen

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u naar de interface voor instellingen op het middendisplay en tikt u opRijhulp > Pilot Assist > Actieve rijstrookwisseling.

Als u de functie hebt ingeschakeld, wordt deze niet automatisch geactiveerd. De functie kan worden geactiveerd met de richtingaanwijzer, mits aan de werkingsvoorwaarden is voldaan.

Actieve rijstrookwisseling

Om ALC te activeren, beweegt u de richtingaanwijzerhendel in de gewenste richting. Houd er rekening mee dat een kort richtingaanwijzersignaal de ALC niet activeert.

Het systeem start ALC alleen als Pilot Assist is geactiveerd, Actieve rijstrookwisseling is ingeschakeld en beschikbaar is, en u uw handen op het stuur hebt.

Actieve rijstrookwisseling uitschakelen

Zet de richtingaanwijzerhendel terug in de neutrale stand om te bevestigen dat de geassisteerde rijstrookwisseling is voltooid.

U kunt ook vóór of tijdens het wisselen van rijstrook de richtingaanwijzerhendel in de tegenovergestelde richting van de beoogde rijstrook bedienen, om de functie te annuleren. Zodra de rijstrookwisseling is geannuleerd, stopt de richtingaanwijzer onmiddellijk met knipperen.

Weergave in het instrumentenpaneel

  • Wanneer Actieve rijstrookwisseling beschikbaar is voor gebruik, worden twee blauwe pijlen die de auto binnen de blauwe cirkel flankeren weergegeven in de Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD):

    GUM242407
  • Wanneer Actieve rijstrookwisseling nog niet beschikbaar is voor gebruik, hoewel Pilot Assist actief is, worden de twee pijlen die de auto in de ESD flankeren grijs weergegeven:

    GUM252380
  • Nadat de richtingaanwijzerhendel in de gewenste richting is gezet, zal de ESD het proces van rijstrookwisseling als volgt illustreren:
    • Rijstrookwisseling gestart - de beoogde rijstrook wordt blauw gemarkeerd

      GUM242405
    • Rijstrookwisseling afgebroken of gepauzeerd - de beoogde rijstrook wordt rood gemarkeerd

      GUM242406
    • Rijstrookwisseling voltooid

      GUM242407

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Beoogd gebruik

ALC is een rijhulpfunctie die ontworpen is om het rijgemak en rijcomfort te verbeteren tijdens lange afstanden op droge, gladde en gestandaardiseerde wegen, zoals autowegen en snelwegen.

Bij gebruik van ALC:
  • Houd het stuurwiel vast.

  • Controleer de zijspiegels en verzeker u ervan dat er voldoende ruimte en tijd is om van rijstrook te wisselen.

  • Blijf gefocust op het rijden en op de omgeving.

  • Vertrouw niet alleen op het systeem om van rijstrook te wisselen.

  • Als de rijomstandigheden niet meer geschikt zijn (bijv. slecht weer, direct zonlicht, slechte verlichting, aanwezigheid van voetgangers of geparkeerde voertuigen, wegwerkzaamheden, smalle wegen, enz., gebruik de functie dan niet.

Werkingsvoorwaarden

ALC werkt alleen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • De bestuurder moet het stuurwiel vasthouden.

  • Pilot Assist moet ingeschakeld zijn en normaal werken.

  • ALC moet ingeschakeld zijn en normaal werken.

  • De sensoren moeten correct werken en het gezichtsveld moet vrij zijn.

  • De rijsnelheid moet ongeveer tussen 60 en 130 km/u liggen.

  • De rijstrook waar men op rijdt en die waar men naartoe wil voldoen aan alle veiligheidsvoorwaarden om van rijstrook te wisselen. Bijvoorbeeld:

    • De rijstrookmarkering aan de kant van de rijstrookwisseling is een onderbroken streep.

    • De bocht in de huidige en beoogde rijstroken is erg flauw.

    • De auto houdt een veilige afstand aan tot zijn voorliggers en achterliggers in de huidige en beoogde rijstroken.

    • Er is geen sprake van waarschuwingen dodehoekdetectie, waarschuwing bij rijstrookwisseling, of andere geactiveerde waarschuwingen voor de beoogde rijstrook.

    • De rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de beoogde rijstrook zijn duidelijk.

  • Geen van de componenten van de ALC is defect en de auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:
    • De bestuurder zit op zijn stoel en draagt een veiligheidsgordel.

    • De auto staat in rijstand (D) en alle portieren zijn gesloten.

    • De bestuurder drukt het rempedaal niet in.

    • De richtingaanwijzers werken correct.

    • Antiblokkeerremmen, tractieregeling en stabiliteitscontrolesystemen zijn niet geactiveerd.

Nadat aan alle werkingsvoorwaarden is voldaan, moet u een visuele controle uitvoeren om de veiligheid van de rijstrookwisseling te bevestigen. Schakel vervolgens de richtingaanwijzerhendel voor de desbetreffende kant in en het systeem controleert of u uw handen op het stuur hebt.

  • Het systeem zal de ALC-functie activeren om te helpen bij de rijstrookwisseling, indien het vaststelt dat voldaan wordt aan alle voorwaarden voor het wisselen van rijstrook.

  • De Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) zal de rijstrookmarkering aan de overeenkomstige zijde in blauw weergeven totdat de rijstrookwisseling met succes is voltooid. Controleer na afronden van de rijstrookwisseling of de richtingaanwijzerhendel weer in de neutrale stand staat.

  • Als het systeem detecteert dat niet aan de voorwaarden voor rijstrookwisseling wordt voldaan, zal de ESD de rijstrookmarkering aan de desbetreffende zijde rood weergeven en zal het systeem de rijstrookwisseling niet starten.

Wanneer de volgende situaties zich voordoen, wordt de rijstrookwisseling onderbroken en wordt u via het digitale instrumentenpaneel en door middel van hoorbare waarschuwingen verzocht de controle over uw auto over te nemen:

  • Het systeem detecteert een onveilige situatie voor een rijstrookwisseling, bijvoorbeeld wanneer het alarm voor dodehoekdetectie of waarschuwing bij een rijstrookwisseling wordt geactiveerd.

  • Rijstrookcentrering is uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer de bestuurder de controle over het stuur overneemt of wanneer de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn, of bij het navigeren op wegen met veel bochten.

  • Pilot Assist is uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer de bestuurder de knop Pilot op het stuurwiel indrukt of het rempedaal gebruikt.

ALC kan slechts één rijstrookwisseling per keer uitvoeren.

ALC zal een rijstrookwisseling mogelijk niet voltooien bij slechte verlichting of bij slecht of beperkt zicht, zoals 's nachts of wanneer rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn.

Let op

ALC is een rijhulpfunctie en is mogelijk niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. De bestuurder moet altijd controleren of de omstandigheden passend zijn alvorens de functie te activeren.

Als bestuurder draagt u altijd de eindverantwoordelijkheid voor een veilige rijstrookwisseling, en voor het naleven van de geldende verkeerswetten en -regels.

ALC kan onverwacht worden uitgeschakeld als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Houd uw aandacht altijd bij de verkeers- en wegomstandigheden en wees erop voorbereid om de controle over uw auto op elk moment over te nemen.

U dient voorafgaand aan en tijdens de rijstrookwisseling altijd te controleren of het veilig en passend is om van rijstrook te wisselen. Houd er rekening mee dat ALC niet kan reageren op voetgangers, obstakels, tegenliggers, etc. Vertrouw voor het wisselen van rijstrook niet alleen op het systeem. U draagt tijdens een rijstrookwisseling altijd zelf de eindverantwoordelijkheid voor de veiligheid.

Sommige situaties kunnen verhinderen dat ALC een rijstrookwisseling voltooit of normaal werkt. Deze situaties vereisen dat de bestuurder het voertuig overneemt, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • Navigeren door buitensporig scherpe bochten, zoals op- en afritten van snelwegen.

  • Rijstrookmarkeringen die onduidelijk of versleten zijn, ontbreken, elkaar overlappen of in de schaduw liggen van andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen.

  • Wegen zonder rijstrookmarkeringen, zoals niet-standaardwegen, kruispunten of bij wegwerkzaamheden.

  • Wegen met vaag afgetekende rijstrookmarkeringen, zoals op invoegstroken of uitvoegstroken, snelwegen, kruispunten binnen de bebouwde kom of uitvoegstroken om (te wachten om) linksaf te slaan.

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen. Randen of sterk contrasterende strepen op het wegdek in plaats van normale rijstrookmarkeringen, zoals naden in de weg of wegranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg;

  • Rijstrookmarkeringen die niet kunnen worden herkend of niet correct worden herkend als gevolg van licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de huidige of beoogde rijstrook is te breed of te smal.

Sommige situaties kunnen leiden tot camerastoringen, waardoor ALC niet correct werkt, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij tunnelingangen of -uitgangen of interferentie van fel licht.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Grote schaduwen van gebouwen, landschapselementen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomend op uw auto.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de radar waardoor het onmogelijk is om de rijstrookwisseling te voltooien. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars staan verkeerd, worden geblokkeerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen plaatjes, tape, labels, bladeren of andere objecten.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Regen, sneeuw, mist, nevel en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren.

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefunctie kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden, veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Sommige situaties kunnen leiden tot een LiDAR-fout waardoor de assistent voor rijstrookwisseling niet goed werkt en de functie zelfs wordt geannuleerd. Deze omstandigheden kunnen omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, die de werking van LiDAR kunnen beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame gevallen valse alarmen worden gegenereerd door verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

ALC kan obstakels in de rijstrook waar men op rijdt en die waar men naartoe wil mogelijk verkeerd identificeren of niet detecteren. U dient voorafgaand aan en tijdens een rijstrookwisseling altijd te controleren of het veilig en passend is om van rijstrook te wisselen. De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Motorfietsen, trikes

Bepaalde objecten zullen geen reactie genereren, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

ALC kan de herkenning van speciale voertuigen niet garanderen, zeker niet 's nachts. Voorbeelden hiervan zijn voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen. Bij dergelijke voertuigen is extra voorzichtigheid geboden.

De kans bestaat dat ALC stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerkt, vooral 's nachts, zodat extra voorzichtigheid geboden is.

ALC wordt niet aanbevolen voor bijzondere of complexe wegomstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • Wegen met water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels.

  • Wegen met grote aantallen voetgangers, fietsen of dieren.

  • Wegen zonder middenlijn.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige of smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

Gebruik van ALC tijdens zware weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, mist, nevel, enz. wordt niet aanbevolen.

Bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ALC-systeem. Veel factoren kunnen het ALC-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Bevestigingsmethode

Wanneer het systeem geactiveerd is, zal het u informeren over nieuw gedetecteerde snelheidsborden door u te vragen om uw kruissnelheid dienovereenkomstig te bevestigen en aan te passen met een enkele druk op de knop op het stuurwiel.

Intelligente snelheidsassistent in-/uitschakelen

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u naar de interface voor instellingen op het middendisplay en tikt u opRijhulp > Intelligente snelheidsassistent.

Intelligente snelheidsassistent activeren

Als Intelligente snelheidsassistent (ISA) is ingeschakeld in de instellingen, wordt de functie automatisch geactiveerd in rijmodus ACC of Pilot Assist.

Weergave in het instrumentenpaneel

De melding van de Intelligente snelheidsassistent wordt links in het instrumentenpaneel weergegeven, boven de Rijhulp-pictogrammen.

Het bericht bevat visuele instructies over welke knop (omhoog, omlaag) aan de linkerkant van het stuurwiel moet worden gebruikt om de nieuw voorgestelde kruissnelheid te bevestigen.

GUM245725

Let op

Intelligente snelheidsassistent dient alleen als aanvulling en nooit ter vervanging van uw visuele waarneming. Vertrouw niet uitsluitend op de informatie over snelheidslimieten die wordt gegeven door Verkeersbordenherkenning. Als uw auto de snelheidslimiet overschrijdt, krijgt u zowel visuele als auditieve waarschuwingen voor te snel rijden. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk Waarschuwing voor te hoge snelheid.

Als rijhulpfunctie is Intelligente snelheidsassistent niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om de aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden te houden en te beslissen om Intelligente snelheidsassistent al of niet te gebruiken.

De intelligente snelheidassistent werkt niet bij complexe wegomstandigheden, zoals op- en afritten.

De bestuurder draagt de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden en voor het naleven van alle toepasselijke verkeerswetten en -regels.

Voorspellende snelheidsregeling

De voorspellende snelheidsregeling (PSC) is een hulpfunctie die de bestuurder ondersteunt door de rijsnelheid in bochten te verlagen wanneer de rijhulpfunctie is geactiveerd in modus ACC of Pilot Assist.

Als de functie is ingeschakeld in instellingen en de omgeving en wegomstandigheden aan bepaalde eisen voldoen, helpt het systeem de auto te vertragen voordat deze de bocht inrijdt en beperkt het de rijsnelheid door de gehele bocht heen. Na de bocht zal het voertuig geleidelijk de door de gebruiker ingestelde kruissnelheid hervatten.

Voorspellende snelheidsregeling inschakelen/uitschakelen

Ga naar de instellingenpagina in de bedieningsbalk onder het centrale regelscherm, klik opRijhulp > Voorspellende snelheidsregeling en schakel deze functie in of uit.

Voorspellende snelheidsregeling activeren

Voorspellende snelheidsregeling wordt automatisch geactiveerd indien ingeschakeld in de instellingen en wanneer ACC of Pilot Assist actief is.

Als het systeem detecteert dat aan de omgeving en de omstandigheden wordt voldaan en de ingestelde snelheid voor ACC of Pilot Assist hoger is dan de aanbevolen snelheid om veilig en comfortabel door de naderende bocht te rijden, grijpt de PSC in door de rijsnelheid geleidelijk te verlagen.

Weergave in het instrumentenpaneel

Als de voorspelbare snelheidsregeling actief is, worden de huidige rijstrookmarkeringen in Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD) blauw gemarkeerd en worden ertussen blauwe horizontale lijnen weergegeven:

GUM239809

De Dynamische omgevingssimulatie en weergave dient uitsluitend ter illustratie en kan de echte verkeerssituatie niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de inhoud die wordt weergegeven in de weergave van de dynamische omgevingssimulatie, bijvoorbeeld als geen rijstrookmarkeringen worden gedetecteerd.

Beoogd gebruik

PSC is een rijhulpfunctie zoals ACC of Pilot Assist. Daarom is de functie voornamelijk ontworpen voor de volgende scenario's:

  • Snelwegen, autowegen en andere hoofdwegen

  • Gebruiken en volgen van de navigatie aan boord

Uiteindelijk is de bestuurder op elk moment verantwoordelijk voor het kiezen van een veilige rijsnelheid.

Let op

De bestuurder draagt altijd de verantwoordelijkheid om een veilige rijsnelheid te kiezen en zich te houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

PSC biedt mogelijk beperkte of geen hulp in een aantal situaties, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Bochten met een buitensporige kromming, zoals op- en afritten van snelwegen.

  • Wanneer de positie van de auto niet kan worden bepaald door het navigatiesysteem

  • Geblokkeerde of vuile sensoren

  • Extreme weersomstandigheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot regen, sneeuw, mist en nevel.

Omgevingsweergave

360-surroundweergave en Weergave parkeercamera

Tijdens het rijden op lage snelheden controleert de auto de omgeving met behulp van ultrasoonsensoren. Tijdens het parkeren zal uw auto u waarschuwen door middel van waarschuwingsgeluiden en beelden afhankelijk van de afstand tussen obstakels en de voorkant of achterkant van uw auto.

Afstandsbereik tussen auto en obstakel

Frequentie van het waarschuwingsgeluid

Kleur waarschuwingsboog

>1,5 m

Niet bewaakt

Niet weergegeven

1,2 - 1,5 m

Geen

Wit

0,9 - 1,2 m

0-2 keer per seconde

Wit

0,6 - 0,9 m

0-3 keer per seconde

Geel

0,3 - 0,6 m

3-5 keer per seconde

Geel

<0,3 m

>5 keer per seconde

Rood

Waarschuwing 泊车辅助提示作为一种驾驶辅助功能
  • Waarschuwing van de parkeerassistent (PAA) is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u PAA activeert terwijl u de veiligheid waarborgt.

  • PAA dient alleen als referentie. Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

De parkeercamera inschakelen

U kunt de parkeercamera op de volgende manieren inschakelen:

  • Veeg op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts om de interface Snelle toegang weer te geven en tik op het pictogram Surroundweergave om de surroundweergave te openen.

  • Open op het middendisplay het applicatiecentrum en tik op Parkeren om de geheugenweergave te openen (surroundweergave of weergave van twee beelden).

  • Zet de auto in de achteruitrijstand (R) en open de geheugenweergave (surroundweergave of weergave van twee beelden).

  • Nadat u de aangepaste functie van de midden-knop aan de rechterkant van het stuurwiel hebt ingesteld op Surroundweergave, houdt u de knop ingedrukt om de surroundweergave te activeren.

  • Wek NOMI, schakel met uw stem Parkeren in en open de surroundweergave.

U kunt op de interface van de parkeercamera op het pictogram Geluid tikken en ervoor kiezen om het waarschuwingsgeluid uit te schakelen.

Opgelet Overseas 爱车挂入P挡或车速达到16公里/小时会自动退出。您也可以采用手指抓取中控屏的方式或点击左上方的关闭按键主动退出。
  • Het wordt aanbevolen om het waarschuwingsgeluid van de parkeerassistent alleen uit te schakelen als dit duidelijk niet nodig is voor omgeving. Als u het waarschuwingsgeluid van de parkeerassistent handmatig uitschakelt, accepteert u de verantwoordelijkheid voor alle risico's die hiermee gepaard gaan.

  • De parkeercamera wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de parkeerstand (P) wordt geselecteerd of wanneer de rijsnelheid hoger is dan 16 km/u.

  • Als de auto niet in de achteruitrijstand (R) staat, kunt u de parkeercamera ook handmatig uitschakelen door met uw vingers over het middendisplay te vegen of door op de knop OFF (Uit) te tikken op de gebruikersinterface.

Opgelet 以下情况超声波传感器受限,可能出现“前方泊车雷达故障”、“后方泊车雷达故障”、“泊车雷达系统故障”等信息,包括但不限于:

De ultrasonische sensoren kunnen onder de volgende omstandigheden beperkt werken, wat leidt tot berichten zoals "Storing parkeerradar voor", "Storing parkeerradar achter" of "Storing parkeerradar". Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Een of meer ultrasoonsensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder, ijs of sneeuw, of een autohoes).

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, die de sensoren beïnvloeden.

  • Interferentie door elektrische apparaten of uitrusting die verstoringen kunnen veroorzaken, welke de sensoren beïnvloeden.

Opgelet 由于超声波传感器特性,有些情况可能导致超声波传感器误报,这种误报会随着路况状态变化消失,不会影响正常车辆驾驶。

Als gevolg van de eigenschappen van ultrasoonsensoren kunnen deze in bepaalde situaties een vals alarm genereren. Deze valse alarmen houden vanzelf op nadat de wegomstandigheden zijn veranderd en hebben geen invloed op het rijden. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Ruwe asfalteerde wegen, betonwegen, kasseienwegen, waterverzadigde wegen en andere oneffen ondergronden

  • Inductielussen en soortgelijke apparatuur die in het wegdek zijn aangebracht

  • Interferentie veroorzaakt door grote voertuigen, bouwmachines en andere apparatuur in de buurt

Waarschuwing 超声波传感器可能对高度较低的障碍物,来自车身上方或车侧方的障碍物,较狭窄物体等类型的障碍物检测受限,您需要始终关注周边环境,否则可能导致财产或人身伤害,包括但不限于:

De ultrasonische sensoren kunnen beperkingen hebben bij het detecteren van obstakels met een geringe hoogte, obstakels die vanaf boven of vanaf de zijkanten van de auto komen, smalle voorwerpen, en andere voorwerpen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende. Het is cruciaal dat u altijd uw aandacht houdt bij de omgeving. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of schade aan eigendommen:

  • Voetgangers, kinderen, dieren.

  • Geactiveerde automatisch inzinkbare palen, lage stenen kolommen, cilindrische voorwerpen, dunne stangen, scherpe voorwerpen en oneffen ondergronden.

  • Hoogtebeperkende portalen, palen of constructies boven de weg.

  • Obstakels aan de zijkanten van de auto die aanrijdingen of krassen kunnen veroorzaken.

  • Fietsen, hoeken van muren, randen van slagbomen van parkeerterreinen, enz.

Interface van de parkeercamera

De parkeercamera bestaat uit twee interfaces: surroundweergave en weergave van twee beelden. Tik op de knop in de surroundweergave om te wisselen tussen beide interfaces.

Knop

Functie

GUM185194

Schakel over naar de weergave van twee beelden

GUM185193

Schakel over naar de surroundweergave

GUM229461

Snelle toegang

GUM229462

Schakel over naar de hubweergave

Weergave van de parkeercamera

Nadat de interface voor weergave van twee beelden is geopend, kunt u veranderen naar de weergave voorkant of achterkant door te schakelen tussen de vooruitrijstand (D) en de achteruitrijstand (R), en kunt u overschakelen tussen de verschillende weergaven door linksonder op het middendisplay op 3D-weergave, weergave voorkant, weergave achterkant, hubweergave linker- en rechterkant, hubweergave voorkant en hubweergave achterkant te tikken.

In de 3D-weergave kunt u de weergavehoek aanpassen door met één vinger te vegen, de zoomafstand aanpassen door met twee vingers te zoomen, en de weergavehoogte aanpassen door omhoog en omlaag te vegen met twee vingers.

De helderheid van de parkeercamera aanpassen

  • Automatisch aanpassen

    Tik op de interface van de parkeercamera op "Snelle toegang", ga naar "Helderheid" en selecteer vervolgens "AUTO". De helderheid van het middendisplay kan automatisch worden aangepast aan de hand van de helderheid van de omgeving.

  • Handmatig aanpassen

    Tik op de interface van de parkeercamera op "Snelle toegang", ga naar "Helderheid" en verschuif vervolgens de helderheidsregelaar om de helderheid van het middendisplay handmatig aan te passen.

Dynamisch stuuraanzicht

Ga op het middendisplay naar het applicatiecentrum, tik op Parkeren en schakel in de parkeerinstellingen Dynamisch stuuraanzicht in.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, zal de weergavehoek van de beelden bij vooruit- en achteruitrijden worden aangepast aan de hand van de draaiing van het stuurwiel om bestuurders te helpen een breder gezichtveld te bieden en veiliger te parkeren.

Dynamisch transparant chassis

Dynamisch transparant chassis verwijst naar een transparant effect dat kan worden weergegeven, na technische bewerking van de beelden van de weg die van tevoren door de camera zijn opgenomen terwijl de auto rijdt, en gezonden naar het middendisplay zodat de wegomstandigheden in de auto kunnen worden bekeken.

GUM228631

U kunt deze functie inschakelen bij de instellingen op de interface van de parkeercamera. Nadat Dynamisch transparant chassis is ingeschakeld, kan de doorzichtigheid van het automodel tijdens het rijden worden aangepast aan vier opties: Ondoorzichtig, Laag, Gemiddeld en Hoog.

Opgelet 动态透明底盘无法识别出车辆静止时车底环境可能发生的变化。使用时请谨慎驾驶,以实际环境为准,以免造成车辆损坏。

Het dynamisch transparante chassis kan mogelijke omgevingsveranderingen onder het chassis niet detecteren wanneer het voertuig stilstaat. Rijd voorzichtig en let altijd op uw omgeving om schade aan het voertuig te voorkomen.

Dynamische dode hoek

Door de relatieve positionering van de camera's en de carrosserie van de auto is er een dynamisch dodehoekbereik van 20 centimeter rond het model van uw auto in de surroundweergave. Let tijdens het parkeren op de werkelijke omgeving van uw auto.

Opgelet 全景影像所显示的车模周围盲区提示仅供参考,无法替代您的目视检查。
  • De dode hoek rondom de auto die in de surroundweergave wordt getoond, dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

  • U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en uw auto parkeren terwijl de veiligheid is gegarandeerd.

  • Als gevolg van de aanwezigheid van dode hoeken worden sommige lage objecten dichter bij de auto mogelijk niet volledig weergegeven. Let hierop en rij voorzichtig.

Indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS)

Het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) monitort met behulp van ultrasoonsensoren de voorkant van de auto wanneer deze met lage snelheid rijdt. Bij het naderen van obstakels activeert de auto automatisch de interface van de parkeercamera om te helpen bij het inschatten van parkeerplekken of het navigeren door smalle doorgangen, zoals wegen met een beperkte breedte.

GUM225847
Waarschuwing 窄路辅助功能提示仅供参考,无法替代您的目视检查。
  • SDIS dient uitsluitend als referentie en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

  • SDIS is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. In extreme en ongunstige weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist, nevel, enz. kunnen er valse alarmen worden geactiveerd.

  • Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u SDIS activeert.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

SDIS inschakelen/uitschakelen

Het SDIS kan worden in- of uitgeschakeld met behulp van de knop Instellingen op de interface Parkeercamera. Wanneer de functie is ingeschakeld, kunnen verschillende typen schermindelingen worden geselecteerd, zoals de weergave van twee beelden, volledig scherm of beeld-in-beeld.

De interface van de parkeercamera wordt automatisch geactiveerd wanneer tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De auto staat in de vooruitrijstand (D).

  • De rijsnelheid is niet hoger dan 16 km/u.

  • Er is een obstakel in een van de gebieden vóór de auto en dit bevindt zich dicht bij de auto.

Detectiegebieden en rijbereik van het SDIS

GUM225849

Gebied

Bereik

1

Binnen 50 cm

2

Binnen 80 cm

3

Binnen 80 cm

U kunt rechtsboven op de interface van de parkeercamera tikken om het waarschuwingssignaal uit te schakelen. Tegelijkertijd dient u zich bewuste te zijn van alle risico's die gepaard gaan met het uitschakelen van het waarschuwingssignaal.

Automatisch verlaten van de interface van de parkeercamera:

  • De interface van de parkeercamera wordt automatisch verlaten 4,5 seconden nadat u het obstakel bent gepasseerd.

  • Door op het lege gebied van de parkeercamera te tikken of het scherm met uw vingers samen te knijpen, kan het SDIS tijdelijk, gedurende 3 minuten, worden uitgeschakeld, waarna de normale functie weer wordt hersteld.

  • Wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 16 km/u, wordt de interface van de parkeercamera automatisch verlaten.

  • Wanneer weer aan de werkingsvereisten voor het SDIS wordt voldaan, wordt de interface van de parkeercamera automatisch geactiveerd.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij extreme weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de juiste werking van het SDIS. Veel factoren kunnen het SDIS verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Geavanceerde parkeerassistent (APA)

Geavanceerde parkeerassistent maakt gebruik van surroundweergave-camera's en ultrasone sensoren om wegmarkeringen en parkeerplekken tussen twee voertuigen te identificeren. Het biedt hulp bij achteruit inparkeren zonder schakelen bij zowel parallel als haaks inparkeren, maar is niet geschikt voor driedimensionale parkeerplekken.

GUM225359

Geavanceerde parkeerassistent activeren

Geavanceerde parkeerassistent kan worden geactiveerd door een NOMI-spraakopdracht of door een druk op een speciale soft-button, en bestaat uit de volgende stappen:

  1. Het zoeken naar een parkeerplek starten;

  2. De gewenste parkeerplek selecteren;

  3. Het parkeerproces activeren;

  4. Het parkeren voltooien.

  1. Het zoeken naar parkeerruimte starten:

    Bij snelheden onder de 16 km/u:

    GUM217856
    • Automatische activering voor parkeerplek zoeken: Als aan de werkingsvoorwaarden voor zoeken door het systeem is voldaan, verschijnt de parkeerassistent-knopGUM165565 aan de linkerkant van het navigatiepaneel op het middendisplay. Tik op de parkeerassistent-knop GUM165565 om de gedetecteerde parkeerplekken weer te geven.

    • Handmatige activering voor parkeerplek zoeken: U kunt het zoeken naar een parkeerplek activeren door een van deze handelingen uit te voeren; blijf vervolgens langzaam rijden terwijl de APA-zoekweergave zichtbaar is op het middendisplay, zodat het systeem beschikbare parkeerplekken kan identificeren:

      • Schakel naar Achteruit (R) en tik op de P in het linkerscherm van de dubbele weergave van de 360-cameraweergave om de APA-zoekweergave te openen.

      • Veeg van links naar rechts op het middendisplay om het menu Snelle toegang te openen en tik op de knop Geavanceerde parkeerassistent in het aanpasbare gebied om de APA-zoekweergave te openen.

      • Veeg van links naar rechts op het middendisplay om het menu Snelle toegang te openen en tik op de 360-cameraweergave in het gedeelte met de ingestelde pictogrammen. Tik vervolgens op P om de APA-zoekweergave te openen.

      • Open Apps > Parkeer-app om de 360-surroundweergave-interface te openen en tik vervolgens op P om de APA-zoekweergave te openen.

      • Druk lang op de aanpasbare knop aan de rechterkant van het stuurwiel om de APA-zoekweergave te activeren, als deze eerder is aangepast op de instellingenpagina Positieregeling > Stuurwiel > Aanpasbare knop voor Parkeerassistent.

      • Druk lang op de aanpasbare knop aan de rechterkant van het stuurwiel om naar de 360-cameraweergave te gaan en druk vervolgens op de P-knop om de APA-zoekweergave te activeren als deze eerder is aangepast op de instellingenpagina Positieregeling > Stuurwiel > Aanpasbare knop voor 360-cameraweergave.

      • Maak de NOMI wakker en vraag om te beginnen met parkeren via commando's zoals "Hoi NOMI, begin met parkeren" of "Hoi NOMI, ik wil parkeren" om de APA-zoekweergave te activeren.

      Houd er rekening mee dat het systeem alleen parkeerplekken weergeeft waarin het verwacht te kunnen parkeren.

  2. Selecteer een parkeerplek:

    Zodra het systeem beschikbare parkeerplekken heeft geïdentificeerd, worden deze weergegeven in de APA-weergave met het parkeersymbool P erop. Om de gewenste parkeerplek te selecteren, trapt u op het rempedaal tot aan stilstand om de APA-weergave interactief te maken en tikt u op de gekozen parkeerplek. Om de selectie van de parkeerplek ongedaan te maken, tikt u nogmaals op de geselecteerde parkeerplek.

    Houd er rekening mee dat het systeem niet kan bepalen of een parkeerplek geschikt of legaal is. Het is uw verantwoordelijkheid als bestuurder om dit te beoordelen.

  3. Activeer het parkeerproces:

    Volg na het selecteren van de gewenste parkeerplek de instructies op het middendisplay. Zorg ervoor dat de parkeerplek vrij is voordat u het parkeerproces start. Controleer uw omgeving en zorg dat u de controle direct over kunt nemen als dat nodig is.

  4. Parkeerproces voltooid:

    Zodra de auto het parkeerproces heeft afgerond, schakelt hij automatisch naar de parkeerstand (P). De parkeerstatus wordt weergegeven op het middendisplay en de interface met dubbele weergave van de 360-camera wordt automatisch afgesloten.

Geavanceerde parkeerassistent deactiveren

De geavanceerde parkeerassistent kan handmatig worden gedeactiveerd door de volgende handelingen uit te voeren, waarna het noodzakelijk is om de controle over snelheid en stuur over te nemen:

  • Trap het rempedaal in kies een andere versnellingsstand.

  • Tik op "Parkeren annuleren" in de APA-weergave op het middendisplay wanneer Geavanceerde parkeerassistent is gepauzeerd.

  • Sluit de Interface met dubbele weergave af op het middendisplay.

De geavanceerde parkeerassistent stopt automatisch in de volgende situaties, en vraagt u de controle over de auto tijdig over te nemen:

  • Portieren zijn open.

  • Bestuurder zit niet op bestuurdersplaats.

  • De auto staat te dicht bij een obstakel.

  • De elektrische parkeerrem is ingeschakeld.

  • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn geactiveerd.

  • APA is meer dan 30 seconden gepauzeerd.

  • De functie vereist een buitensporige voorwaartse en achterwaartse manoeuvre voor de parkeersituatie.

  • De hele parkeerprocedure duurt te lang.

  • Er is een systeemfout opgetreden.

Als APA op abnormale wijze wordt gedeactiveerd, wordt op het digitale instrumentenpaneel de "P" aan de linker- of rechterkant van de auto rood.

Geavanceerde parkeerassistent opheffen

Tijdens het parkeerproces kunt u het rempedaal licht intrappen om de auto af te remmen zonder het parkeerproces te onderbreken.

Als u het rempedaal intrapt om het voertuig volledig tot stilstand te brengen, het stuur overneemt of het gaspedaal intrapt, wordt de geavanceerde parkeerassistent gepauzeerd. In het middendisplay kunt u kiezen tussen "Parkeren hervatten" en "Parkeren annuleren" en vervolgens de weergegeven instructies volgen.

Weergave in het instrumentenpaneel

Wanneer u een parkeerplaats oprijdt met een snelheid lager dan 16 km/u en er wordt voldaan aan de zoekvoorwaarden, worden beschikbare parkeerplekken gemarkeerd met een P in Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD). Het parkeerproces kan worden gevolgd in de ESD. Voor alle bestuurdersinteracties geldt echter dat ze alleen op het middendisplay kunnen worden uitgevoerd.

Tijdens het parkeerproces wordt de gekozen parkeerplek gemarkeerd in de ESD en geeft een blauwe lijn de parkeerrichting en -afstand voor de huidige versnelling aan.

Wanneer het parkeerproces begint, wordt de richtingaanwijzer naar de geselecteerde parkeerplek automatisch geactiveerd. Zodra het parkeerproces is beëindigd, wordt de richtingaanwijzer automatisch weer uitgeschakeld.

GUM245718
GUM245719

Als APA niet beschikbaar is of als er een systeemstoring is, verschijnt er een specifiek rood pictogram aan de rechterkant van het instrumentenpaneel:

GUM245720

Weergave op het middendisplay

Zodra Geavanceerde parkeerassistent is geactiveerd, wordt de dubbele weergave zichtbaar op het middendisplay. De APA-weergave bevindt zich linksonder in de dubbele weergave.

Zodra het parkeerproces is gestart, worden de afstand en richting van de huidige en komende parkeermanoeuvres aangegeven met een blauwe lijn in de APA-weergave. Bovendien wordt het traject van het voertuig in grijs weergegeven in de bovenste weergave, terwijl het blauwgekleurde deel van het traject het stoppunt aangeeft.

GUM245721

Werkingsvoorwaarden

  • De rijsnelheid is lager dan 16 km/u.

  • De auto staat in rijstand (D) of achteruitrijstand (R).

  • Alle portieren zijn gesloten.

  • De Bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • ACC of Pilot Assist is uitgeschakeld.

  • ECO+ is niet ingeschakeld als huidige rijmodus.

  • De ultrasone sensoren en camera's werken naar behoren.

  • Er is geen systeemfout.

  • Het tractiecontrolesysteem en het stabiliteitscontrolesysteem zijn niet geactiveerd.

  • De antiblokkeerrem is niet geactiveerd.

  • De weg is vlak.

  • De ultrasone sensoren en camera's werken naar behoren.

  • Er is geen systeemfout.

  • Het tractiecontrolesysteem en het stabiliteitscontrolesysteem zijn ingeschakeld maar niet geactiveerd.

  • De antiblokkeerrem is niet geactiveerd.

Let op

Geavanceerde parkeerassistent werkt mogelijk niet goed in de volgende situaties:
  • Er zijn wijzigingen aangebracht aan het stuurwiel, zoals het toevoegen van afdekkappen of het wijzigen van het ontwerp, wat de werking kan verminderen.

  • Niet-originele banden of een lage bandenspanning kunnen het gevolgde traject beïnvloeden. Zorg er bij gebruik van de functie voor dat de banden origineel zijn en de juiste spanning hebben.

  • Nadat u de bandenmaat of specificaties hebt gewijzigd, dient u de relevante parameters te laten bijwerken bij een NIO Service Center. Alleen door NIO gespecificeerde bandenmodellen worden ondersteund, en wijzigingen kunnen de parkeerfunctie beïnvloeden.

  • Activeer de APA niet als er een aanhangwagen is aangekoppeld.

  • Activeer de APA niet als er sneeuwkettingen of een reservewiel gemonteerd zijn.

  • Zorg ervoor dat er geen geladen voorwerpen in de omgeving van het voertuig uitsteken.

  • De beoogde parkeerplaats bevindt zich in de buurt van obstakels zoals hekken, muren, straatverlichting of bomen, die het parkeren kunnen beïnvloeden en voertuigschade kunnen veroorzaken.

  • De parkeerplaats ligt in een bocht.

  • De parkeerplaats ligt onder een hoek.

  • Er bevinden zich obstakels zoals grondsloten, kegels of winkelwagentjes op de parkeerplaats.

  • Zware weersomstandigheden.

  • Interferentie van andere apparatuur.

  • Kleine ruimtes.

Geavanceerde parkeerassistent werkt mogelijk niet goed onder de volgende wegomstandigheden:

  • Als het wegdek schuin, hellend of ongelijk is of treden bevat, omdat het systeem alleen ontworpen is voor vlakke oppervlakken.

  • Als er obstakels of gevaren op de weg zijn, zoals water, modder, kuilen, ijs, sneeuw of verkeersdrempels.

  • Speciaal stoeprandmateriaal dat mogelijk niet gedetecteerd wordt, waardoor onjuist parkeren kan leiden tot schade aan de banden en velgen.

  • Als de hoek van de parkeerplek groter is dan het ondersteunde bereik, zal het parkeerproces mogelijk niet slagen.

Ultrasone sensoren kunnen obstakels mogelijk beperkt detecteren, dus wees altijd voorbereid om het voertuig over te nemen om schade of letsel te voorkomen. Beperkte detectie kan voorkomen bij:

  • Voetgangers, kinderen en dieren;

  • Dunne of hangende voorwerpen (bijv. grondsloten);

  • Muurhoeken en zuilen op parkeerplaatsen;

  • Beschadigde of bedekte sensoren.

Ook de surroundweergave-camera kan beperkingen ondervinden in situaties zoals:

  • Beschadigde spiegels of verkeerd uitgelijnde camera's;

  • Vervuiling door modder of ijs;

  • Sterk zonlicht of slechte verlichting;

  • Ongebruikelijke parkeerplekken of onduidelijke lijnen.

Het systeem detecteert mogelijk geen parkeerverbod-markeringen, kegels of nabijzijnde obstakels. Controleer altijd of de gekozen parkeerplek geschikt is voor uw situatie.

Vermijd het activeren van APA in de volgende situaties, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

  • Oneffen of hellend wegdek.

  • Beperkt zicht door:

    • Wazige, beschadigde of verkeerd uitgelijnde zijspiegels.

    • Slecht weer (regen, sneeuw, mist) of slechte lichtomstandigheden.

Deze waarschuwingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de werking van de APA. Rijd altijd oplettend en wees u bewust van het verkeer, de weg en de staat van het voertuig, om ongelukken te voorkomen. Rijd voorzichtig.

Vergeet niet de verkeerswetten en -regels te volgen om veilig te parkeren. De geavanceerde parkeerassistent kan niet alle situaties aan; blijf alert op de verkeers- en wegomstandigheden en wees erop voorbereid om de controle indien nodig over te nemen.

Power Swap met parkeerassistentie (PSAP)

De Power Swap met parkeerassistentie (PSAP) kan bestuurders helpen hun auto te parkeren in een Power Swap-station zonder het stuurwiel aan te raken, te remmen, gas te geven of te schakelen.

GUM225358

Zoek op de kaart naar een Power Swap-station of open het scherm van de voedingsassistent om een Power Swap-station weer te geven:

  • Als u zich binnen het bestelling-plaatsingsbereik van een Power Swap-station bevindt, tikt u gewoon erop om een bestelling te plaatsen.

  • Als u zich niet binnen het bestelling-plaatsingsbereik bevindt, navigeert u naar een Power Swap-station en plaatst u een bestelling wanneer u in de buurt ervan bent.

Opgelet 下单时会对爱车和蔚来APP 位置进行校验,只有在换电站附近约200 米范围内才能成功下单。
  • De locaties van uw auto en de NIO-app worden gecontroleerd tijdens plaatsing van de bestelling. Een bestelling kan alleen met succes worden geplaatst als uw auto zich binnen 200 meter van het Power Swap-station bevindt.

  • Als u zich binnen het bestellingsbereik van een Power Swap-station bevindt, kunt u met een tik rechtstreeks een bestelling plaatsen. Als u niet binnen het bereik bent, selecteer dan "Navigeer naar Power Swap-station" en plaats een bestelling zodra u in de buurt van het station bent.

  • Als het plaatsen van een bestelling mislukt doordat het netwerk van de auto niet beschikbaar is, probeert u het dan opnieuw nadat het netwerk is hersteld of raadpleeg een Power Swap-specialist.

  • Lees de Overeenkomst en Disclaimer voordat u een bestelling plaatst.

Nadat een bestelling met succes is geplaatst, wordt een accuwissel-serienummer gegenereerd om in de wachtrij geplaatst te worden. U kunt de laadstatus van de accu, het huidige aantal wachtenden in de wachtrij, de geschatte wachttijd en overige informatie controleren op de bestelinterface van de NIO-app en in de auto.

Nadat het laatste voertuig vóór u klaar is met het wisselen van zijn accu en het Power Swap-station heeft verlaten, controleert het Power Swap-station dit en stuurt een oproepcommando met uw volgnummer om u te informeren dat u het station kunt binnenrijden om uw accu te wisselen. Tik op het middendisplay op de knop "Accuwisselprocedure activeren" om de parkeerprocedure te starten.

Opgelet 请在换电站附近等待叫号,并及时关注车机或蔚来 APP 的排队情况,如若过号,请及时联系换电专员。
  • Wacht op uw beurt in de buurt van het Power Swap-station en controleer de wachtrijstatus op het middendisplay of in de NIO-app. Als u uw nummer mist, neem dan tijdig contact op met een Power Swap-specialist.

  • Als u het Power Swap-station om een of andere reden moet verlaten, let dan op de wachtrijstatus in de NIO-app of annuleer uw bestelling op tijd.

  • Laat de rijstrook vóór het station vrij terwijl u wacht op de Power Swap.

De PSAP-functie werkt mogelijk niet normaal in de volgende situaties:

  • De wegrand is niet van steen gemaakt of is niet detecteerbaar. Bij verkeerd parkeren bestaat de kans dat de banden en velgen van de auto beschadigd raken door de wegrand en moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen.

  • Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel verhoogt het risico tijdens het parkeren en kan ertoe leiden dat de Power Swap met parkeerhulp niet werkt of niet werkt zoals verwacht. Dergelijke toevoegingen of wijzigingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het monteren van een lederen stuurwielhoes, het wijzigen van het stuurwiel of het contragewicht, enz.

  • Een of meer van de ultrasoonsensoren is verontreinigd of beschadigd (bijvoorbeeld door vuil, ijs, sneeuw, enz.).

  • Weersomstandigheden (harde regen, sneeuw, mist, extreme hitte of kou, enz.) die de werking van de sensoren verstoren.

  • Reflecterende grond of water op de grond.

  • De sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken.

  • Het wegdek is oneffen, bestaat uit grasbeton, heeft groeven, enz.

  • De auto maakt gebruik van sneeuwkettingen of het reservewiel.

  • Ingeladen voorwerpen steken uit de auto.

  • De linker- of rechterzijspiegel is beschadigd of staat in een abnormale stand.

Opgelet 在更换轮胎尺寸和性能后您需要到售后更新相关参数,目前仅支持官方提供的轮胎型号;任何车辆轮胎尺寸和性能的改装,可能都会影响泊车性能。
  • Na het veranderen van de bandenmaat en specificaties, moet u de relevante parameters laten updaten door het NIO Service Center. Momenteel worden alleen de bandenmodellen ondersteund die door NIO worden gespecificeerd. Elke wijziging van de bandenmaat en specificaties van de auto kan van invloed zijn op de prestaties van het parkeren.

  • Het parkeren kan minder goed gaan als u tijdens het parkeerproces te vaak stopt.

  • Intensief rijden of herhaalde parkeerbedieningen kunnen de oververhittingsbeveiliging van het stuursysteem in werking doen treden.

Parkeren in een Power Swap-station

Nadat u op de knop "Accuwisselprocedure activeren" hebt getikt, rijdt u aan de hand van de instructies van de auto het begingebied voor het wisselen van de accu in de aangegeven richting binnen met een snelheid lager dan 18 km/u.

Opgelet 车速过快可能会导致爱车定位检测失败,请控制车速不超过18公里/小时。
  • Een te hoge snelheid kan leiden tot verstoring van de positioneringsdetectie. Houd de snelheid onder 18 km/u.

  • Rijd zoals door de pijlen op de grond is aangegeven en pas goed op voor voertuigen en voetgangers in de buurt.

  • Als de positioneringsdetectie mislukt, neem dan contact op met de Power Swap-specialist om uw auto over te nemen en handmatig achteruit te rijden voor de Power Swap.

Nadat u het begingebied voor het wisselen van de accu bent binnengereden, wordt de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) getoond en speelt NOMI een gesproken melding af die zegt dat de auto met succes is gelokaliseerd. Trap het rempedaal in om de auto op zijn plaats te houden en wacht op de positiedetectie.

Verzeker u ervan dat uw veiligheidsgordel is vastgemaakt en de portieren gesloten zijn terwijl u in het begingebied wacht.

Tik op de knop "Power Swap met parkeerassistentie". Wanneer u de melding "Laat het rempedaal en stuurwiel los" ziet, volgt u de instructies om te beginnen met het parkeren in het Power Swap-station.

  • Het parkeren zal worden gepauzeerd als tijdens de procedure obstakels worden gedetecteerd.

  • Als het parkeren is gepauzeerd als gevolg van systemische redenen of een actieve interventie tijdens de procedure, moet u bevestigen dat er geen obstakels zijn in de omgeving en het parkeren handmatig hervatten.

Als uw niet verder kunt parkeren, kunt u "Beëindig parkeren" selecteren en wegrijden, waarna een specialist ter plekke handmatig de voeding van uw auto wisselt. Als het Power Swap-station onbemand is, kunt u opnieuw automatisch of handmatig parkeren, of contact opnemen met de specialist.

Na het parkeren is voltooid, wisselt u de voeding van de auto aan de hand van de instructies op de interface.

Opgelet 在泊入换电站前或在泊入的过程中,您需始终关注爱车周边环境,确认没有来往车辆、行人、儿童等,确保泊车过程安全 。
  • Voor of tijdens het parkeren in het Power Swap-station dient u altijd goed op uw omgeving te letten om er zeker van te zijn dat er geen passerende voertuigen, voetgangers, kinderen, enz. zijn en zorg voor veilig parkeren.

  • Neem het gaspedaal niet over, maak de veiligheidsgordel niet los, verlaat de bestuurdersstoel niet en open het portier niet tijdens het inparkeren in het Power Swap-station.

Een Power Swap starten/beëindigen

Nadat succesvol is geparkeerd, gaat uw auto automatisch naar de ééntiks Power Swap-procedure. Lees de instructies op het middendisplay van de auto aandachtig door en tik om het wisselen van de accu te starten.

Uw auto wordt automatisch in de status Power Swap gezet, gedurende welke NOMI een constant licht voortbrengt en het middendisplay de Power Swap-procedure weergeeft. Het middendisplay-systeem schakelt automatisch de luchtstroomfunctie in op basis van de omgevingstemperatuur. U kunt ook zelf de luchtstroomfunctie inschakelen en het luchtvolume handmatig naar wens instellen. Ondertussen wordt de audiomedia die vóór de start van de Power Swap-procedure werd afgespeeld, blijven afspelen tijdens de procedure.

Opgelet 若五分钟内换电未完成,车机屏幕将会自动熄灭保护 12V 蓄电池。
  • Doe tijdens de Power Swap de ruiten niet continu omhoog of omlaag om oververhitting van de motor of uitschakeling te voorkomen.

  • Als de Power Swap niet binnen vijf minuten is voltooid, wordt het middendisplay automatisch uitgeschakeld om de 12V-accu te beschermen en zijn de raam- en luchtstroomfuncties niet beschikbaar.

  • In het geval van een storing of ander probleem tijdens Power Swap kunt u rechtstreeks bellen naar de NIO Power Swap hotline.

Waarschuwing 如果泊车未到位或爱车自动调整失败,请根据专员提示调整爱车
  • Als uw auto niet goed op zijn plaats staat of de automatische aanpassing niet is uitgevoerd, stel uw auto dan af volgens de instructies van de Power Swap-specialist.

  • Zodra het Power Swap-proces begint, is het normaal dat de auto licht schokt met wat lawaai en dat sommige waarschuwingslampjes tijdelijk branden.

  • Probeer tijdens het Power Swap-proces niet het portier te openen, te schakelen, het rempedaal in te trappen, enzovoort, want dit kan een abnormale onderbreking van het Power Swap-proces veroorzaken.

Nadat de Power Swap is voltooid, keert het scherm van de auto terug naar de oorspronkelijke interface. Op dat moment kan de auto het Power Swap-station normaal verlaten.

Opgelet 驶出换电站时请注意观察前方的车辆及行人,确认安全后再驶出换电站。

Let omwille van de veiligheid op of er voertuigen of voetgangers voor u staan voordat u het Power Swap Station verlaat.

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het PSAP-systeem. Veel factoren kunnen het PSAP-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

One-Touch Report

One-Touch Report is het speciale rapportagemechanisme voor Rijhulp en Actieve veiligheidsfuncties. Als u problemen ondervindt tijdens het gebruik van deze systemen, kun u bijdragen aan snelle verbetering van de functies door tijdig feedback te geven. Deze feedback omvat alle relevante informatie, zoals sensorgegevens, die wordt gekoppeld aan uw mondelinge beschrijving van het probleem en naar NIO wordt gestuurd voor analyse.

Dit proces wordt uitgevoerd in strikte overeenstemming met de AVG-regelgeving van de EU, zodat hoogste prioriteit wordt gegeven aan de privacy en beveiliging van gegevens.

One-Touch Report inschakelen

Om One-Touch Report in te schakelen, dient u toestemming te geven om NIO te helpen zijn producten en diensten te verbeteren. Ga naar de interface van de Voertuiginstellingen via de onderkant van het middendisplay, tik op Algemeen > Privacy + beveiliging > Analyse + verbeteringen en schakel het in. Meer informatie over hoe we uw gegevens verwerken, vindt u in de beschrijving van de instelling Analyse + Verbeteringen.

Als u geen toestemming geeft, worden uw gegevens niet voor analyse aan NIO verstrekt en kunnen ze niet worden gebruikt voor toekomstige functieverbetering.

Zorg ervoor dat de instelling MIJN NOMI > NOMI luisteren ook is ingeschakeld, zodat verbale feedback kan worden opgenomen.

One-Touch Report activeren

Druk lang op de linkerknop aan de linkerkant van het stuurwiel op het moment dat er een incident plaatsvindt om gegevenslogs aan te maken. Het voertuig vraagt u dan om uw gesproken feedback over het probleem via NOMI, en stuurt zowel sensorgegevenslogs als mondelinge informatie naar NIO voor analyse.

Om de communicatie te vergemakkelijken, gebruikt u de volgende structuur voor uw mondelinge feedback: vermeld de tijd van de gebeurtenis, dan de beschrijving van de gebeurtenis en de bedrijfsmodus van het voertuig, dan de wegsituatie (inclusief het weer) en eventuele andere details die u wilt benadrukken.

GUM245708

Weergave in het instrumentenpaneel

Wanneer er om mondelinge feedback wordt gevraagd, verschijnt er een microfoonpictogram aan de linkerkant van het instrumentenpaneel voor de duur van de spraakopname.

Beoogd gebruik

De gegevens die via de One-Touch Report-functie worden ingediend, worden gebruikt om problemen te identificeren en gebruikersgerichte oplossingen te ontwikkelen om de gebruikerservaring in toekomstige softwarereleases te verbeteren. Als u ervoor kiest uw bijdrage te leveren aan dit feedbackkanaal, kunt u er zeker van zijn dat uw gegevens veilig worden opgeslagen op EU-servers, ongevoelig worden gemaakt en geanonimiseerd worden om uw privacy te waarborgen.

Opgelet One-Click Report is unavailable when using the 360 Surround View Camera, Advanced Parking Assist and Power Swap with Assisted Parking(PSAP).

Verslag met één klik is niet beschikbaar bij gebruik van de 360-surroundweergave-camera, geavanceerde parkeerassistent en Power Swap met parkeerhulp (PSAP).

Als NOMI niet beschikbaar is, zoals tijdens een telefoongesprek, kan Verslag met één klik ook niet worden gebruikt.

Gezondheidsstatus van de auto

Controleer de gezondheidsstatus van de auto regelmatig om uw auto in optimale conditie te houden. U kunt op het middendisplay op de hoofdinterface op Mijn ET5T tikken om naar de interface Gezondheidsstatus van de auto te gaan. Nadat u deze interface hebt geopend, kan de auto een zelfcontrole uitvoeren en daarna de huidige gezondheidsstatus tonen.

U kunt ook het stroomverbruik van de huidige reis controleren op de interface Mijn ET5T .

Onderhoudsinstructies

Voor een goede werking van de auto en een goede rijervaring is periodiek onderhoud essentieel.

Gezien de complexiteit van het boordsysteem en de nationale regelgeving inzake aftersales-service voor voertuigen op hernieuwbare energie, wordt u aangeraden om het periodiek onderhoud door een NIO Service Center te laten verrichten. Als u vragen hebt over hoe u uw auto moet controleren, kunt u rechtstreeks contact met het NIO Service Center opnemen.

Routineonderhoud

Routinematig onderhoud is zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat je auto goed blijft presteren, de gebruikskosten van de auto dalen en de auto langer meegaat. Wij adviseren u om uw auto te laten onderhouden door het NIO Service Center overeenkomstig de volgende vereisten.

Dagelijks onderhoud

De volgende punten moeten elke dag worden gecontroleerd. Als je afwijkingen constateert, neem dan op tijd contact op met het NIO Service Center om de relevante controles uit te laten voeren.

  • Controleer of alle verlichting en claxons van de auto goed werken.

  • Controleer of de ruitenwissers en ruitensproeiers goed werken.

  • Controleer of de remmen goed werken.

  • Controleer of de veiligheidsgordels goed werken.

  • Controleer of er controlelampjes branden die niet zouden moeten branden en of er waarschuwingsberichten op het digitale instrumentenpaneel en het middendisplay verschijnen.

  • Controleer de bandenspanning en controleer op beschadigingen of abnormale slijtage van de banden.

  • Controleer of er abnormale vloeistoffen onder de carrosserie van de auto liggen (water door ontvochtiging uit het airconditioningssysteem is normaal).

  • Controleer de carrosserie van je auto op vuil (zoals vogelpoep, boomhars, asfalt, insecten en industriestof) die de lak kan beschadigen. Verwijder vuil volgens de instructies van de carrosserie van de auto. Raadpleeg "Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie".

  • Controleer op vuil in het LiDAR-gebied van het dak, in de gebieden rond high-definition camera's en in het gebied rond de surroundweergavecamera. Verwijder vuil uit die gebieden volgens de instructies. Raadpleeg "Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie".

  • Vervang de batterij van de smart key aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto.

  • Let tijdens het rijden goed op abnormale geluiden, zoals gebonk of een impact aan de onderkant van de carrosserie van de auto.

Periodiek onderhoud

Als u uw auto onder normale rijomstandigheden gebruikt, laat hem dan onderhouden door het NIO Service Center overeenkomstig de volgende onderhoudspunten en -intervallen:

  • Versnellingsbakolie: Ververs elke 200.000 kilometer.

  • Remvloeistof: Ververs elke 3 jaar.

  • Koelvloeistof: Controleer de koelvloeistof uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en ververs de koelvloeistof wanneer nodig.

    Als de koelvloeistof niet wordt ververst, controleer de koelvloeistof elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en ververs de koelvloeistof wanneer nodig. Als de koelvloeistof wordt ververst, moet je de nieuwe koelvloeistof in het 5e jaar of na 100.000 kilometers (welke van de twee eerst komt) controleren en de koelvloeistof wanneer nodig verversen.

    Als uw auto in een klimaat met zeer lage temperaturen wordt gebruikt (lager dan -30 °C), controleert u de koelvloeistof en vult u deze zo nodig bij.

  • Remblokken: Controleer de remblokken uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer op slijtage (welke eerst komt) en vervang ze zo nodig.

    Als de remblokken niet worden vervangen, controleer de remblokken dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en vervang ze wanneer nodig. Als de remblokken worden vervangen, controleer de nieuwe remblokken in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) en vervang ze wanneer nodig.

  • Remschijven: Controleer de remschijven uiterlijk in het 10e jaar of na 200.000 kilometer op slijtage (welke eerst komt) en vervang ze zo nodig.

    Als de remschijven niet worden vervangen, controleer de remschijven dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en vervang ze wanneer nodig. Als de remschijven worden vervangen, controleer de nieuwe remschijven in het 10e jaar of na 200.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) en vervang ze wanneer nodig.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande "indien nodig" verwijst naar situaties waarin testresultaten niet voldoen aan de technische normen van NIO.

Onregelmatig onderhoud

Het wordt aanbevolen om het volgende onderhoud te laten uitvoeren door het NIO Service Center wanneer dat nodig is afhankelijk van de staat van uw auto en de meldingen op het middendisplay:

  • Controleer de rubbers van de ruitenwisser op veroudering en schrapen, en vervang ze waar nodig.

  • Controleer het luchtfilter aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto en vervang het zo nodig.

  • Vervang de 12V-accu aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande "indien nodig" verwijst naar situaties waarin testresultaten niet voldoen aan de technische normen van NIO.

Wij adviseren u een uitgebreide gezondheidscontrole van uw auto te laten uitvoeren door het NIO Service Center wanneer dat nodig is op basis van de gebruiksomgevingen en de staat van uw auto.

Speciaal onderhoud

Als je auto vaak in veeleisende omgevingen rijdt, dan kunnen aanvullende onderhoudspunten of kortere onderhoudsintervallen nodig zijn. Neem voor meer informatie contact op met het NIO Service Center.

  • Rijden in een stoffige omgeving.

  • Rijden in omgevingen met extreem lage temperaturen (lager dan -20 °C) of extreem hoge temperaturen (hoger dan 40 °C).

  • Rijden in een vochtige omgeving of vaak door water waden.

  • Rijden op wegen met veel zout of bijtende materialen.

  • Vaak remmen of rijden in bergachtige gebieden.

  • Veelvuldig gebruik met zware belasting of rijden voor speciale doeleinden.

  • Auto achteraf gemonteerd of aangepast voor speciale doeleinden.

In extreem koude gebieden adviseren wij u om de remklauwen jaarlijks of elke 20.000 kilometer te reinigen en te smeren.

Blad van de ruitenwisser voor de voorruit vervangen

De voorruitenwissers verwijderen regen en vuil vanaf de voorruit (in combinatie met ruitensproeiervloeistof). Als uw zicht door de voorruit wazig wordt of als er meerdere duidelijke, waterstrepen achterblijven na het wissen, die het zicht van de bestuurder hinderen, is het tijd om de ruitenwisserbladen te vervangen.

De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen voor zijn als volgt:
  1. Ga vanaf de onderkant van het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Ruitenwissers voor in onderhoudsstand, waarna de ruitenwissers voor in een stand worden geplaatst waarin ze gemakkelijk kunnen worden vervangen.

  2. Nadat de ruitenwissers in de onderhoudsstand zijn geplaatst, kunnen ze van de voorruit af worden getild. Houd het lipje van het voorruitenwisserblad ingedrukt en schuif het ruitenwisserblad loodrecht op de ruitenwisserarm omlaag om het ruitenwisserblad te verwijderen.

    De buis van de sprinkler moet ook worden losgekoppeld.

    GUM250861
  3. Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan tot u een klik hoort waarmee wordt aangegeven dat het ruitenwisserblad stevig vastzit.

Het blad van de ruitenwisser van de achterruit vervangen

De achterste ruitenwissers verwijderen regen en vuil van de ruit (in combinatie met ruitensproeiervloeistof). De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen achter zijn als volgt:
  1. Til de ruitenwisserarmen van de achterruit af en verwijder de ruitenwisserbladen achter.

    GUM250865
  2. Monteer nieuwe ruitenwisserbladen en trek eraan om te controleren of ze stevig vast zitten.

Ruitensproeiervloeistof voor de voorruit bijvullen

Hoe u ruitensproeiervloeistof bijvult:

Waarschuwing 添加风窗洗涤液液需打开前盖,如有需要请联系蔚来汽车服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。
  • Om ruitensproeiervloeistof toe te voegen, opent u de motorkap. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel als gevolg van het per ongeluk aanraken van onderdelen onder hoogspanning te voorkomen.

  • Ruitensproeiervloeistof is brandbaar en irriteert. Vermijd bij gebruik open vuur of aanraking met lichaamsdelen.

  • Ruitensproeiervloeistof kan de afdekkingen van de lampen van uw auto beschadigen. Voorkom dat ruitensproeiervloeistof in aanraking komt met de afdekkingen van de lampen.

  • Vul geen koelvloeistof bij in het ruitensproeiervloeistofreservoir. Anders kan het ruitensproeiersysteem en de lak worden beschadigd.

  • Gebruik ruitensproeiervloeistof die specifiek bedoeld is voor voertuigen. Vermijd verontreinigingen tijdens het bijvullen om verstopping van het ruitensproeiersysteem te voorkomen.

  1. Trek tweemaal aan de ontgrendelingshendel in het passagierscompartiment om de motorkap te openen.

    GUM250871
  2. Zet de motorkap omhoog.

  3. Open de dop van het reservoir en giet de juiste hoeveelheid ruitensproeiervloeistof bij in het reservoir.

    GUM250876
    Opgelet 加注风窗洗涤液时请对准壶口,缓慢加注;若洗涤液不慎洒落请及时擦拭干净。

    Tijdens het bijvullen van ruitensproeiervloeistof richt u goed op de opening van het reservoir en giet u langzaam. Als er vloeistof gemorst is, ruim die dan onmiddellijk op.

  4. Sluit de dop van het reservoir goed na het bijvullen van de ruitensproeiervloeistof.

  5. Als u de kap van de voorbak sluit, laat uw hem eerst iets zakken met uw handen en drukt u vervolgens beide uiteinden van de kap van de voorbak naar beneden tot hij helemaal gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。
  • Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

  • Vul ruitensproeiervloeistof toe die geschikt is voor de buitentemperatuur. Bij koude weersomstandigheden gebruikt u ruitensproeiervloeistof waarin antivries zit om te voorkomen dat het zicht door de voorruit verslechtert.

  • Bij gebruik van geconcentreerde ruitensproeiervloeistof volgt u de instructies van de fabrikant om het met water te verdunnen.

  • Voeg geen water toe aan gebruiksklare ruitensproeiervloeistof omdat hierdoor de ruitensproeiervloeistof zou kunnen bevriezen en het ruitensproeiervloeistofreservoir en andere onderdelen van het ruitensproeiersysteem beschadigd kunnen raken.

  • Bij zeer koud weer wordt aanbevolen om ruitensproeiervloeistof toe te voegen tot het reservoir driekwart vol is om te voorkomen dat de ruitensproeiervloeistof bevriest en uitzet, waardoor het ruitensproeiervloeistofreservoir beschadigd zou kunnen raken.

  • Voeg geen ruitensproeiervloeistof toe waarin een waterafstotend middel of een insectenverwijderingsmiddel zit, aangezien dit tijdens het wissen strepen, vlekken of geluiden zou kunnen veroorzaken.

Koelvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加冷却液需打开前盖,请联系服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Open de kap van de voorbak om koelvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel te voorkomen als gevolg van het per ongeluk aanraken van hoogspanningscomponenten.

Koelvloeistof helpt ervoor te zorgen dat de aandrijflijn van de auto binnen het juiste temperatuurbereik blijft werken. Bijvullen van de koelvloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de ontgrendelingshendel in het passagierscompartiment om de motorkap te openen.

    GUM250891
  2. Zet de motorkap omhoog.

  3. Open de dop van het koelvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid koelvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

    GUM250896
  4. Draai de dop van het koelvloeistofreservoir stevig vast.

  5. Als u de kap van de voorbak sluit, laat uw hem eerst iets zakken met uw handen en drukt u vervolgens beide uiteinden van de kap van de voorbak naar beneden tot hij helemaal gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

Remvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加制动液需打开前盖,请联系服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Open de kap van de voorbak om remvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel te voorkomen als gevolg van het per ongeluk aanraken van hoogspanningscomponenten.

Remvloeistof is het medium dat de rem druk in het hydraulische remsysteem overbrengt. Bijvullen van de remvloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de ontgrendelingshendel in het passagierscompartiment om de motorkap te openen.

    GUM250909
  2. Zet de motorkap omhoog.

  3. Open de dop van het remvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid remvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

    GUM250914
  4. Draai de dop van het remvloeistofreservoir stevig vast.

  5. Als u de kap van de voorbak sluit, laat uw hem eerst iets zakken met uw handen en drukt u vervolgens beide uiteinden van de kap van de voorbak naar beneden tot hij helemaal gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

Banden controleren en voertuig onderhoud

Rijd niet op beschadigde, versleten, of verkeerd opgepompte banden. Controleer de banden regelmatig om de rijveiligheid te garanderen:
  • Controleer de banden regelmatig op beschadigingen (lekken, insnijdingen, scheuren en bobbels) en verwijder voorwerpen die zich in het loopvlakprofiel van de band bevinden.

  • Bij een lekke band vermindert de bandenspanning, dus het is belangrijk om de bandenspanning vaak te controleren. Repareer of vervang lekke of beschadigde banden zo snel mogelijk. Als u tijdens het rijden plots trillingen of hobbels voelt of vermoedt dat de banden beschadigd zijn, vertraag dan onmiddellijk maar vermijd daarbij hard remmen of bruuske stuurmanoeuvres. Stop nadat u hebt nagekeken of dat veilig kan, en neem dan onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor assistentie.

  • Als het ventieldopje van een wiel verloren raakt, moet u dit zo spoedig mogelijk vervangen.

  • Houd de banden uit de buurt van olie, vet of brandstof.

  • Bewaar wielen altijd op een koele, droge en donkere plek. Afzonderlijke banden die niet op een wiel zijn gemonteerd, moeten rechtop worden bewaard.

  • Berg zomerbanden niet op en parkeer auto's met zomerbanden niet bij omgevingstemperaturen lager dan –15 °C.

Controleer het profiel van het loopvlak regelmatig op slijtage, met name voor en na lange ritten. Wanneer de profieldiepte is afgesleten tot 1,6 mm of minder (of 3 mm in de winter), wordt een slijtage-indicator weergegeven. De grip van de band is dan sterk verminderd en de band moet onmiddellijk worden vervangen om het risico van een ongeval te vermijden.

GUM250928
Om veiligheidsredenen moeten banden worden vervangen als ze de volgende beschadigingen vertonen:
  • Beschadigingen zoals insnijdingen, scheuren en barsten tot op het karkas, en uitstulpingen die wijzen op beschadiging van de inwendige koordlagen.

  • Vaak lekken of onherstelbare schade.

  • Lekken, bobbels of beschadigingen van de wangen van de band.

  • Vervorming of veroudering van de banden door langdurig parkeren.

Als u niet zeker bent, moet u contact opnemen met het NIO Service Center.
Opgelet 若轮胎磨损不均匀,建议您到服务中心进行轮胎动平衡检查。

Als de banden ongelijkmatig slijten, wordt aanbevolen het NIO Service Center te bezoeken om de banden dynamisch te laten balanceren.

Controleer en onderhoud uw banden regelmatig op basis van uw rijgewoonten en wegomstandigheden om slijtage van de banden te beperken en de levensduur ervan te verlengen:
  • Nieuwe banden moeten de eerste 500 kilometer ingereden worden. Het inrijden moet met matige snelheid en met een voorzichtige rijstijl gebeuren om de levensduur van de banden te verlengen.

  • Hard stoten van de banden tegen een trottoirband of een obstakel met scherpe randen, zoals een grote steen, of stoten tegen scherpe randen kunnen onzichtbare schade aan de banden of naven veroorzaken, met een cumulatief effect op de levensduur van de banden. Afhankelijk van de kracht van de klap, kan zelfs de velgrand beschadigd raken.

  • Te snel nemen van bochten, te hard optrekken en abrupt remmen leiden tot grotere slijtage van banden.

  • Vermijd bermen en kuilen tijdens het rijden. Wanneer u over een trottoirband moet rijden, moet u langzaam rijden en ervoor zorgen dat de wielen zoveel mogelijk haaks op de hindernis staan. Wanneer u grotere kuilen, verkeersdrempels of obstakels tegenkomt, moet u voor uw eigen veiligheid vertragen en voorzichtig verder rijden.

  • Nadat een nieuwe band op de velg is gemonteerd, moet het wiel dynamisch gebalanceerd worden.

  • Als de auto niet rechtuit blijft rijden of tijdens het rijden naar links of rechts trekt, moet u naar het NIO Service Center gaan om de wieluitlijning te laten controleren en indien nodig af te stellen.

  • Achterbanden slijten minder dan voorbanden. Roteer de voor- en achterbanden van dezelfde kant. We adviseren om voor- en achterbanden om de 10.000 km onderling om te wisselen.

Inspectie en onderhoud remblokken en remschijven

Tijdens regenachtige of besneeuwde dagen moet het rempedaal af en toe ingetrapt worden zodat door de wrijvingswarmte de remblokken opwarmen en drogen. Doe hetzelfde bij extreem nat of koud weer.

Als uw auto is gereinigd, laat u de remmen kort drogen zodat de remmen goed blijven werken en de remschijven niet gaan roesten.

Slijtage van de remblokken en remschijven is grotendeels afhankelijk van uw rijstijl en de gebruiksomgeving, waardoor het onmogelijk is om de slijtage te bepalen op basis van de werkelijke kilometerstand.

Dit hoogwaardige remsysteem wordt gebruikt om de auto zeer goed te laten remmen bij verschillende rijsnelheden en temperaturen. Bij bepaalde rijsnelheden, remvermogens en omstandigheden (zoals temperatuur en vochtigheid) kunnen de remmen een scherp geluid maken.

Nieuwe of vervangen remblokken en remschijven leveren de beste remprestaties na een inrijperiode van minstens 500 kilometer. Tijdens de inrijperiode moet u het rempedaal harder intrappen om de lagere remprestaties te compenseren.

Remschijven reinigen

Ga op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Remschijven reinigen om deze functie in te schakelen.

Nadat deze functie is ingeschakeld, worden alleen de remklauwen gebruikt bij het remmen om de wrijving tussen de remschijven en de remblokken te verhogen en zo roest en vocht te verwijderen. Hierdoor wordt regeneratief remmen tijdelijk uitgeschakeld, wat een zekere invloed heeft op het resterende rijbereik en de rijstabiliteit.

  • Dit kan roest op de remschijven verwijderen dat ontstond doordat de auto te lang geparkeerd heeft gestaan.

  • Dit kan watervlekken op het remschijfoppervlak na een regenbui snel verwijderen en vermindert abnormale remgeluiden en het veranderen van het remgevoel in uw voet tijdens het remmen.

  • Het kan de inrijperiode van het remsysteem verkorten.

Wanneer u wisselt tussen de rijmodi, wordt de remschijfreiniging automatisch uitgeschakeld.

Inspectie en onderhoud luchtfilter

Na vervangen van het luchtfilter gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Comfort airco en tikt u op Luchtfilterindicator om de timer voor de luchtfilterindicator te resetten. Deze geschatte levensduur dient uitsluitend ter referentie aangezien de daadwerkelijke levensduur afhankelijk is van de omgeving en andere factoren. Vervang hem zo nodig.

Verzeker u ervan dat de grillejaloezieën van de airconditioning vrij zijn van verstoppingen (zoals bladeren en sneeuw) voordat u gaat rijden.

Onderhoud van de 12 volt accu

De 12V-accu bevindt zich in de voorin en levert een voeding van 12 V aan de startapparatuur en elektrische uitrusting van de auto.

Als u de 12 volt accu volledig opgeladen houdt, gaat hij langer mee.

GUM250936
Opgelet 低压电池亏电严重(如长时间不使用车辆时),请联系蔚来汽车服务中心,请勿自行更换低压电池。
  • Als de 12V-accu diep ontladen is (nadat het voertuig lange tijd niet is gebruikt), neem dan contact op met het NIO Service Center.

  • Verzeker u ervan dat voordat u de auto verlaat alle elektrische uitrusting (bijvoorbeeld verlichting, multimedia-apparaten, enz.) is uitgeschakeld, en probeer de auto op een koele, droge plaats te parkeren.

Opgelet 断开并重新连接低压电池后,车窗自动升降及防夹功能将不可用。

Nadat de 12V-accu is losgekoppeld en weer aangesloten, zullen de automatische hef- en antibeknellingsfuncties van de ruiten tijdelijk niet beschikbaar zijn.

Onderhoud en recyclen van de hoogspanningsaccu

Onderhoud van de hoogspanningsaccu

De hoogspanningsaccu is een kritieke component in de aandrijving van de auto. Let bij het gebruik ervan op het volgende:
  • Vermijd de auto te parkeren in omgevingen met een buitensporig hoge of te lage temperatuur omdat dit rechtstreeks de levensduur van de hoogspanningsaccu kan beïnvloeden. Laat de auto niet langer dan 8 uur geparkeerd staan op plaatsen met hoge of lage temperaturen;

  • Om het risico van brand te verkleinen, vermijdt u de auto te parkeren in de buurt van plaatsen met hoge temperaturen of warmtebronnen;

  • De auto moet op een droge plaats worden geparkeerd, waarbij vochtige of natte parkeerplekken moeten worden vermeden;

  • Het wordt geadviseerd om niet langdurig in diep water te blijven staan (bij voorkeur niet dieper dan de bodemplaat van de hoogspanningsaccu) wanneer de auto door hoog water rijdt omdat dit schade kan veroorzaken aan de hoogspanningscomponenten;

  • Om de levensduur van de hoogspanningsaccu te verlengen, adviseren wij u om niet veelvuldig gelijkstroom-snellaadmethoden met een hoog vermogen te gebruiken;

  • Als de auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, verzekert u zich ervan dat de ladinggraad van de hoogspanningsaccu hoger is dan 50% (zoals aangegeven op het instrumentenpaneel) en parkeer de auto op een koele, droge plaats om de levensduur van de accu te verlengen. Het wordt aanbevolen om het accuniveau elke week te controleren en de auto minstens eenmaal per maand te gebruiken;

  • Gebruik voor correct opladen apparatuur die voldoet aan de oplaadspecificaties en houd u aan de richtlijnen vermeld op het laadstation; en

  • Wees voorzichtig bij het rijden op oneffen terrein, over grind of over verkeersdrempels, om schade aan het chassis of de hoogspanningsaccu van de auto te voorkomen. Als u een bonk of geluiden van een botsing aan de onderkant van de auto hoort, neem dan onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor een veiligheidsinspectie van het chassis en de componenten van de hoogspanningsaccu.

Waarschuwing 高压动力电池属高压部件,请勿私自触碰、移动、拆解动力电池及其相应线路,以免发生人身伤害。
  • Raadpleeg het instrumentenpaneel voor informatie over de resterende hoogspannings-acculading en het resterende rijbereik van de auto. Andere display-terminals (met inbegrip van, maar niet beperkt tot de app, NIO-telefoon, horloge en andere draagbare apparaten) bieden mogelijk niet de meest recente informatie en dienen uitsluitend te worden gebruikt als referentie.

  • De hoogspanningsaccu is een hoogspanningscomponent. Om letsel te voorkomen, mag u de componenten en bijbehorende bedrading niet aanraken, verplaatsen of demonteren.

  • Als het resterende rijbereik van de auto 0 kilometer is (zoals aangegeven op het digitale instrumentenpaneel), moet u de auto binnen 24 uur opladen. In dat geval kan de laadsnelheid laag zijn totdat de hoogspanningsaccu tot 50% is opgeladen om de prestaties van de accu te herstellen. Als de hoogspanningsaccu niet binnen 72 uur wordt opgeladen, kan dit onherstelbare schade aan de accu toebrengen.

Recyclen van de hoogspanningsaccu

Verbruikte hoogspanningsaccu's moeten op de juiste wijze worden gerecycled. Als er tijdens het onderhoud en de reparatie van voertuigen wordt vastgesteld dat de hoogspanningsaccu aan de volgende voorwaarden voldoet, moet deze worden gerecycled:

  1. De capaciteit en staat van de hoogspanningsaccu moeten worden beoordeeld tijdens het onderhoud en de reparatie ervan door een NIO Service Center. Voor hoogspanningsaccu's die volgens de relevante wet- en regelgeving moeten worden gerecycled, draagt NIO de eerste verantwoordelijkheid en voert de recycling ervan uit op basis van de huidige marktomstandigheden.

  2. Wanneer hoogspanningsaccu's ongeschikt worden bevonden voor continu gebruik maar nog wel in acceptabele staat verkeren, ondergaan deze kleine reparaties voordat deze worden gerecycled voor voortgezet gebruik.

  3. Als de hoogspanningsaccu ernstige storingen of schade heeft opgelopen waardoor voortgezet gebruik onmogelijk is, wordt de accu gerecycled voor hergebruik.

    Opgelet 请勿随意处理或丢弃废旧动力电池,以免对环境造成严重污染。

    Verwerk de verbruikte hoogspanningsaccu op de juiste wijze om ernstige milieuverontreiniging te voorkomen.

Auto's, auto-onderdelen en accu's moeten worden ingeleverd bij erkende recyclingbedrijven. Ze mogen niet worden aangeboden bij het normale huishoudelijke afval of op een vuilstortplaats worden gestort, omdat dit ernstige milieuschade kan veroorzaken. Zie de website van NIO voor meer informatie.

GUM250942

Dit symbool op de accu betekent dat dit product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval.

Het recyclingproces voor hoogspanningsaccu's omvat inzameling en daaropvolgende verwerking uitgevoerd door NIO of aangewezen recyclingorganisaties van derden.

Relais- en zekeringhouder onder de motorkap

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM190808
SerienummerSpecificatiesBeschrijving
UR01MINIKoelventilatorrelais
UR02--
UR03280 MICRORelais elektronische waterpomp hoogspanningsaccu
UR04ISO MINIHoofdrelais
UR05--
UR06--
UR07280 MICRORelais van de elektronische waterpomp van de motor vooraan
UR08--
UR09MINIRelais ventilator voor
UF0160 AVoeding schakelaarzijde relais UR01
UF02--
UF0325ACarrosserieregeleenheid (voeding voorruitenwissermotor)
UF04--
UF0510AGeïntegreerde hoogspanning-gelijkstroomomvormer
UF0610AOmvormer voor
UF07--
UF08--
UF0950AVoeding schakelaarzijde relais UR09
UF10--
UF1120AVoeding schakelaarzijde relais UR03
UF1210AElektronische schakelmodule (voeding KL87)
UF1310AElektrische verwarming/luchtkwaliteitsensor/fijnstofsensor/compressorunit/elektronische expansieklep van de warmtewisselaar/elektronische expansieklep van de warmtepomp (voeding KL87)
UF1420AVoeding schakelaarzijde relais UR07
UF15--
UF16--
UF1710AHV-stroomverdeler achteraan (voeding KL87)
UF1815AVoertuigregelaar (voeding KL87)
UF19--
UF2010AVoeding spoelzijde relais UR01/UR03
UF2110AVijfwegklep koelwater (voeding KL87)
UF2210ARemschakelaar (voeding KL87)
UF2310AVerplaatsbare grille voorbumper (voeding KL87)
UF24--
UF25--
UF26--
UF27--
UF2810AVoeding spoelzijde relais UR07

Zekeringenkastje in instrumentenpaneel

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM194017
SerienummerSpecificatiesBeschrijving
IR01ISO MINIRelais voedingsaansluiting
IR02ISO MINIStoel/flexibel chassis-stuurrelais
IR03ISO MINIRelais KL15
IF0150AVoeding schakelaarzijde relais IR01
IF02--
IF0320AVoeding remdrukregelaar
IF0440AVoeding 1 remdrukregelaar motor
IF0540AVoeding 2 remdrukregelaar motor
IF0640AVoeding schakelaarzijde relais IR03
IF0750AVoeding schakelaarzijde relais IR02
IF0810AVoeding lendensteun/ventilator bestuurdersstoel
IF0910AVoeding lendensteun/ventilator voorpassagiersstoel
IF1010AVoeding 1 flexibele chassiscontroller
IF11--
IF1210AVoeding 2 flexibele chassiscontroller
IF1320AVoeding regelmodule aanhanger
IF1410AVoeding regeleenheid Body Gateway
IF1510AVoeding module voor draadloos opladen en carrosserieregeleenheid (beveiligd opbergvak)
IF1610AVoeding middendisplay
IF1730ACentrale rekengroep (voeding 1 slave ADAS-functie)
IF1810AVoeding slimme antennes
IF1910AVoeding Bluetooth-antennemodule voor Digital Key
IF2010AVoeding stuurkolommodule
IF2110AVoeding aircoregeleenheid
IF2210AVoeding portierhendel op de buitenkant van de auto, bedieningsschakelaar bestuurdersportier
IF2325AVoeding carrosserieregeleenheid (achterbank en achtergrondverlichting)
IF2410AVoeding ETC/alcoholslot
IF2510AVoeding LiDAR-sensor
IF2615AVoeding carrosserieregeleenheid (ruitensproeiervloeistofpomp)
IF2710AVoeding NOMI
IF2810AVoeding display digitaal instrumentenpaneel
IF2910AVoeding van de diagnosepoort
IF3010AVoeding geurmodule en regen-/lichtsensor
IF3120AVoeding 1 carrosseriecontroller
IF3220AVoeding 2 carrosseriecontroller
IF3330ACentrale rekengroep (voeding 2 slave ADAS-functie)
IF3410AVoeding regeleenheid kindermonitor achteraan/radarsensor/parkeerradar
IF3510AVoeding spoelzijde relais IR01/IR03
IF3610AVoeding accumanagementsysteem
IF3715AVoeding pyrotechnische uitschakelaar
IF3810AVoeding elektronische schakelmodule
IF3910AVoeding remlichtschakelaar
IF4010AVoeding 1 voertuigcontroller
IF4110ACentrale rekengroep (voeding 1 infotainment)
IF4225AVoeding 12V-aansluiting voorin
IF4315AVoeding twee-in-één USB3.0 DP-OUT-poort
IF4410AVoeding USB3.0-poorten voor
IF4520AVoeding USB-poort in armsteunkast achter (met XR BOX)
IF4510AVoeding USB-poort in bedieningspaneel achter (met XR BOX)
IF4610ARegeleenheid Body Gateway (feedback van het relais van de voedingsaansluiting)
IF4725AVoeding 12V-aansluiting achterin
IF4815AVoeding carrosserieregeleenheid (claxon)
IF4930AVoeding regelmodule bestuurdersstoel
IF5030AVoeding regelmodule passagiersstoel
IF5130AVoeding 1 regelmodule portier linksvoor
IF5220AVoeding 2 regelmodule portier linksvoor
IF5330AVoeding 1 regelmodule portier rechtsvoor
IF5420AVoeding 2 regelmodule portier rechtsvoor
IF5530AVoeding 1 regelmodule portier linksachter
IF5620AVoeding 2 regelmodule portier linksachter
IF5730AVoeding 1 regelmodule portier rechtsachter
IF5820AVoeding 2 regelmodule portier rechtsachter
IF5910AVoeding 1 elektronische stuurbekrachtiging
IF6010AVoeding elektronische stuurbekrachtiging 2
IF6110AVoeding airbag-regeleenheid
IF6210AFeedback vanaf de spoelzijde relais IR02/regeleenheid Body Gateway/carrosserieregeleenheid
IF6310AVoeding aircoregeleenheid/ETC/achteruitkijkspiegel
IF6420AVoeding koplamp links
IF6520AVoeding koplamp rechts
IF6610AVoeding middelste achterlicht achterklep
IF6710AVoeding achterlicht achterklep links en rechts
IF6810AVoeding voertuigregeleenheid
IF6910AInterieurverlichting
IF7010AVoeding vier-portierluidsprekers en sfeerverlichting

Zekeringenkastje in bagageruimte achterin

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM225292
SerienummerSpecificatiesBeschrijving
TR01--
TR02ISO MINIRelais achterruitontwaseming
TR03ISO MINIRelais voeding KL15 (redundant-reserve)
TR04ISO MICRORelais verwarming glas voorruitenwissers
TR05--
TR06ISO MICRORelais achterruitenwisser
TF01--
TF0240AVoeding schakelaarzijde relais TR02
TF0340AVoeding schakelaarzijde relais TR03
TF0420AVoeding 1 aanhanger-regelmodule
TF0530AVoeding regelmodule achterklep
TF0630AVoeding 1 regeleenheid versterker
TF07--
TF0810AVoeding omvormer achter
TF0910AVoeding 2 voertuigcontroller
TF1010AVoeding 1 accumanagementsysteem
TF1120ACentrale rekengroep (voeding 2 infotainmentfunctie)
TF1210AVoeding 2 regeleenheid Body Gateway
TF1330ACentrale rekengroep (voeding 2 master ADAS-functie)
TF1430ACentrale rekengroep (voeding 1 master ADAS-functie)
TF1530AVoeding carrosserieregeleenheid (buitenverlichting 2)
TF1610AVoeding schopsensor achterklep/regeleenheid elektrochromatisch zonnescherm/augmented reality extender/controlelampje opladen
TF1715AVoeding schakelaarzijde relais TR04
TF1830AVoeding carrosserieregeleenheid (buitenverlichting 1)
TF1915AVoeding relais TR06
TF2020AVoeding 2 aanhanger-regelmodule
TF2110AVoeding spoelzijde relais TR02
TF2210AVoeding boordmodule voor opladen (communicatie voor opladen)
TF2310AVoeding boordmodule voor opladen
TF24--
TF25--
TF26--
TF2730AVoeding 2 flexibele chassiscontroller
TF2830AVoeding 1 flexibele chassiscontroller
TF2930AVoeding 2 regeleenheid versterker
TF3010ALekstroombeveiliging A– van laadpoort
TF3110AOplaadbevestiging signaal A+
TF32--
TF33--
TF34--
TF35--

Hoofdzekeringkast

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM191064
SerienummerSpecificatiesBeschrijving
PF01400 AGelijkstroomomvormer
PF02200ARelais- en zekeringhouder onder de motorkap
PF03200AZekeringenkastje in instrumentenpaneel
PF04200AZekeringenkastje in bagageruimte achterin
PF05125AVoeding 2 elektrische stuurbekrachtiging
PF06125AVoeding 1 elektrische stuurbekrachtiging

Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie

Door uw auto regelmatig te reinigen en in de was te zetten kunt u hem beschermen tegen schade veroorzaakt door de buitenomgeving. Het interval voor het reinigen en in de was zetten van de auto is afhankelijk van de gebruiksfrequentie, de parkeeromstandigheden van de auto (in een garage, onder bomen, in direct zonlicht, enz.) en de weersomstandigheden.

Vervuiling met vogeluitwerpselen, insecten, hars, industrieel stof, teerspetters, sintels en andere afzettingen op de lak van de carrosserie en het dak zal het oppervlak van de lak, koplampen en achterlichten van uw auto beschadigen. Als de auto wordt blootgesteld aan hoge temperatuur en fel licht, zal de corrosie van de lak van uw auto worden verergerd. Het kan daarom nodig zijn uw auto elke week te wassen. Bij het wassen maakt u het vuil eerst nat met voldoende water om het te laten inweken voordat u het verwijdert.

Opgelet 强烈建议您开启洗车模式

Voordat u de auto wast, adviseren wij u met klem om op het middendisplay de wasmodus in te schakelen, de portieren en ruiten snel te sluiten met één aanraking, en de detectiefunctie uit te schakelen om onnodige verliezen te voorkomen.

Opgelet 洗车和打蜡时请选用专用的清洁剂和养护剂,使用前请注意保质期,使用后务必存放于儿童无法触及的地方。

Gebruik voor het wassen en in de was zetten van de auto speciaal daarvoor bestemde reinigings- en onderhoudsproducten. Controleer voor gebruik de houdbaarheidsdatum en bewaar ze na gebruik buiten het bereik van kinderen.

Waarschuwing 请勿在车辆充电时清洗车辆。

Was de auto niet terwijl deze wordt opgeladen.

Handmatig wassen

Wanneer u uw auto handmatig wast, gebruikt u eerst voldoende water om het buitenoppervlak van de auto nat te maken en spoelt u zo veel mogelijk vuil eraf. Vervolgens reinigt u de auto zorgvuldig van boven naar beneden met behulp van een zachte spons, doek of zachte borstel. Als vuil moeilijk te verwijderen is, kunt u een reinigingsmiddel gebruiken. Als er veel vuil op de spons of doek zit, is het verstandig deze te vervangen door een nieuwe. Na het reinigen van uw auto, spoelt u hem grondig af met water en veegt u hem schoon met een doek. Nadat het strooizoutseizoen in de winter is afgelopen, moet u de onderkant van de auto zorgvuldig wassen.

Om het milieu te beschermen wast u uw auto op een speciaal daarvoor bedoelde wasplaats. Als deze faciliteit niet beschikbaar is, moet u een geschikte plaats kiezen om uw auto te wassen.

Voordat u begint met handmatig reinigen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Wasmodus. In deze modus kunt u ervoor kiezen om de portieren, de ruiten, de achterbak, de laadpoort, de ontgrendelingsinstellingen, de ruitenwissers en de buitenkrukken tijdens het wassen van de auto te openen of te sluiten om schade aan auto-onderdelen te minimaliseren.

Opmerking 请勿在阳光直射处清洗车辆,否则会有损伤油漆的风险。
  • Was de auto niet in direct zonlicht omdat hierdoor de lak, koplampen en achterlichten beschadigd kunnen worden.

  • Richt bij het wassen van de auto in de winter met een waterslang niet rechtstreeks op de portierhendels op de buitenkant van de auto, de laadpoort en de naden rondom de portieren en het glazen dak. Deze onderdelen kunnen anders bevriezen.

  • Gebruik geen harde sponzen en bijtende reinigingsmiddelen om de auto te wassen, om beschadiging van het lakoppervlak te voorkomen.

  • Was de auto niet met water warmer dan 60 °C.

  • Gebruik geen droge doek of spons om de lampen te reinigen. Gebruik alleen water of zeepwater.

  • Alcoholhoudende of organische reinigingsmiddelen kunnen de lampen beschadigen en barsten veroorzaken. Zorg ervoor dat de lampen beschermd zijn wanneer u de auto reinigt of folie aanbrengt.

Automatisch wassen

Echter, de constructie en het filter van de autowasapparatuur en het type reinigingsmiddel en onderhoudsmiddel kunnen van invloed zijn op de lak van de carrosserie. Als de lak van uw auto dof of zelfs gekrast is na het wassen, meldt u dit onmiddellijk bij de uitbater van de autowasapparatuur. Zo nodig moet de autowasapparatuur worden vervangen.

Voordat u uw auto automatisch laat wassen, moeten alle portieren en ruiten worden gesloten, de automatische ruitenwissers worden uitgeschakeld en de zijspiegels worden ingeklapt. Bovendien moet de uitbater van de autowasapparatuur van tevoren worden geïnformeerd dat uw auto is voorzien van dakrails, een radioantenne, enz.

Voordat u begint met automatisch reinigen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Wasmodus. In deze modus kunt u ervoor kiezen om de portieren, de ruiten, de achterbak, de laadpoort, de ontgrendelingsinstellingen, de ruitenwissers en de portierhendels tijdens het wassen van de auto te openen of te sluiten om schade aan auto-onderdelen te minimaliseren.

Opgelet 车辆进行自动洗车前,请在中控屏应用程序中心,点击。

Voordat uw auto in een automatische wasstraat wordt gewassen, dient u de neutraalstand (N) in te schakelen. Ga naar de interface voor instellingen vanaf de onderkant van het middendisplay en tik op Rijden en parkeren > Neutraalstand (N) en activeer vervolgens de wasmodus.

Wassen met een hogedrukspuit

Wanneer u voor het wassen van uw auto een hogedrukspuit gebruikt, volgt u altijd de gebruiksaanwijzing en houdt u met name voldoende afstand aan tussen de spuitmond en de lak of zachte materialen (zoals rubber slangen of geluiddempende materialen) van de carrosserie. Het wordt aanbevolen om een afstand van meer dan 500 mm, een druk van minder dan 100 bar en een maximumtemperatuur van 60 °C aan te houden. Probeer bij het spoelen de waterstraal zoveel mogelijk loodrecht op het oppervlak van uw auto te houden. Als niet aan deze vereisten wordt voldaan, kunnen auto-onderdelen worden beschadigd of kunnen waterdruppel doordringen in uw auto.

Gebruik nooit een vuilfrees of roterende waterstraal, met name bij het wassen van de banden. Zelfs als een grote spuitafstand wordt aangehouden en de spuittijd kort is, kunnen de banden worden beschadigd.

Gebruik nooit een hogedrukspuit om het identificatieplaatje van de auto en de openingen langs de randen en hoeken van de portierruiten schoon te spuiten.

Polijsten en in de was zetten

Een waslaag van hoge kwaliteit kan de lak van uw auto effectief beschermen tegen omgevingsinvloeden en zelfs lichte krassen voorkomen. Wanneer waterdruppels niet meer gemakkelijk van het gereinigde lakoppervlak van de carrosserie afrollen, moet onmiddellijk een laag hoogwaardig, hard washardingsmiddel worden aangebracht. Als regelmatig wordt gereinigd en hardingsmiddel worden aangebracht, wordt aanbevolen om minstens tweemaal per jaar harde was aan te brengen om de lak van de carrosserie te beschermen.

Polijsten is alleen noodzakelijk wanneer de lak van de carrosserie zijn glans heeft verloren en het glanzende uiterlijk niet kan worden hersteld door hem in de was te zetten. Onderdelen die zijn gecoat met matte lak en kunststofonderdelen mogen niet worden gepolijst.

Ruitenwisserbladen

Was in warm zeepwater. Gebruik geen reinigingsmiddelen op basis van alcohol of aardolieproducten.

Ruiten en zijspiegels

Reinig de binnen- en buitenoppervlakken van alle ruiten regelmatig met glasreiniger.

Reinig het binnenoppervlak van de achterruit met een zachte doek en veeg het horizontaal af. Kras het glas niet en gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het verwarmingselement wordt beschadigd.

Was de zijspiegels met zeepwater. Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het spiegelglas wordt beschadigd.

Kunststofonderdelen

Kunststofonderdelen moeten worden gereinigd met behulp van conventionele reinigingsmethoden. Als vlekken niet kunnen worden verwijderd, mogen alleen oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen speciaal voor kunststofonderdelen worden gebruikt. Anders kunnen de kunststofonderdelen worden aangetast.

Verschroomde onderdelen

Verchroomde onderdelen kunnen worden gereinigd met behulp van een vochtige doek en daarna worden gepoetst met behulp van een zachte, droge doek. Als het resultaat nog niet goed genoeg is, kunt u chroompoetsmiddelen gebruiken. Wanneer u een chroompoetsmiddel gebruikt, behandelt u het gehele oppervlak gelijkmatig en volledig. Reinig en poets verchroomde oppervlakken niet in een stoffige of zanderige omgeving.

Velgen

Om lichtmetalen velgen glanzend te houden, moeten ze regelmatig onderhouden worden. Het wordt aanbevolen om ze elke twee weken te reinigen om te voorkomen dat zeer kleine schurende deeltjes, vuil of zoutkristallen afkomstig van de remmen van de auto zich eraan hechten. Gebruik na het reinigen van de velgen een zuur- en alkalivrij reinigingsmiddel dat speciaal is ontwikkeld voor lichtmetalen velgen. Breng elke drie maanden een harde was aan op de velgen. Als de beschermende laklaag beschadigd is als gevolg van steenslag of een andere reden, moet dit onmiddellijk worden gerepareerd en mogen geen poetsmiddel voor de lak van de carrosserie of andere poetsmiddelen worden gebruikt.

Een dikke vuillaag op de velg kan tevens leiden tot onbalans in het wiel. Dit uit zich in trillingen afkomstig van de wielen die worden doorgegeven aan het stuurwiel. Sterk vervuilde velgen moeten daarom regelmatig worden gereinigd.

Buitenkant van de radar

De buitenkant van de radar kan handmatig worden gereinigd met behulp van een flanellen doek doordrenkt met een voldoende hoeveelheid water of neutrale reinigingsoplossing.

In geval van sneeuw of ijs is het noodzakelijk om eerst de buitenkant van de radar ijs- en sneeuwvrij te maken en het daarna af te vegen met een flanellen doek of aan de lucht te laten drogen.

Als u de auto wast met behulp van een hogedrukspuit, spuit u niet rechtstreeks op de buitenkant van de radar om beschadiging te voorkomen.

Wees voorzichtig de sensoren in de voor- en achterbumper niet te vervuilen of beschadigen tijdens het onderhouden van uw auto.

Breng geen folie, was of coating aan op de buitenkant van de LiDAR. Anders, verslechteren de detectieprestaties van de LiDAR.

Richt de camera van uw mobiele apparaat niet op de LiDAR wanneer de auto rijdt, om schade aan de lichtdetecterende elementen van de camera te voorkomen.

Bedek het radargebied boven de nummerplaat voorbumper niet met metalen materialen, zoals een metalen autohoes, metalen vinylfolie of metalen decoratieve onderdelen, aangezien de radar hierdoor defect kan raken.

Radiotoestellen

Houd u bij het gebruik van het radiotoestel van uw auto aan de wet- en regelgeving die van toepassing is op uw huidige locatie.

Parkeer de auto niet in een omgeving die wordt gekenmerkt door hoge elektromagnetische interferentie, zoals in de buurt van een transformator.

Gebruikers van elektronische medische apparatuur moeten overleggen met de fabrikant van de apparatuur om de mogelijke invloed van radiogolven op de werking ervan vast te stellen. Dit is om ervoor te zorgen dat radiogolven geen onbedoelde gevolgen voor de werking van het medische apparaat hebben.

LET OP

Gezien het probleem van interferentie door radiogolven moet elke wijziging in de draadloze eigenschappen van het apparaat, inclusief wijzigingen aan de software, vervanging van de originele antenne of vervanging van de originele antenne door een nieuwe, worden goedgekeurd door het MOC.

Reiniging en onderhoud interieur

Wanneer u het interieur van de auto regelmatig met schoonmaakmiddelen en verzorgingsproducten reinigt, blijft het gepolijst en glanzend. Stofzuig het interieur van de auto voordat u reinigingsproducten gebruikt.

Opmerking 某些材质有颜色的衣服(例如深色牛仔裤和羊皮服装)可能会弄脏内饰面料。如果发生此情况,务必尽快清洁和护理这些部位的面料
  • Bepaalde kleding die gevoelig is voor verbleken (zoals donkere jeans en schapenleren kleding) kan vlekken maken op de interieurstoffen. Als dit gebeurt, moet u deze stoffen zo snel mogelijk reinigen en verzorgen.

  • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals reinigingsvloeistoffen, benzine, oplosmiddelen op basis van petroleum, enz. omdat deze de stof en andere materialen in het interieur kunnen beschadigen.

  • Spuit reinigingsmiddelen niet rechtstreeks op onderdelen met elektrische knoppen en bedieningselementen. Veeg deze onderdelen af met een zachte doek die is bevochtigd met reinigingsmiddel.

  • Scherpe voorwerpen kunnen de bekleding beschadigen.

Interieurbekledingen en textielstoffen

Interieurbekledingen en textielstoffen voor de portieren, de achterbak moeten worden gereinigd met speciale reinigingsmiddelen, droog schuim en zachte borstels.

Lederen stoffen

Gebruik voor algemeen vuil een iets vochtige katoenen of wollen doek om het oppervlak van lederen materialen te reinigen; gebruik voor zware olievlekken een doek die is bevochtigd met water en milde zeep. Doordrenk lederen materialen niet volledig en voorkom dat er water via het stiksel naar binnen sijpelt. Watervlekken op het lederen oppervlak moeten na verloop van tijd worden weggeveegd met een zachte droge doek. Vlekken op het lederen oppervlak van balpennen, inkt, lippenstift, schoensmeer enz. moeten zo snel mogelijk worden verwijderd. Voor het reinigen van nappaleer adviseren we een spons van 100% puur polyurethaanschuim te gebruiken.

We adviseren om lederen materialen zo weinig mogelijk te behandelen met lederverzorgingsproducten, maximaal twee keer per jaar voor lichtgekleurd leder en maximaal één keer per jaar voor donkergekleurd leder.

Opmerking 不可用含溶剂的清洁剂清洁仪表板、气囊饰盖或皮革制品
  • Gebruik geen reinigingsmiddelen op oplosmiddelbasis om het instrumentenpaneel, de afdekkap van de airbag of lederen materialen te reinigen.

  • Stel uw auto niet gedurende langere tijd bloot aan fel zonlicht, om te voorkomen dat het leer verbleekt. Als u de auto voor langere tijd buiten parkeert, bedek dan de leren oppervlakken.

  • Scherpe voorwerpen aan kleding, zoals ritstrekkers, klinknagels of puntige riemaccessoires, kunnen krassen achterlaten op het leren oppervlak.

  • Spuit geen reinigingsmiddelen op basis van formaldehyde op het leren oppervlak, want deze kunnen hardnekkige witte vlekken achterlaten.

  • Drink geen koffie en smeer geen zonnebrandcrème in een auto met nappaleren bekleding. Als er koffie of zonnebrandcrème op de nappaleren bekleding komt, gebruik dan een mild sopje om dit zo snel mogelijk te verwijderen.

Veiligheidsgordels reinigen

Reinig vuile veiligheidsgordels alleen met water en milde zeep. Verwijder veiligheidsgordels niet uit de auto. Droog veiligheidsgordels volledig af voordat u ze weer laat oprollen.

Beschermfolie

Kleurenfolie/transparante folie

Als u kleurenfolie/transparante folie aanbrengt, let u erop gebieden rondom de 360-gradencamera's, HD-camera's, millimetergolf-radars en LiDAR-radars te vermijden om verstoring van de geavanceerde functies van het rijhulpsysteem te voorkomen.

Folie op de zijruiten

Breng de folie op de zijruiten niet te dicht bij de rand van de ruit aan. Laat een kleine strook vrij om te voorkomen dat de folie omkrult als gevolg van het sluiten en openen van de ruit.

Folie op de voorruit

De originele voorruit van de elektrische auto's van NIO hebben een goede thermische isolatie en blokkering van UV-straling. We raden af om er niet-originele folies op aan te brengen.

Als u toch een folie wilt aanbrengen, dient u te voorkomen dat er daarbij vloeistof in het gebied onder het instrumentenpaneel sijpelt. Hierdoor wordt er een storing in de elektrische componenten binnenin het paneel veroorzaakt.

Folie op de achterruit

De originele achterruit van de elektrische auto's van NIO hebben een goede thermische isolatie en blokkering van UV-straling. We raden af om er niet-originele folies op aan te brengen.

Als u toch een folie op de achterruit wilt aanbrengen, let u goed op het volgende:
  • Verwijder het water zorgvuldig na het aanbrengen van de folie om hinderlijke schittering op de achterruit 's nachts te voorkomen.

  • Voorkom dat bij het aanbrengen overtollige vloeistof in het achterdeksel sijpelt omdat hierdoor een storing in het audiosysteem zal worden veroorzaakt.

Opgelet 对于车辆信号发射和接收区域,贴膜时应避开此区域,以防影响部分系统的正常工作。
  • Vermijd bij het aanbrengen van de folie de plaatsen waar de signalen worden gezonden en ontvangen om de normale werking van bepaalde systemen niet te hinderen.

  • Vermijd de eerste 3 uur na aanbrengen van de isolerende beschermfolie voor glazen daken blootstelling aan zonlicht. Ook mag u gedurende de eerste 24 uur de auto niet wassen en niet harder rijden dan 80 km/u.

  • Breng de ruit niet omlaag of omhoog en veeg de binnenkant van het glas niet krachtig af binnen 7 tot 10 dagen na het aanbrengen van de beschermingsfolie op de zijruiten.

  • Schakel binnen 30 dagen na aanbrengen van de beschermfolie op de achterruit de ontwasemingsfunctie van de achterruit niet in.

  • De beschermfolie op de achterruit kan van invloed zijn op de functie automatisch dimmen van de achteruitkijkspiegel.

  • Voorkom dat de folie wordt bekrast met een hard voorwerp tijdens dagelijks gebruik en tijdens het wassen van de auto.

Toepassing van antibacteriële producten

Haptex

Haptex kunstleer met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op Biomaster AT300 (werkzame stof zilverchloride CAS-nummer 7783-90-6) voor gebruik in de bekleding van auto-interieuronderdelen (bijvoorbeeld in de stoelen, het instrumentenpaneel, de console en de stijlen): Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer de bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Stof

Stof met antibacteriële eigenschappen op basis van SILVADUR™ 960 Flex Antimicrobial, een polymeer systeem dat een antimicrobieel middel met zilverion bevat (werkzame stof CAS-nummer 7761-88-8) voor gebruik in auto-interieuronderdelen: Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 20944). Wanneer de bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Stuurwielleder

Kunstleer met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op Biomaster AT300 (werkzame stof zilverchloride CAS-nummer 7783-90-6) voor gebruik in stuurwielbekleding. Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer de bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Filter

microAir pro Tect line/microAir blue met oppervlaktedesinfectie door middel van een functionele filterlaag op basis van fruitextract (werkzame stof CAS-nummer 77-92-9 en/of 5949-29-1) voor gebruik in luchtbehandelings-/airconditioningssystemen: Bacteriostatische en fungistatische oppervlaktedesinfectie-eigenschappen tegen een groot aantal grampositieve en gramnegatieve bacteriën, gisten en schimmels, naast virale oppervlaktedesinfectie-eigenschappen (met uitstekende antivirale werkzaamheid tegen het influenzavirus H1N1 en het coronavirus HCoV 229E conform ISO 18184:2019) ter voorkoming van virusuitscheiding en virale herverstuiving. Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden getroffen wanneer het filter op de markt wordt gebracht.

Coating van de verdamperkern en de binnencondensor

Hydrofiele composietcoatings met antimicrobiële eigenschappen door middel van een functionele laag op basis van actieve stoffen CAS-nr.7631-86-9, 26530-20-1 en 4299-07-4 zijn aangebracht op het oppervlak van verdamper en binnencondensor. De coating vertoont uitstekende antimeeldauw-eigenschappen voor Aspergillus Niger, Penicillium sp. en antibacteriële eigenschappen voor Escherichia coli en Staphylococcus aureus conform GB 21551.2. Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen bij het op de markt brengen van de verdamper en binnencondensor.

Informatie over de auto

NIO Hotline

Raadpleeg de disclaimer

Website van NIO

http://www.nio.com

Het identificatieplaatje van de auto bevindt zich aan de rechterkant onderaan de B-stijl.

GUM251754

Het merklogo van de auto is te vinden op de volgende plaatsen:

GUM251757

Instrumenten en bedieningselementen

GUM251758
GUM251759

1. Elektronische schakelaar voor de bediening van de portieren

8. eCall en leeslampen

2. Bedieningspaneel ruiten

9. NOMI Slimme assistent

3. Schakelaars op de linkerkant van het stuurwiel

10. Middendisplay

4. Hendel voor richtingaanwijzers en koplampen

11. Versnellingen en centraal bedieningspaneel

5. Display digitaal instrumentenpaneel

12. Vak voor draadloos laden

6. Schakelaars aan de rechterkant van het stuurwiel

13. Gaspedaal

7. Hendel voor ruitenwissers en -sproeiers

14. Rempedaal

Waarschuwingssymbolen

Nr.

Titel

Diagram

Beschrijving

1

Waarschuwingssymbool hoogspanning

GUM250960

Raak hoogspanningscomponenten niet aan. Gevaarlijk!

2

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 1

GUM250961

Hoogspanningscomponenten. Let op: Gevaar. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt. Pas op voor elektrische schokken!

3

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 2

GUM250962

Hoogspanningscomponenten. Let op: Gevaar. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt. Pas op voor elektrische schokken en brandwonden!

4

Waarschuwingssymbool hoogspanningsaccu

GUM250963

Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van hoogspanningsaccu's.

5

Symbool hoogspanningskabel

GUM250964

Alle hoogspanningscomponenten van de auto zijn met elkaar verbonden door oranje hoogspanningskabels. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt!

6

Compatibiliteitsaanduidingen voor het opladen van de auto

GUM250965 GUM250966 GUM250967

U vindt identificatiecodes voor onderlinge compatibiliteit om u te begeleiden bij het laden van de auto op de laadpoort van de auto. Bij selecteren van het laadpistool moet u zorgen dat de identificatie op het laadpistool overeenkomt met een van de identificatiecodes op de laadpoort van de auto, C, K of L. De spanningsbereiken met betrekking tot deze identificatiecodes zijn als volgt:

  • C: AC ≤ 480 V

  • K: DC 50 V tot 500 V

  • L: DC 200 V tot 920 V

Voertuigidentificatienummer (VIN)

Het voertuigidentificatienummer (VIN) staat in reliëf op de vloerplaat onder de voorpassagiersstoel.

GUM251774

De overige VIN's staan op de volgende plaatsen:

GUM251776
  1. Binnenkant van de kap van de voorbak.

  2. Onder het frame van het portier rechtsachter.

  3. Aan de linkerkant van de dwarsbalk van het instrumentenpaneel.

  4. Onder de linkerhoek van de voorruit.

  5. B-stijl aan de linkerkant van de carrosserie

  6. Boven het vloerpaneel achterin.

  7. Aan de rechterkant van de achterklep.

U kunt het VIN ook aflezen met een compatibel diagnoseapparaat (NIO Diagnostisch systeem Generatie II (BD2)):
  1. Sluit het diagnoseapparaat aan op de diagnosepoort van de auto en schakel het in.

    GUM251777
  2. Start het diagnoseapparaat en log in op de hoofdinterface van het apparaat.

  3. Het diagnoseapparaat leest automatisch het VIN en toont het nummer op de huidige interface van het apparaat.

Microgolfvenster

De auto heeft een speciaal venster in de voorruit.

Uw tolgeldbetaalapparaat kan op deze locatie worden aangebracht.

GUM251779

Identificatielabel van de aandrijfmotor

Het identificatielabel van de voorste aandrijfmotor bevindt zich onder de motor.

GUM251780

Het identificatielabel van de achterste aandrijfmotor bevindt zich aan de linkerkant onderaan van de motor.

GUM251781

Aanbevolen vloeistoffen en hoeveelheden

Item

Specificaties

Hoeveelheid

Remvloeistof

DOT4

0,9 liter

Koelvloeistof

–40 °C OAT (waterige oplossing van ethyleenglycol met additief)

18 liter (150 kWh)

12,9 liter (100 kWh - Jiangsu Contemporary Amperex Technology Limited)

12,8 liter (100 kWh - CALB Co., Ltd.)

13,15 liter (75 kWh - type A)

12,8 liter (75 kWh, type B)

Koelmiddel

R1234yf (tetrafluoropropeen)

GWP

CO2-equivalent

1000 g

0,501

0,0005 t

Ruitensproeiervloeistof

Vriespunt <–30 °C

4 l

Versnellingsbakolie

Castrol BOT350M3

0,8 l (voor) 1 l (achter)

eCall-informatie auto

GUM251783
  1. Hoogspanningsregelsysteem

  2. Stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen

  3. Airbags

  4. Gascilinder van de gordijnairbag

  5. Structurele versteviging

  6. Gordijnairbags

  7. Laadpoort

  8. Aandrijfmotor

  9. HVAC elektrische verwarming

  10. Hoogspanningsaccu

  11. HV-stroomverdeler achteraan

  12. 12V-accu

  13. Airbagregeleenheid

  14. Airco-compressor

  15. Gordelspanners

Hoogspanningsaccu

De auto is uitgerust met een lithiumion-hoogspanningsaccu. Verzeker u ervan de hoogspanningsaccu niet te beschadigen wanneer de auto omhoog wordt geheven. Wees extra voorzichtig dat u de bodemplaat van de accu niet beschadigd wanneer u gereedschap gebruikt.

Waarschuwing 高压电池警告
  • Zorg voordat u hoogspanningscomponenten repareert, demonteert of installeert eerst dat de voeding is onderbroken, en controleer of de noodschakelaar is uitgeschakeld en de 12V-voedingen zijn losgekoppeld. Laat het voertuig na het uitschakelen van de stroom minstens 5 minuten stilstaan.

  • Het is personeel zonder de juiste kwalificaties verboden om aan de hoogspanningscomponenten te werken. Degenen die eraan werken moeten geschikte geïsoleerde beschermende kleding dragen, zoals isolerende handschoenen die aan de eisen voldoen, en mogen geen metalen voorwerpen bij zich hebben of dragen.

Aandrijfmotor

Het elektrische aandrijfsysteem levert het vermogen van de auto door de gelijkstroomenergie van de hoogspanningsaccu op een regelbare manier om te zetten in een mechanisch koppel, en dit op de wielen over te brengen om de auto aan te drijven. Bovendien kan de elektrische aandrijving bij afremmen ook de remenergie recupereren om de hoogspanningsaccu op te laden. De auto is uitgerust met twee elektrische aandrijfsystemen. Het voorste aandrijfsysteem is geïnstalleerd op het voorste subframe, en het achterste systeem is gemonteerd op het achterste subframe.

12V-accu

De 12V-accu voedt de airbagsystemen, ruiten, sloten, aanraakschermen, verlichting enz.

Airbags

De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags en zij-airbags van de voorste zitrij. De airbags voor bestaan uit de frontale airbags voorste zitrij, die respectievelijk in de bekleding van het stuurwiel bij het instrumentenpaneel aan de kant van de voorpassagier zitten. De zij-airbags bestaan uit zij-airbags voor (aan de buitenzijden van de voorpassagiersstoel en aan de binnenzijde van de bestuurdersstoel) en gordijnairbags (aan beide zijden in het plafond boven de portieren van de A-stijl tot de C-stijl, waar de gascilinders van de gordijnairbags zitten). De plaatsen waar zich een airbag bevindt zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG" om u aan de locaties ervan te herinneren.

Specificaties van de auto

GUM251851
ItemParameters
Lengte A (mm)4790
Breedte B (mm) (zonder buitenspiegels)1960
Hoogte C (mm)1499
Wielbasis D (mm)2888
Spoorbreedte voor E (mm)1685
Spoorbreedte achter F (mm)1685
Overhang voorkant G (mm)897
Overhang achterkant H (mm)1005
Bodemvrijheid (mm)135
RijmodusTijdige vierwielaandrijving (4WD)
Maximumsnelheid (km/u)200
Maximaal hellingspercentage35%
Oploophoek13°
Afloophoek14°
Aantal zitplaatsen5

Specificaties massa

Item

Parameters

Capaciteit HV-accu (kWh)

75100
Ledig massa (kg)21902210
Massa van de auto in rijklare toestand (inclusief koelvloeistof, olie, brandstof, gereedschap, reservewiel en bestuurder) (kg)22652285
Verdeling van deze massa over de assen (kg)Vooras:11291139
Achteras:11361136/1146
Technisch toegestane maximale massa zoals vermeld door de fabrikant (kg)27302730
Verdeling van deze massa over de assen en, bij oplegger of trailer met middenas, belasting op de trekhaakkogel (kg)Vooras:12291229
Achteras:15011501
Technisch toegestane maximale massa op elke as (kg)Vooras:12831283
Achteras:15301530
Opgelet When a trailer is installed, it's still necessary to ensure that:

Wanneer er een aanhanger is aangekoppeld, moet u voor het volgende zorgen:

  • De technisch toelaatbare beladen maximummassa is niet meer dan 2730kg;

  • De technisch toelaatbare maximummassa op de vooras is niet meer dan 1283kg, en op de achteras niet meer dan 1530kg.

Versie 

MRO (kg)

MTT [kg)

Laadvermogen bij volledige bezetting (kg)

Laadvermogen bij 2 personen (kg)

Laadvermogen bij 4 personen (kg)

Massa koppelpunt (kg)

Dakcapaciteit (kg)

75 kWh

2265

2730

165 *

390 *

240 *

75

75

100 kWh

2285

2730

135 *

370 *

220 *

75

75

* Als er 20' banden worden geselecteerd, moet het laadvermogen min een massa van 20 kg zijn; als er een koppelinrichting is gemonteerd, moet het laadvermogen min een massa van 30 kg zijn.

Specificaties velgen en banden

Item

Parameters

Specificaties

245/45R19 102V XL

245/40R20 99W XL

Bandenspanning (bar)

2,6 (onbelast)

2,9 (volle belasting)

Wielvluchthoek voor

-0,37±0,5°

Verschil wielvluchthoek links- en rechtsvoor

0±0,5°

Sporingshoek voor (individueel)

0,21±0,1°

Sporingshoek voor (totaal)

0±0,05°

Naspoorhoek voor

4,17±0,5°

Verschil naspoorhoek links- en rechtsvoor

0±0,5°

Wielvluchthoek achter

-0,96±0,35°

Verschil wielvluchthoek links- en rechtsachter

0±0,5°

Sporingshoek achter (individueel)

0,08±0,05°

Rijhoek

0±0,15°

Stuurwielhoek

0±1,5°

Aanhaalmoment wielbouten (Nm)

140

Opmerking: De bandenspecificaties zijn afhankelijk van de feitelijke voertuigconfiguratie.

Opgelet 为确保行车安全,车轮螺母建议拆装 20 次后进行更换。

Om de rijveiligheid te garanderen, wordt geadviseerd de wielmoeren of -bouten te vervangen nadat deze 20 keer zijn verwijderd en gemonteerd.

Markeringen op de banden

Op de flanken van de banden staan alle markeringen en kenmerken van de banden.

GUM251852
  1. Productnaam

  2. Markering belastingsindex

  3. Bandenmaat

    Wanneer op een band de aanduiding 245/40R20 staat, betekent dit dat het loopvlak een breedte heeft van 245 mm, dat de hoogte/breedteverhouding 40% is, de R geeft aan dat het om een radiaalband gaat en de wieldiameter 20 inch is.

  4. Belastingsindex en snelheidsindex van banden

    De belastingsindex vertegenwoordigt het overeenkomstige gewicht op de band, en de snelheidsindex is de maximumsnelheid waarop de band langdurig mag worden gebruikt.

    Belastingsindex9899100101102103104105106107108109110
    Gewicht750 kg775 kg800 kg825 kg850 kg875 kg900 kg925 kg950 kg975 kg1000 kg1030 kg1060 kg
    QRSTUHVWY
    Snelheidsindex160 km/u170 km/u180 km/u190 km/u200 km/u210 km/u240 km/u270 km/u300 km/u
  5. Toelaatbare maximale belasting en maximale bandenspanning van de band (niet voor normaal rijden)

  6. DOT-bandidentificatienummer

    Deze begint met de letters DOT, gevolgd door cijfers en letters, waarbij de eerste 2 cijfers/letters staan voor de identificatiecode van de bandenfabriek, de daaropvolgende 2 cijfers/letters de bandenmaat aangeven, de volgende 4 cijfers/letters het type band aanduiden, en de laatste 4 cijfers de week en het jaar aangeven waarin de band geproduceerd is. Zo staat 1721 voor de 17e week van 2021. Deze informatie kan worden gebruikt voor contact met de klant als er problemen met een band zijn en de band moet worden teruggeroepen.

Parameters voor de motor

Item

Parameters

Voor

Achter

Aandrijfmotortype

Asynchrone driefasemotor

Synchrone driefasemotor met permanente magneet

Aandrijfmotormodel

YS150S001

TZ210S002

Nominaal vermogen/koppel van de aandrijfmotor (kW/N·m)

30/60

70/150

Piekvermogen/koppel van de aandrijfmotor (kW/N·m)

150/280

210/420

Specificaties voor de remmen en ophanging

Item

Parameters

Dikte van remblok (mm)

Voor

Achter

Nieuw: 8,5

Gebruiksbeperkingen: 2,5

Nieuw: 8

Gebruiksbeperkingen: 2

Dikte van remschijf (mm)

Voor

Achter

Nieuw: 32

Gebruiksbeperkingen: 30

Nieuw: 20

Gebruiksbeperkingen: 18

Parameters Hoogspanningsaccu

Item70 kWh75 kWh (Type A)75 kWh (Type B)100 kWh (Jiangsu Contemporary Amperex Technology Limited)100 kWh (CALB Co., Ltd.)150 kWh
Cel van hoogspanningsaccuTypeDriedelige lithiumionaccuDriedelige lithiumionaccu / lithiumijzerfosfaataccuLithiumijzerfosfaataccuDriedelige lithiumionaccuDriedelige lithiumionaccuDriedelige lithiumionaccu
Nominale spanning (V)3,653,73/3,223,223,733,743,31
Nominale capaciteit (Ah)100237/192201,5276137110
HoogspanningsaccupakketsysteemNominale spanning (V)350386367358358337
Nominale capaciteit (Ah)200195204,5280280446
l x b x h (mm)2062x1539x1362062 x 1539 x 185,62062 x 1539 x 185,62062 x 1539 x 185,62062 x 1539 x 183,12062 x 1539 x 185,6
Aantal cellen in accupakket19211811496192384
Gewicht van accupakket (kg)525535535555555575

Bandenspanning

Waarschuwing 使用胎压过低或过高的轮胎将会引发事故,造成人身伤亡。

Rijden met een te lage of te hoge bandenspanning kan ongelukken veroorzaken en letsel tot gevolg hebben.

Controleer de bandenspanning regelmatig om de rijveiligheid te garanderen. Let er bij het controleren van de bandenspanning op dat de banden koud zijn (de temperatuur van de band moet gelijk zijn aan de omgevingstemperatuur, of de band moet na een rit 3 uur afkoelen). De aanbevolen koude-bandenspanning is aangegeven op het portierframe aan bestuurderskant. Als warme banden wordt gemeten, ligt de bandenspanning over het algemeen ongeveer 0,3 bar hoger dan bij koude banden.

GUM250982

Een te hoge bandenspanning kan het rijcomfort in gevaar brengen en is gevoelig voor schade door hobbels in het wegdek. In ernstige gevallen bestaat zelfs het risico van een klapband, waardoor de veiligheid van de auto in gevaar komt. Een te lage bandenspanning kan ongelijkmatige bandenslijtage veroorzaken, het rijgedrag nadelig beïnvloeden en het energieverbruik van de auto verhogen.

Opgelet 车辆 20 寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5毫米,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120公里/小时)继续行驶。但自修补轮胎不能作为永久补胎措施,若发现轮胎扎钉或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。ET5-20寸
  • U kunt blijven rijden binnen een specifiek snelheidsbereik (tot 120 km/u) mits de auto zelfafdichtende banden heeft, de diameter van het lek kleiner is dan 5 millimeter en het middendisplay een normale bandenspanning aangeeft. Maar zelfafdichtende banden kunnen niet worden gebruikt als langetermijnoplossing. Als u een spijker in uw lekke band aantreft of ernstige schade aan de band opmerkt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor inspectie of vervanging van de band.

  • Probeer ervoor te zorgen dat bij het repareren van de band het lek aan de bovenkant van de band zit.

  • Alleen het profielvlak van de band kan met bandenafdichtmiddel worden gerepareerd.

De banden oppompen met de bandenpomp uit de gereedschapsset van de auto:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg, trek een veiligheidshesje aan en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open de klep van het opbergvak voor het gereedschap in de achterbak van de auto en neem de bandenpomp eruit.

  3. Neem de bandenpompslang die aan de zijkant van de luchtpomp zit eruit en sluit de slang aan op het ventiel van de band.

  4. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-aansluiting in de auto.

  5. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, zet de schakelaar van de bandenpomp aan en begin de banden op te pompen. Wanneer de bandenspanning 2,6 bar bereikt, schakelt u de bandenpomp handmatig uit en koppelt u deze los van de 12V-aansluiting van de auto.

  6. Als u klaar bent met het oppompen, maakt u de bandenpompslang los van het ventiel van de band en bergt u alles op.

Bandenspanningbewakingssysteem

De auto is uitgerust met een bandenspanningbewakingssysteem (TPMS). Als de spanning of temperatuur van een of meerdere banden abnormaal is, gaat op het instrumentenpaneel het TPMS-waarschuwingslampje GUM250992 branden en wordt de betreffende defecte band aangegeven om u te waarschuwen zo snel mogelijk te stoppen en de banden te controleren, op te pompen of leeg te laten lopen tot de juiste bandenspanning is verkregen.

In geval van abnormale bandenspanning of snel luchtverlies gaat het TPMS-waarschuwingslampje GUM250993 branden en er klinkt een geluidssignaal om u te waarschuwen de banden te controleren. Als het directe TPMS uitvalt of de bandentemperatuur de veilige waarde overschrijdt, knippert het TPMS-waarschuwingslampje gedurende 75 seconden, het blijft daarna continu branden GUM250994en er klinkt een geluidssignaal. In dit geval moet u de auto zo snel mogelijk tot stilstand brengen en onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center.

U kunt de interface Instellingen openen vanaf de onderkant van het middendisplay, tik op Mijn ET5 Touring om de huidige bandenspanning te controleren die door het TPMS is gedetecteerd. Als de huidige bandenspanning op het display wordt aangegeven als "--", betekent dit dat het systeem geen geldige waarde heeft verkregen. In dat geval moet u gedurende 10 minuten rijden met een snelheid hoger dan 25 km/u en opnieuw controleren. Als de bandenspanning te laag is, de band oververhit is, of als het directe TPMS defect is, wordt de betreffende band op het display gemarkeerd, samen met de specifieke storingsinformatie.

Het bandenspanningbewakingssysteem werkt op basis van de temperatuur van de banden en de omgevingstemperatuur. Op grote hoogte of in gebieden waar het koud is, kan het nodig zijn om de banden op een iets hogere spanning te brengen om de waarschuwing voor te lage bandenspanning op te heffen.

Als radiozendapparatuur (bijvoorbeeld draadloze headsets of walkietalkies) worden gebruikt in of in de buurt van de auto, kan de werking van het bandenspanningbewakingssysteem worden verstoord.

Sneeuwkettingen

De auto is niet uitgerust met sneeuwkettingen, maar deze kunnen worden gekocht voor gebruik op de auto. Let bij het gebruik van sneeuwkettingen op het volgende:
  • Ongeschikte sneeuwkettingen kunnen de banden, de velgen en het remsysteem van de auto beschadigen. Controleer zorgvuldig de specificaties van de originele banden en raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik van de sneeuwkettingen. Alleen de originele achterbanden zijn geschikt voor sneeuwkettingen.

  • De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 50 km/u of de lagere maximumsnelheid die is opgegeven door de fabrikant van de sneeuwkettingen.

  • Rijd voorzichtig en vermijd obstakels op de weg, kuilen, scherpe bochten en blokkerende wielen omdat deze factoren een negatieve invloed kunnen hebben op de auto.

  • Om schade aan de banden en overmatige slijtage van de sneeuwkettingen te voorkomen, moeten deze worden verwijderd wanneer u op wegen rijdt die niet met sneeuw bedekt zijn.

AutoSocks

De auto is niet uitgerust met AutoSocks, maar deze kunnen apart worden gekocht en gebruikt. Let bij het gebruik van AutoSocks op het volgende:
  • Ongeschikte AutoSocks kunnen de banden, de velgen en het remsysteem van de auto beschadigen. Controleer zorgvuldig de specificaties van de originele banden en raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik van de AutoSocks. AutoSocks zijn geschikt voor alle vier de wielen van de auto.

  • AutoSocks zijn alleen bedoeld voor gebruik op verijzelde of besneeuwde wegen. Verwijder ze onmiddellijk bij het rijden op droge wegen (zoals asfalt, beton, aarde enz.). AutoSocks moeten worden verwijderd wanneer de auto geparkeerd staat.

  • Wanneer de auto start, kunnen er sneeuw- en ijsdeeltjes op de grond worden rondgeslingerd door de verhoogde grip van AutoSocks, dus mensen moeten vermijden om achter de auto te staan.

  • Wanneer u AutoSocks gebruikt, hoeft u het voor de auto specifieke elektronische stabiliteitssysteem niet uit te schakelen.

  • Na het omdoen van AutoSocks mag de rijsnelheid van de auto niet hoger zijn dan 50 km/u. Vermijd tegelijkertijd buitensporige handelingen zoals krachtig accelereren, krachtig remmen, scherpe bochten enz, anders is de kans groot dat de AutoSocks beschadigd raken.

  • Als er na het omdoen van AutoSocks abnormale geluiden tijdens het rijden worden waargenomen, parkeer de auto dan op een veilige plaats en controleer of de AutoSocks correct zijn omgedaan, waarbij de veiligheid van het personeel wordt gewaarborgd.

  • Wanneer de zwarte vezels onder het witte wegcontactoppervlak van de AutoSocks komen bloot te liggen, stop dan met het gebruik ervan en vervang ze door een nieuwe set AutoSocks.

  • AutoSocks zijn geen directe vervanging voor winterbanden.

  • Droog de AutoSocks na gebruik af en plaats ze in de originele verpakking op een droge plaats. Het materiaal van AutoSocks is gemakkelijk in gebruik en kan op kamertemperatuur worden gewassen, zodat de stof die met de weg in contact komt schoon blijft, ze mogen niet worden gestreken.

Winterbanden

De auto wordt geleverd met zomerbanden. In een koude omgeving zijn de rijeigenschappen van de banden minder goed, ze hebben minder grip en worden gevoeliger voor stootschade. High-performance banden kunnen bij koud weer tijdelijk stijver worden en de eerste kilometers kan rolgeluid hoorbaar zijn, tot de banden opwarmen. Om uw auto optimaal te laten presteren, raden we aan om in de winter winterbanden te gebruiken. Kies geschikte winterbanden of spijkerbanden, in overeenstemming met de in uw land geldende wetgeving.

We adviseren om de winterbanden op de auto te monteren wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan ongeveer 7 °C. De rijeigenschappen van zomerbanden worden minder goed bij lagere temperaturen, en ook het rijcomfort vermindert. Zo kunnen er rammelende geluiden door de banden worden veroorzaakt bij manoeuvreren op droog en glad wegdek, of bij het optrekken na een bocht.

Bij extreme kou, als de temperatuur lager is dan –15 °C, kan er permanente schade aan zomerbanden ontstaan.

Gebruik op alle wielen winterbanden van hetzelfde merk en met hetzelfde profiel om veilig te kunnen manoeuvreren.

BandenmaatBelastingindex
245/45R19102
245/40R2099
Opgelet 冬季胎
  • Wanneer de maximale snelheidsindex van banden wordt overschreden, raken ze beschadigd. Hierdoor kunnen de banden barsten. Houd u altijd aan de maximale snelheidsindex van de banden.

  • Winterbanden met een profieldiepte van minder dan 4 mm moeten onmiddellijk worden vervangen. Deze banden zijn niet langer geschikt voor gebruik in de winter omdat ze onvoldoende tractie bieden. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen en een ongeval krijgen.

Bandenreparatie

Waarschuwing 若在轮胎穿刺漏气的情形下继续行驶车辆,容易发生爆胎事故,危及人身安全。
  • Rijd niet met een lekke band, omdat er dan een klapband kan ontstaan; hierdoor komt uw veiligheid in gevaar.

  • Bandenafdichtmiddel kan de ogen en huid irriteren. Buiten bereik van kinderen bewaren. Wanneer u bandenafdichtmiddel gebruikt, zijn open vuur en roken verboden.

  • Als bandenafdichtmiddel op de huid of in de ogen komt, spoel het betreffende deel van uw lichaam dan meteen en grondig af/uit met veel water. Kleed u meteen om als uw kleding vuil is. Raadpleeg onmiddellijk een arts bij een allergische reactie. Als afdichtmiddel wordt ingeslikt, moet u de mond meteen grondig uitspoelen en veel water drinken. Probeer niet te braken.

Opgelet Before using tire sealant, please check the expiry date marked on the tire sealant tank to ensure that it is used before its expiry date. ET5 - 19 Inch
  • Voordat u bandenafdichtmiddel gebruikt, moet u de uiterste gebruiksdatum die op de houder staat controleren, om er zeker van te zijn dat het afdichtmiddel vóór de uiterste gebruiksdatum wordt gebruikt.

  • Wanneer het lek in een 19"-band minder dan 6 mm groot is, adviseren we om het voorwerp dat het lek heeft veroorzaakt, te verwijderen en de band te repareren. Als het lek groter is dan 6 mm of wanneer de band ernstiger beschadigd is, rijd dan niet verder en neem tijdig contact op met het NIO Service Center om de band te vervangen.

  • Als de band wordt gerepareerd zonder het voorwerp dat het lek heeft veroorzaakt te verwijderen, kan de band na de reparatie abnormale geluiden produceren tijdens het rijden, en kan er verder lucht weglekken bij het rijden over lange afstanden.

  • Als zelfreparerende banden of stille katoenbanden worden gebruikt, wordt het niet aanbevolen om de banden te repareren met bandenafdichtmiddel. Neem contact op met het NIO Service Center.

Opgelet 车辆 20 寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5毫米,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120公里/小时)继续行驶。但自修补轮胎不能作为永久补胎措施,若发现轮胎扎钉或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。ET5-20寸
  • U kunt blijven rijden binnen een specifiek snelheidsbereik (tot 120 km/u) mits de auto zelfafdichtende banden heeft, de diameter van het lek kleiner is dan 5 millimeter en het middendisplay een normale bandenspanning aangeeft. Maar zelfafdichtende banden kunnen niet worden gebruikt als langetermijnoplossing. Als u een spijker in uw lekke band aantreft of ernstige schade aan de band opmerkt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor inspectie of vervanging van de band.

  • Probeer ervoor te zorgen dat bij het repareren van de band het lek aan de bovenkant van de band zit.

  • Alleen het profielvlak van de band kan met bandenafdichtmiddel worden gerepareerd.

Parkeer de auto op een vlak, verhard wegdek en schakel de parkeerstand (P) in. Zorg bij druk of fileverkeer voor voldoende afstand. Trek uw veiligheidshesje aan, stel de gevarendriehoek op en schakel de alarmknipperlichten in. Gebruik nu het bandenafdichtmiddel en de bandenpomp uit de voertuiggereedschapsset om de band te repareren:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open in de bagageruimte achterin de afdekking van de voertuiggereedschapsset en neem de bus afdichtmiddel en de bandenpomp eruit.

  3. Haal de sticker met de maximumsnelheid van de bus bandenafdichtmiddel en breng hem aan op het stuurwiel. Zo vergeet u niet dat u met de gerepareerde band niet harder dan 80 km/u mag rijden.

  4. Verbind de bus afdichtmiddel met het wiel: verwijder het ventieldopje vanaf het ventiel en sluit de vulslang aan op het ventiel van de band.

  5. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-aansluiting in de auto.

  6. Zorg dat de auto is ingeschakeld, zet de bandenpomp aan en begin bandenafdichtmiddel in de band te spuiten. Houd de drukmeter in de gaten en zet deze uit wanneer de wijzer ≥ 2,2 bar bereikt (dit duurt ongeveer 5 tot 10 minuten). Zet de bandenpomp uit en ontkoppel de voedingsstekker uit de 12V-aansluiting.

    Opmerking 充气泵开始工作时,胎压指针可能会短暂最高指示至6bar, 随后压力恢复正常。

    Wanneer de bandenblazer begint te werken, zal de drukmeter aanvankelijk een hoge druk tot zes bar weergeven, waarna de druk zal dalen tot een normaal bereik.

  7. Maak de vulslang los van het ventiel van de band, en berg alles op.

  8. Rijd 3 tot 10 km (ongeveer 5 tot 10 minuten) langzamer dan 80 km/u om het afdichtmiddel gelijkmatig in de band te verdelen en het lek te dichten.

  9. Parkeer de auto op een veilige weg, zet de gevarendriehoek op een geschikte plek en controleer de bandenspanningsgegevens op het middendisplay. U kunt voortrijden als de bandenspanning ≥2,2 bar is. Pomp de band op tot ≥2,2 bar als de bandenspanning te laag is, en rijd 3 tot 10 km (of ongeveer 5 tot 10 minuten) met de auto, langzamer dan 80 km/u. Controleer de bandenspanning opnieuw. Als de bandenspanning nog steeds lager is dan 2,2 bar, dan betekent dit dat de band ernstig beschadigd is en dat het afdichtmiddel het lek niet kan dichten. Parkeer de auto op een veilige plaats en neem onmiddellijk contact op met NIO.

Opgelet 若修补轮胎过程中胎压在12分钟内一直无法达到绿色区域,说明破损严重请将车辆安全停靠后呼叫救援
  • Als de bandenspanning niet binnen 12 minuten op het aangegeven bereik komt wanneer de band wordt gerepareerd, is de band ernstig beschadigd. Parkeer de auto op een veilige plek en schakel pechhulp in.

  • Een reparatie met bandafdichtmiddel is slechts een tijdelijke oplossing in noodgevallen. Na het repareren van de band kunt u tot 200 km of maximaal 3 dagen blijven rijden. Ga zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde werkplaats om de band te laten repareren en het bandafdichtmiddel te laten verwijderen.

  • Als de band met bandafdichtmiddel is gerepareerd, neem contact op met het NIO Service Center om de slang van de opblaaspomp te laten vervangen.

Een band vervangen

Wanneer u door een ernstige luchtlekkage niet verder kunt rijden, parkeer de auto dan op een vlakke en stevige weg die niet druk of overvol is, schakel de parkeerstand (P) in, trek uw reflecterende vest aan en plaats de gevarendriehoek, schakel de alarmknipperlichten in en neem vervolgens contact op met het NIO Service Center voor vervangen van de band.

Waarschuwing 更换轮胎时需选用与原车轮胎规格相同的新轮胎,选用规格不一致的轮胎将可能影响车辆操纵性而导致车辆失去控制。
  • Voor het vervangen van de banden selecteert u nieuwe banden met dezelfde specificaties als de originele banden. Als banden met andere specificaties worden gebruikt, kan de wendbaarheid van de auto worden beïnvloed en leiden tot verlies van controle over de auto.

  • Krik de auto niet omhoog als er mensen in zitten.

  • Gebruik geen krik om de auto omhoog te krikken op een af- of oplopende ondergrond of wanneer de ondergrond naar beide kanten afloopt.

  • Krik de auto alleen omhoog op de kriksteunpunten aan de onderkant van de auto.

  • Wanneer u een krik gebruikt om een auto omhoog te krikken, plaatst u geen voorwerpen op of onder de krik.

  • Als u een krik gebruikt om de auto omhoog te krikken voor het vervangen van een band, plaatst u geen lichaamsdelen onder de opgekrikte auto omdat dit letsel kan veroorzaken.

  • De krik mag alleen worden gebruikt om de auto omhoog te krikken voor het vervangen van een band.

Een band vervangen:
  1. Zorg ervoor dat u een krik en een reservewiel met de juiste specificaties bij de hand hebt om de band te vervangen.

  2. Plaats een blok vóór de band schuin tegenover het wiel dat moet worden verwisseld, zodat de auto niet wegrolt.

  3. Gebruik het gereedschap uit de noodset om de boutkapjes te verwijderen en draai de bouten tegen de klok in los met behulp van de wielmoersleutel.
    GUM251000
    Opgelet 轮圈外观有特殊保护涂层,在拆装螺栓、轮胎或轮圈的过程中,应对轮圈施工区域进行合理防护,以免拆装过程中硬物意外划伤轮圈表面。

    De buitenrand van de velg is voorzien van een speciale beschermende coating. Bij het verwijderen en aanbrengen van bouten, banden of velgen, moet het werkvlak van de velg naar behoren worden beschermd om te voorkomen dat het oppervlak van de velg per ongeluk door harde voorwerpen wordt bekrast.

  4. Plaats de krik onder het correcte kriksteunpunt.

    GUM251006
    Waarschuwing 确认将千斤顶设置在正确的顶起点上,不正确的顶起点将损坏车辆或导致车辆从千斤顶上滑落并造成人员受伤。

    Verzeker u ervan dat u de krik op de juiste kriksteunpunten plaatst. Als u niet de juiste kriksteunpunten gebruikt, kan de auto beschadigd raken of van de krik afglijden, wat tot persoonlijk letsel kan leiden.

  5. Krik de auto op tot de hoogte voor het aanbrengen van het reservewiel. Zodra de krik in contact komt met de auto en deze begint op te tillen, moet u nogmaals controleren of de krik correct onder het kriksteunpunt zit.

    GUM251011
  6. Verwijder de wielbouten en vervang het wiel. Zorg er bij het monteren van het wiel voor dat de bouten zijn uitgelijnd met de montagegaten en dat de metalen kant van het wiel goed aansluit op het montagevlak.

  7. Nadat u de wielbouten hebt aangebracht, laat u de auto met behulp van de krik zakken. Gebruik nu de wielsleutel om alle bouten aan te halen (met de klok mee) en gebruik vervolgens een momentsleutel om de wielbouten met de opgegeven koppelwaarde aan te halen.

  8. Controleer de bandenspanning van het reservewiel nadat het wiel is vervangen, breng de band indien nodig op de voorgeschreven spanning en zet dan het dopje op het ventiel.

  9. Berg het gereedschap, de krik en het wiel met de lekke band veilig op.

De gevarendriehoek opstellen

In geval van nood moet u de auto voorzichtig naar een veilige plaats rijden. Gebruik het rempedaal om de auto helemaal tot stilstand te brengen, zet de auto in de parkeerstand (P) en schakel de alarmknipperlichten in op de middenconsole om andere bestuurders en voorbijgangers te waarschuwen.

GUM251023
  1. Schakelaar parkeerstand (P)

  2. Alarmknipperlichten

Om toegang te krijgen tot de noodset aan boord, opent u de afdekking onder het opbergvak in de bagageruimte. Binnenin vindt u de gevarendriehoek en een veiligheidshesje. Trek het veiligheidshesje aan en plaats de gevarendriehoek op een afstand van 50 tot 100 meter achter de auto (op snelwegen op 150 meter achter de auto. 's Nachts vergroot u de afstand met nog eens 100 meter. Bij regen of mist plaatst u de gevarendriehoek 200 meter achter de auto).

GUM251030

Opstellen van de gevarendriehoek:

GUM251037
  1. Klap de steun onder de driehoek uit;

  2. Klap de zijkanten van de driehoek uit;

  3. Maak de drukknop aan de bovenkant van de driehoek vast;

  4. Verwijder de zachte, rubber dop aan het uiteinde van de steunpoot.

    Opgelet 打开软胶套过程中请注意安全,避免划伤。

    Wees voorzichtig wanneer u de zachte, rubber dop verwijdert om te voorkomen dat u zichzelf snijdt.

De pechhulpdienst bellen

In geval van ongelukken zoals een aanrijding, wateroverlast, brand in een hoogspanningsaccu enz. dient u na het plaatsen van de waarschuwingsborden de auto zo snel mogelijk te verlaten terwijl u de veiligheid van de omgeving waarborgt en een veilige afstand aanhoudt (meer dan 15 meter) en hulp inroept.

Waarschuwing 如遇电池起火风险,车辆将自动切断动力,仪表及中控屏将弹出警示信息,请您尽快驶离危险地带后停车(如高速快车道),而后立即离开车辆并呼叫救援。

Als er voor de hoogspanningsaccu brandgevaar bestaat, zal de auto automatisch de stroom uitschakelen en wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven op het digitale instrumentenpaneel en het middendisplay. Verlaat het voertuig onmiddellijk en bel voor hulp nadat u zich ervan hebt verzekerd dat de omgeving veilig is.

  • Als de auto verbonden is met het netwerk, kunt u op de SOS-knop in de dakhemel drukken om contact op te nemen met de pechhulpdienst. U kunt uw oproep op het middendisplay annuleren binnen 5 seconden na het plaatsen van de oproep.

    GUM251044
Opmerking 车辆在连接网络状态下,当发生事故且安全气囊弹出时,车辆将自动呼叫救援,为您的生命安全护航。

Als uw auto is verbonden met het netwerk en een ongeval zich voordoet waarbij de airbag of de gordelspanner wordt geactiveerd, roept uw auto automatisch de hulpdiensten op om u tegen gevaar te beschermen.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding

Het eCall-systeem dat in verbinding staat met 112 is verplicht voor nieuwe automodellen in alle EU-landen. Bij een ernstig ongeval kan het eCall-systeem u via een audioverbinding automatisch verbinden met een geschikte PSAP (alarmcentrale) als het boordveiligheidssysteem wordt geactiveerd, of handmatig als u op de SOS-knop op de dakconsole drukt.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding is standaard geactiveerd. Het wordt automatisch geactiveerd als bij een ernstig ongeval het activeringsniveau voor de gordelspanners of airbags wordt bereikt. Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding kan waar nodig ook handmatig worden geactiveerd. Als u eCall handmatig wilt activeren, druk langer dan 250 milliseconden op de knop SOS in de dakconsole en laat de knop binnen 10 seconden los. De handmatige activering is zodanig ontworpen dat onbedoeld gebruik wordt voorkomen. Als u de oproep wilt annuleren, laat de knop SOS binnen vijf seconden weer los nadat de knop voor het eerst werd ingedrukt.

Bij een kritische systeemstoring kan het eCall-boordsysteem met 112-verbinding van de auto mogelijk niet goed werken. De achtergrondverlichting van de knop SOS geeft de status van de noodoproep aan. Als het lampje groen brandt, werkt het eCall-systeem goed; als het groen knippert, is er een noodoproep bezig; als het rood knippert, is een kleine storing in het eCall-systeem, maar kan het nog altijd worden geactiveerd; als het rood brandt, is er een grote storing in het eCall-systeem en kan het systeem niet worden geactiveerd. In dat geval ziet u ook een storingsmelding op het centrale display en moet u waar nodig contact opnemen met NIO.

De verwerking van persoonsgegevens via het eCall-systeem dat in verbinding staat met 112 is in overeenstemming met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 95/46/EG (1) en 2002/58/EG (2) van het Europees Parlement en de Raad, en is met name gebaseerd op de noodzaak om de vitale belangen van personen te beschermen in overeenstemming met artikel 7(d) van Richtlijn 95/46/EG (3). De verwerking van dergelijke gegevens is strikt beperkt tot het doel van de verwerking van noodoproepen die worden gedaan naar het uniforme Europese alarmnummer 112 in noodsituaties in de zin van artikel 5(2) van Verordening (EU) 2015/758.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding in de auto kan uitsluitend de volgende gegevens verzamelen en verwerken:

  • Voertuigidentificatienummer

  • Het type voertuig (personenauto)

  • Het type aandrijfsysteem van de auto (benzine/diesel/cng/lpg/elektrisch/waterstof).

  • De laatste drie locaties van de auto en de rijrichting. De recente locaties van de auto worden willekeurig geselecteerd om te zorgen dat het IVS niet traceerbaar is en niet voortdurend wordt gevolgd.

  • Het geschatte aantal inzittenden.

  • Het logbestand van de eCall-activering van het systeem en een tijdstempel.

Ontvangers van gegevens die worden verwerkt door het eCall-systeem dat in verbinding staat met 112 zijn de relevante alarmcentrales in het gebied waar de auto zich bevindt. De gegevens kunnen beperkt tot noodhulp worden gedeeld met andere partijen, zoals politiebureaus, brandweerkazernes en ziekenhuizen.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding werkt als volgt:

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen zijn niet beschikbaar buiten het systeem voordat een eCall-oproep wordt geactiveerd.

  • Het systeem is niet traceerbaar en wordt niet continu gevolgd in de normale gebruiksstatus.

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen, worden automatisch en continu verwijderd.

  • De locatiegegevens voor de auto worden continu overschreven in het interne geheugen van het systeem, zodat alleen de laatste drie actuele locaties van de auto noodzakelijk voor de normale werking van het systeem worden bewaard.

  • Het logbestand met activiteitsgegevens in het systeem wordt niet langer bewaard dan noodzakelijk voor het afhandelen van de noodoproep en in elk geval niet langer dan 13 uur nadat een noodoproep is geactiveerd.

Neem contact op met NIO voor hulp bij het uitoefenen van de rechten van gegevensonderwerpen en voor de instantie die verantwoordelijk is voor het afhandelen van toegangsrechten. Zie voor informatie over contactgegevens onze Privacy melding voor verbonden voertuigen of de contactgegevens in deze handleiding. NIO GmbH

Gegevensbescherming

Montgelasstrasse 14

81679 München

Duitsland

privacy.eu@nio.io

00 8000 999 6699 (EU) / 800 24 789 (Noorwegen)

TPS eCall

TPS ecall is een externe ondersteunde eCall-service voor 112-gebaseerde eCall in de EU. ARC Europe SA handelt als TPS-provider voor NIO TPS eCall en exploiteert de NIO TPS eCall 24 uur per dag en 7 dagen per week.

Het TPS eCall-systeem biedt gebruikers diensten in hun eigen taal aan op basis van de taal die in de auto is ingesteld. De TPS eCall-agent beoordeelt of het een echt noodgeval of loos alarm is voordat de relevante alarmcentrales worden gebeld en annuleert oproepen bij loos alarm om juridische risico's vanwege onnodig contact met alarmcentrales te voorkomen. Als zich een incident voordoet, kan de TPS-provider de oproep van de gebruiker doorsturen naar een pechhulpdienst of de gebruiker adviseren om contact op te nemen met zijn of haar verzekeringsmaatschappij als die pechhulp leveren. Als wordt beoordeeld dat het incident een aanrijding of noodgeval is, stuurt de TPS-provider de basisgegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale en wordt de afwikkeling van het incident gevolgd. Tijdens het ondersteuningsproces kunnen TPS-providers als tolk tussen gebruikers en plaatselijke pechhulpdiensten fungeren, zodat er geen taalbarrières in noodsituaties ontstaan.

TPS eCall kan door de hoofdgebruiker worden ingesteld via Instelling – Algemeen op de instellingenpagina van het ICS van de auto, en vervangt dan de voorgeschreven eCall. TPS eCall is de standaard ingestelde optie. Zodra de klant dit heeft ingesteld, wordt de keuze opgeslagen in het gebruikersprofiel.

NIO TPS eCalls kunnen alleen worden beëindigd door de TPS-provider. Informeer de provider als een gesprek per ongeluk wordt doorverbonden en de provider beëindigt het gesprek voor u.

De noodzakelijke gegevens over uw auto worden verzameld en naar het NIO TPS gezonden en vervolgens doorgestuurd naar de TPS-provider die het noodgeval zal afhandelen wanneer TPS eCall actief wordt geactiveerd door de bestuurder, door een aanrijding of door EDA.

Geüploade TPS eCall-gegevens worden 6 maanden opgeslagen, zodat NIO op het ongeval kan reageren en het kan afhandelen.

Na contact met de bestuurder en passagiers stuurt het TPS-bedrijf de noodzakelijke gegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale in de plaatselijke taal zodat de bestuurder verder kan worden geholpen.

De TPS-provider mag alleen de volgende gegevens verzamelen en verwerken, en deze waar nodig doorsturen naar de plaatselijke alarmcentrale:

  • Service-informatie over het rijden.

    • Type aanrijding (voor, zijkant, achter, enz.) en delta-snelheid (verandering in snelheid) (Vx en Vy).OPMERKING: Delta Velocity verzamelt de verandering in snelheid elke 10 ms op de X-as en Y-as gedurende 250 ms na de aanrijding.)

    • Huidige locatie en rijrichting van de auto

    • Rijsnelheid

    • Type aandrijvingsopslag van de auto

    • Geactiveerde airbags (hoeveel airbags er na de aanrijding zijn geactiveerd).

    • Taal ingesteld op het middendisplay

    • Aantal passagiers

  • Contactgegevens

    • Naam gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

    • E-mailadres gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

    • Mobiel nummer gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

  • Basisinformatie over de auto

    • Merk/Model/Kleur/Modeljaar

    • VIN-nummer

Starthulp

Als de wagen niet normaal kan worden gestart omdat de 12 voltaccu leeg is, kunt u starten door het via een startkabel aan te sluiten op de 12 volt accu van een andere voertuig.

Opgelet NT2通过跨接电缆启动车辆时,两车切勿相互接触,否则一旦连接两车低压电池正极,电流可能立即导通,造成车辆损坏。
  • Wanneer de auto met behulp van startkabels wordt gestart, is het van groot belang dat de twee voertuigen elkaar niet raken. Als de pluspolen van de 12V-accu van de twee voertuigen met elkaar worden verbonden, kan de stroom direct gaan lopen, waardoor de voertuigen worden beschadigd.

  • Sluit eerst de positieve klemmen aan en dan de negatieve.

  • Wanneer startkabels worden gebruikt om een externe voedingsbron te initialiseren, zijn spanningsvereisten van toepassing. Neem contact op met het NIO Service Center wanneer de accu leeg is om beschadiging van de accu te voorkomen.

Hoe u een auto moet starten met startkabels:

  1. Schakel de auto in de parkeerstand (P), controleer of de 12 voltaccu is uitgeschakeld en correct op het elektrisch systeem van de auto is aangesloten, open de kap van de kofferbak vooraan en kijk waar de 12 voltaccu van het te helpen voertuig A zit.

    GUM251052
  2. Sluit het ene uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (+) van de 12V-accu van de te helpen auto (A).

    GUM251059
  3. Sluit het andere uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (+) van de 12V-accu in het helpende voertuig (B).

  4. Sluit het ene uiteinde van de zwarte kabel aan op de negatieve (–) pool van de 12 volt accu van het helpende voertuig B.

  5. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op het goede massapunt op de 12 volt accu van het te helpen voertuig A.

  6. Start het helpende voertuig, wacht enkele minuten en start daarna het te helpen voertuig. Kijk of het te helpen voertuig A normaal gestart kan worden.

  7. Maak de startkabels los in de omgekeerde volgorde van hoe u ze had aangesloten, en berg ze op.

De auto in een noodgeval van buitenaf ontgrendelen

Wanneer de auto niet van buitenaf kan worden ontgrendeld met reguliere methoden (met de smart key, sleutelloze ontgrendeling, de NIO-app of NFC-sleutel), kan de fysieke sleutel worden gebruikt om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

Opgelet 请将物理应急钥匙带出车外并妥善保管,以备紧急解锁或上锁时使用。

Bewaar de fysieke noodsleutel op een veilige plaats buiten de auto, zodat u deze kunt gebruiken om in noodgevallen de auto te vergrendelen of te ontgrendelen.

De gebruiksinstructies voor de fysieke sleutel zijn als volgt:
  1. Gebruik de schuifknop op de fysieke sleutel en trek het metalen deel van de fysieke sleutel eruit.

    GUM181059
  2. Houd het voorste deel van de portierhendel op de buitenkant van het bestuurdersportier ingedrukt zodat de portierhendel op de buitenkant van de auto naar buiten beweegt.

    GUM181060
  3. Houd de uitgeklapte portierhendel op de buitenkant van de auto met een hand vast terwijl u de fysieke sleutel met de andere hand in het sleutelgat van de portierhendel op de buitenkant van de auto duwt. Draai de sleutel nu linksom om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

    GUM181061
  4. Houd bij het vergrendelen het voorste deel van de portierhendel op de buitenkant van de auto ingedrukt, draai de fysieke sleutel eerst linksom om te ontgrendelen, en draai vervolgens de sleutel rechtsom om het bestuurdersportier te vergrendelen.

Opgelet 使用物理应急钥匙解锁主驾车门后,若需使用智能钥匙上锁车门前,需打开车门使车门锁芯复位,避免主驾车门将处于解锁状态,守护车辆安全。

Nadat u het bestuurdersportier hebt ontgrendeld met behulp van de fysieke sleutel, moet u, als u daarna de portieren wilt vergrendelen met de smart key, eerst het bestuurdersportier één keer ontgrendelen en vergrendelen om de cilinder van het portierslot terug te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat het bestuurdersportier ontgrendeld blijft.

Het portier van binnenuit openen in geval van nood

Als de hele auto is vergrendeld en een portier in een noodgeval moet worden geopend (bijvoorbeeld wanneer de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep niet werkt of de auto doordrenkt is met water), moet u één keer aan de mechanische schakelaar van de binnenhandgreep trekken om het portier te openen.

GUM251073
Opgelet NT2车内应急开门-无框车门
  • Wanneer de 12V-accu van de auto bijna leeg is, kan de fysieke sleutel alleen worden gebruikt om het bestuurdersportier te ontgrendelen. Op dat moment kan hij niet worden gebruikt om alle portieren te ontgrendelen. De andere portieren kunnen dan alleen worden ontgrendeld en geopend door te trekken aan de mechanische schakelaar bij de binnenhandgreep.

  • Het is mogelijk dat de ruiten niet kunnen worden geopend wanneer het portier wordt geopend met de mechanische schakelaar voor de binnenhandgreep, omdat dan het bekledingspaneel van de ruit beschadigd zou kunnen raken.

  • Wanneer de kinderslotfunctie is ingeschakeld, kan geen van beide achterportieren van binnenuit worden geopend. Ze kunnen alleen van buitenaf worden geopend nadat de auto is ontgrendeld.

  • Bij een ongeval dat zo ernstig is dat de airbag wordt geactiveerd, wordt het kinderslot op de achterportieren automatisch ontgrendeld.

De achterklep in noodgevallen openen

GUM251081

Open het vierkante blok boven de vergrendeling vanuit de binnenkant van de achterbak en druk vervolgens lang op de witte knop om de achterklep te openen.

Evacuatie in noodsituaties

In geval van gevaar of een noodsituatie met de auto, evacueert u de auto zo snel mogelijk en roept u hulp in terwijl u goed let op uw persoonlijke veiligheid.

Botsingen

Als uw auto betrokken is bij een ernstig aanrijdingsongeval en het veilig is om uit de auto te stappen, verlaat u onmiddellijk de auto en gaat u naar een veilig gebied om secundair letsel te voorkomen.

Autobrand of abnormale temperatuur

Als uw auto rookt uitstoot, in brand staat of in een andere noodsituatie verkeert, moet u de auto snel verlaten en naar een veilig gebied gaan om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Als er op het middendisplay van uw auto waarschuwingen over abnormale problemen met de auto of de hoogspanningsaccu verschijnen, stop dan de auto op een veilige manier. Stap snel uit de auto en ga naar een veilige locatie om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen.

Auto onder water

Als uw auto vast komt te zitten in een ernstig overstroomd gebied, zoals een onderdoorgang of een laaggelegen weg, verlaat u onmiddellijk de auto en gaat u naar een veilig gebied om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Ernstige autopech

Als uw auto tijdens het rijden een ernstig defect vertoont of als het middendisplay een ernstig defect in de auto aangeeft, parkeert u de auto terwijl u goed op uw veiligheid let. Verlaat dan snel de auto en roep hulp in.

Andere

Andere scenario's waarin het nodig is om de auto onmiddellijk te evacueren.

EHBO-kit

Uw auto is uitgerust met een EHBO-kit en de kit bevindt zich in het zijvak van de achterbak. De EHBO-kit bevat de noodzakelijke medische hulpmiddelen voor een eerste behandeling in noodsituaties. Voor specifieke instructies over het gebruik van de hulpmiddelen raadpleegt u de handleiding inbegrepen in de kit.

De EHBO-kit is 5 jaar houdbaar. Nadat deze tijd verstreken is, neemt u contact op met NIO om een nieuwe aan te schaffen.

Beschermende uitrusting voor reddingsacties

De aandrijflijn van de auto wordt aangedreven door een hoogspanningsaccu. Bij een ernstige botsing kan er hoogspanning of elektrolyt uit de accu lekken. Daarom moeten reddingsoperaties voor de auto worden uitgevoerd door professionele redders die de juiste beschermingsmiddelen dragen om persoonlijke veiligheid te waarborgen.

Waarschuwing 对车辆进行操作时请确保身上未携带金属制品(如项链、手表等),以免发生电击伤害。

Zorg ervoor dat u bij het werken aan de auto geen metalen voorwerpen draagt (zoals kettingen en horloges) om letsel door elektrische schokken te voorkomen.

Elektrische bescherming

Gebruik de volgende beschermingsmiddelen om letsel door elektrische hoogspanningsschokken te voorkomen:
  • Isolerende rubberhandschoenen (elektrisch isolerend tegen spanningen >1000V)

  • Veiligheidsbril

  • Isolerend veiligheidsschoeisel

  • Gereedschappen met geïsoleerde beschermlaag

Chemische bescherming

Draag in het geval van een mogelijk risico van lekkage van een hoogspanningsaccu de volgende beschermingsmiddelen om letsel aan uw huid en gezicht te voorkomen:
  • Gezichtsbescherming

  • Oplosmiddelbestendige handschoenen

Het hoogspanningscircuit onderbreken:

Als u het hoogspanningscircuit moet onderbreken, moet u eerst de stekker voor hoogspanningsuitschakeling in noodgevallen ontkoppelen (deze bevindt zich aan de linkerkant in de voorbak en daarna de kabel losmaken die op de minpool van de 12V-accu is aangesloten (in de voorbak nabij de voorruit).

Zo onderbreekt u het hoogspanningscircuit:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

    GUM251098
  2. Zet de motorkap omhoog.

  3. Trek de stekker voor HV-uitschakeling uit, zo onderbreekt u het hoogspanningsvoedingscircuit, verwijder de stekker en leg hem op een veilige plaats.

    GUM251102
  4. Koppel de kabel los van de minpool van de 12 V-accu en omwikkel deze na het losmaken in isolerend materiaal om geleiding bij onbedoeld contact te voorkomen.

    GUM251108

Berging van de auto na een ongeval

Opgelet 本车辆不适合使用车轮着地的牵引方式进行牵引,请勿使用牵引链条直接牵引车辆。
  • Dit auto mag niet worden gesleept met vier wielen op de grond. Sleep de auto niet rechtstreeks met een sleeptouw.

  • De sleepoog worden alleen aanbevolen voor het verplaatsen van de auto vanaf een vlakke ondergrond op een auto-ambulance.

  • Wanneer het voertuig vastzit in de sneeuw, modder of zand, of wanneer de wielen geblokkeerd zijn en niet vrij kunnen draaien, mag u niet een sleepoog gebruiken om het voertuig te slepen. Neem contact op met het NIO Service Center.

GUM251123
Waar nodig kan de auto op een auto-ambulance worden vervoerd. De auto op de auto-ambulance takelen:
  1. Neem het sleepoog uit de gereedschapsset in de achterbak.

    GUM251131
  2. Druk op de onderkant van de sleepoogklep aan de voorkant van de auto om de klep (1 in de afbeelding) te openen. Steek het sleepoog in de opening en draai tot het sleepoog stevig vastzit (2 in de afbeelding). Het sleepoog aan de achterkant van de auto (indien voorzien) wordt op dezelfde manier bevestigd als het sleepoog aan de voorkant.

    GUM251138
  3. Trap het rempedaal in terwijl de auto in de parkeerstand (P) staat. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Neutraalstand (P). De parkeerrem wordt losgezet en de auto kan nu worden gesleept.

  4. Voordat u de auto laat slepen moet u het contact uitschakelen, de alarmknipperlichten aanzetten, u ervan verzekeren dat niemand meer in de auto is en vervolgens de hele auto vergrendelen.

  5. Bevestig de sleepketting aan het sleepoog en sleep de auto langzaam op de auto-ambulance.

  6. Als de auto op de juiste plaats op de auto-ambulance is gesleept, moet u wielblokken aanbrengen en de wielen vastzetten met spanbanden.

  7. Voordat de auto met de auto-ambulance wordt getransporteerd, moet u op het middendisplay de neutraalstand (N) uitschakelen om te voorkomen dat de auto wordt beschadigd door schokken tijdens het transport.

Opgelet 在确保车辆没有安全风险的前提下才可拖离现场。-NT2
  • Alleen als er geen veiligheidsrisico is voor het voertuig, mag het van de locatie worden weggesleept. Als het hoogspanningsaccupakket van de auto vervormd is, vloeistof lekt of rook uitstoot, moeten de veiligheidsrisico's eerst worden weggenomen.

  • Als u de auto niet op de normale manier in neutraalstand (N) kunt zetten, kunt u proberen om het middendisplay opnieuw op te starten door de 12V-accu weer aan te sluiten. Als het niet mogelijk is om de parkeerrem los te zetten, kan het voertuig over een zo kort mogelijke afstand worden verplaatst met behulp van wieldollies of een platformlier.

  • Trap niet het rempedaal of gaspedaal hard in terwijl u op het middendisplay de neutraalstand (N) verlaat.

  • Wanneer de parkeerrem wordt vrijgezet en het voertuig kan worden gesleept, bestaat op een helling het risico dat de auto naar beneden rolt. Indien nodig moet u in combinatie met de parkeerrem ook stopblokken gebruiken.

Reddingsactie bij een te water geraakt voertuig

Opgelet 车辆在涉水行驶时建议不要长时间处于深水内(以不超过电池底板为宜),否则容易对车辆高压部件造成损坏。

Het wordt geadviseerd om niet langdurig in diep water te blijven staan (bij voorkeur niet dieper dan de bodemplaat van de hoogspanningsaccu) wanneer de auto door hoog water rijdt omdat dit schade kan veroorzaken aan de hoogspanningscomponenten.

Zolang de carrosserie en het chassis van de auto niet beschadigd zijn, is er geen aanzienlijke kans op elektrische schokken door een korte onderdompeling in water. Echter, bij met water doordrenkte voertuigen moet professioneel reddingspersoneel de juiste beschermende reddingsuitrusting dragen, voor goede isolatie zorgen, de auto uit het water trekken, het portier openen en de stroom uitschakelen. Vervolgens moeten ze het water uit de auto verwijderen, controleren op lekkage en het hoogspanningscircuit veilig uitschakelen.

Waarschuwing 处理浸水车辆时,若救援人员未穿戴适当的救援防护装备将带来严重伤害甚至死亡。

Als bij een te water geraakte auto de reddingswerkers geen goede beschermende reddingsuitrusting dragen, kan dit leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood.

Redding bij autobrand

Waarschuwing 如果车辆发生火灾,切勿直接触摸车辆任意部分。请穿戴正确的防护装备对其进行操作。
  • Als het voertuig in brand staat, mag u geen enkel deel van het voertuig aanraken. Reddingsoperaties moeten worden uitgevoerd door professionele reddingswerkers die de juiste beschermingsmiddelen dragen.

  • De gassen opgeslagen de gascilinders van de gordijnairbags en de hogedrukgascilinders van de luchtvering kunnen bij hoge temperaturen uitzetten en een explosie veroorzaken. Wees altijd voorzichtig om persoonlijk letsel te voorkomen.

Brandblussers mogen worden gebruikt als de hoogspanningsaccu niet bij de brand in de auto betrokken is.

Als de hoogspanningsaccu van de auto verhit of ontstoken is, of zelfs maar verbogen, gebarsten of beschadigd is, koelt u de hoogspanningsaccu af met een grote hoeveelheid water of een brandblusser met gemengd schuim (F500 wordt aanbevolen). Nadat de hoogspanningsaccu volledig is afgekoeld (dit kan tot 24 uur duren), monitort u de situatie nog een uur en verzekert u zich ervan dat de hoogspanningsaccu niet meer warm wordt voordat u de auto verplaatst naar een open ruimte met een vlakke ondergrond. Zet een veilig gebied af van 15 meter om te voorkomen dat niet-betrokken personen de auto kunnen aanraken.

Waarschuwing 对着火的高压电池采取降温措施后需警惕高压电池有复燃风险,避免运输过程中造成二次伤害。

Nadat u maatregelen hebt genomen om de brandende hoogspanningsaccu af te koelen, moet u alert blijven op het risico dat de accu opnieuw vlam vat om gevaren te voorkomen tijdens het transport van de beschadigde auto.

Reddingsactie bij een voertuig met hoogspanningsacculekkage

Waarschuwing 若车辆发生碰撞事故导致高压电池液体泄漏应由专业救援人员操作,且务必佩戴防护面罩以及溶剂隔离手套,切勿直接碰触液体。

Als een botsing plaatsvindt die leidt tot lekkage van vloeistof uit de hoogspanningsaccu, moet dit worden afgehandeld door professionele reddingswerkers die gelaatsbescherming en oplosmiddelbestendige handschoenen moeten dragen en rechtstreekse aanraking van de vloeistof moeten vermijden.

Als de hoogspanningsaccu lekt, kan deze warmte genereren en zelfs brand veroorzaken. Koel de hoogspanningsaccu eerst af en ruim daarna de vloeistoffen op:
  • Als de lekkage niet ernstig is, gebruikt u een vloeistofabsorberend vel om de vloeistof op te ruimen en plaatst u het vel vervolgens in een afgesloten bak of ruimt u het vel op door middel van verbrandt.

  • Als de lekkage ernstig is, ruimt u de vloeistoffen op door de richtlijnen voor het verwerken van gevaarlijk chemisch afval te volgen. Giet calciumgluconaatoplossing over de gelekte vloeistoffen.

Opgelet 若人体不慎接触泄露液体时,应尝试消除污染的衣物并立即用肥皂和大量水冲洗15分钟,直到没有化学物质残留。若无改善或出现不适症状,请立即就医。

Als het menselijk lichaam per ongeluk in aanraking komt met de gelekte vloeistof, trekt u de vervuilde kleding uit en spoelt u onmiddellijk gedurende 15 minuten met zeep en veel water tot er geen resten van chemicaliën meer zijn. Als geen verbetering optreedt of ongemak wordt ervaren, moet o onmiddellijk medische hulp inroepen.

Zone voor snijden en knippen door de hulpdiensten

Waarschuwing 专业救援人员对车辆进行切割操作时务必使用液压切刀等合适的工具,并穿戴适当的个人防护装备,避免造成严重的人身伤害。

Bij het knippen in de auto moeten professionele reddingswerkers geschikt gereedschap gebruiken, zoals hydraulische scharen, en geschikte beschermingsmiddelen dragen om ernstig persoonlijk letsel te voorkomen.

Wanneer snijden of knippen door de hulpdiensten noodzakelijk is, moeten geschikte gereedschappen worden gebruikt. De hoogspannings- en hogedrukzones van de auto zijn verboden snijzones, zoals: Onderdelen die verband houden met de airbags, hoogspanningsonderdelen en andere onderdelen, zoals aangegeven in de belangrijkste gebieden op de afbeelding hieronder.

GUM251148